Ongewild urineverlies of incontinentie bij mannen: oorzaken en behandeling

dossier

Ongewild urineverlies of urine-incontinentie wordt vaak gezien als een typische vrouwenkwaal. Nochtans komt het ook vaak voor bij mannen, maar wel veel minder dan bij vrouwen. Naar schatting zou ongeveer 10 procent van de mannen boven de veertig een of andere vorm van incontinentie hebben, tegenover ruim 20 procent vrouwen. Mogelijk ligt het reële cijfer hoger omdat veel mensen geen arts raadplegen bij incontinentie. Hoe ouder, hoe hoger het percentage, zowel bij mannen als vrouwen. Bij mannen boven de 75 zou een op drie aan incontinentie lijden, bij vrouwen meer dan de helft. 

Dat incontinentie meer bij vrouwen voorkomt, heeft meerdere verklaringen.
• Mannen hebben een langere plasbuis. Dit betekent dat zijn plasbuis een langer afsluitmechanisme heeft dat onderweg de binnenste sluitspier, de prostaat en de buitenste sluitspier tegenkomt. De vrouw heeft maar één afsluitmechanisme, de buitenste sluitspier ‘externe sfincter’. 
• Ook de ondersteuning van het omliggende weefsel speelt een rol. De bekkenbodem is bij vrouwen minder sterk dan bij mannen (ook door zwangerschap, verzakking enzovoort). 
• Een derde factor is dat het slijmvlies in de plasbuis een rol speelt bij het goed kunnen afsluiten. Na de overgang van vrouwen droogt dit slijmvlies uit waardoor de plasbuis minder goed dicht gedrukt kan worden. Hierdoor wordt de plasbuis kwetsbaarder en kan ze sneller geprikkeld zijn.

Urine-incontinentie is geen ziekte en kan op zich ook niet echt kwaad, maar het is wel erg vervelend. Zeker bij mannen bestaat er groot taboe rond urineverlies. Veel mannen denken nog altijd dat het een normaal verouderingsverschijnsel is en raadplegen dan ook geen arts. Ook de (onterechte) vrees om na een urologische ingreep impotent te worden, speelt mee. Tegenwoordig zijn er echter vele mogelijkheden om ongewenst urineverlies te verhelpen. De aanpak verschilt naargelang het type en de ernst van de incontinentie.

Hoe houden we de plas op?

Urine wordt in de nieren gemaakt en gaat via de urineleiders naar de blaas waar de urine wordt opgeslagen. Is de blaas vol dan komt de urine via de plasbuis naar buiten. De plas wordt opgehouden door een sluitspier rond de uitgang van de blaas. Bovendien werken de bekkenbodemspieren als een afsluiting rond de plasbuis. De bekkenbodemspieren vormen een soort strakke hangmat waar je blaas op steunt.

Bij het opslaan van de urine wordt je blaas opgerekt. Bij 150 tot 200 milliliter vulling van de blaas krijg je aandrang om te plassen. Als de blaas de maximale inhoud bereikt wordt de prikkel naar de hersenen sterker en zullen wij meer aandrang voelen. We kunnen dan nog steeds de urine ophouden. De blaas blijft zich echter druppelsgewijs vullen. Het kan zijn dat na het overschrijden van de maximale blaascapaciteit de aandrang pijnlijk wordt. Normaal gesproken is er ook dan nog ruim de tijd om op zoek te gaan naar een toilet. 

Door het aanspannen van de spieren in de blaaswand en het ontspannen van de spieren rond de uitgang van de blaas en rond de plasbuis, kan je plassen. Bij een gemiddelde vochtopname moeten we ongeveer 6 keer per dag plassen.

Van nadruppelen tot te laat komen: diverse vormen van incontinentie bij mannen

Net als bij vrouwen bestaan er ook bij mannen diverse vormen van urine-incontinentie, die ook tegelijk kunnen voorkomen. 

1. Druppelincontinentie
Wanneer de blaas niet helemaal geleegd wordt en je na het plassen nog urine blijft verliezen. De medische term hiervoor is Post Micturition Dribbling (PMD). Het gebeurt meestal na het plassen als de penis wordt teruggeplaatst in de broek. Hoewel er bij nadruppelen maar enkele druppels verloren gaan, leidt dit tot vlekken op de bovenkledij, urinegeur en schaamtegevoel.
Dit is de meest voorkomende vorm van urine-incontinentie bij mannen. 

Druppelincontinentie ontstaat doordat de urinebuis (de buis die van de blaas naar de top van de penis loopt) niet volledig geleegd wordt door de omliggende spier. De precieze oorzaak is niet gekend. 
• Mogelijk ontstaat dit doordat bij het ouder worden kleine plooien in het plaskanaal ontstaan waarin urine achterblijft. 
• Het komt ook vaak voor bij een vergrote prostaat die de doorgang van urine tijdens het plassen bemoeilijkt.
• Het kan ook voorkomen bij verzwakte bekkenbodemspieren.

2. Aandrang- of urge-incontinentie 
Bij deze vorm van incontinentie ontstaat een plots opkomende en niet te onderdrukken drang om te plassen, zodat men het toilet soms niet tijdig bereikt. Dit gaat meestal gepaard met vaak moeten plassen. Bij deze vorm van incontinentie moet men vaak ook ’s nachts opstaan om te plassen (nycturie) en verliest men steeds slechts kleine hoeveelheden urine (pollakisurie).
Oorzaak is een onvrijwillige samentrekking van de blaasspier (‘instabiele blaas') of een ‘overactieve blaas’, waarbij de blaas samentrekt op het moment dat dit nog niet zou moeten. Hierdoor wordt de urine uit de blaas geperst. De sluitspier kan hierbij volledig normaal zijn. Maar tegen het plotse geweld van een onverwachte en krachtige blaassamentrekking is die niet opgewassen. 
Dit is, na nadruppelen, de meest voorkomende vorm van urineverlies bij mannen.

Mogelijke oorzaken of risicofactoren
• Aandoeningen van de blaas, zoals een urineweginfectie of een blaasontsteking;
• vergroting van de prostaat, een operatie aan de prostaat;
• veroudering;
• een zenuwaandoening, zoals een beroerte, dementie, diabetes, Parkinson, Alzheimer, Spina Bifida, Multiple Sclerose;
• de inname van cafeïne of alcohol, al spreken de studies daarover zich tegen;
• slechte plasgewoonten, bijvoorbeeld te vaak naar de WC gaan, ook als je geen aandrang voelt, of de bekkenbodemspieren aangespannen houden; 
• bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld medicijnen tegen depressie en plaspillen. 

3. Inspannings- of stressincontinentie
Bij inspanningsincontinentie is er verlies van (kleine hoeveelheden) urine als je plots de buikspieren spant, zoals bij persen, hoesten, heffen, sporten, niezen, lachen of vrijen. Hierdoor verhoogt de druk in de onderbuik en neemt de druk op de blaas toe, waardoor je ineens moet plassen, zonder dat je voordien enige aandrang voelde.
De oorzaak is een slechte werking van het afsluitmechanisme van de blaas. Meestal liggen verzwakte bekkenbodemspieren aan de basis van het probleem. Als deze spieren niet goed werken dan sluit de blaas bij drukverhoging onvoldoende af en loopt de urine uit de blaas. Het kan ook een gevolg zijn van een slecht werkende sluitspier.  
Dit is de meest voorkomende vorm van incontinentie bij vrouwen, ook bij jonge vrouwen, bijvoorbeeld na een bevalling. Bij mannen komt dit type incontinentie bijna uitsluitend voor in combinatie met prostaatlijden of na zenuwbeschadiging bij een prostaatoperatie of na bestraling. Ook bij een neurologisch probleem (bijv. beschadiging van de hersenen of het ruggenmerg) kan dit optreden.

123-man-plassen-wc-urineren-04-18.jpg
4. Gemengde incontinentie
Men spreekt van gemengde incontinentie wanneer aandrang- en inspanningsincontinentie samen voorkomen. Meestal overheerst een van beide types. 

5. Overloop-incontinentie
Dit is een vorm van incontinentie waarbij de blaas niet meer volledig geledigd wordt en overloopt. Er is een quasi continu verlies van urine. Dit is in feite een variant van de druppel-incontinentie.
Oorzaak is ofwel de onmogelijkheid van de blaas om samen te trekken, ofwel een verstopping op de plasbuis zodat deze niet meer vlot doorgankelijk is. 

Mogelijke oorzaken:
• neurologische aandoeningen (bijv. bij diabetes);
• obstructie van de blaashals of plasbuis door vergroting van de prostaat of een gezwel, of door een wonde met littekenvorming;
• een slecht functionerende blaas;
• geneesmiddelen met anticholinerge werking, zoals veel antipsychotica en antidepressiva.

6. Reflexincontinentie
Reflexincontinentie berust op het samentrekken van de blaas in de afwezigheid van een normale mictiedrang. Deze vorm van incontinentie wordt veroorzaakt door een letsel in het centrale zenuwstelsel – bijvoorbeeld een beroerte (CVA) of een dwarslaesie – waardoor de remmende invloed van hersenschors en hersenstam op de blaas verloren gaat.

7. Functionele incontinentie
Deze term wordt gebruikt wanneer iemand wegens een fysieke beperking of externe omstandigheden niet tijdig bij het toilet raakt of zijn broek openkrijgt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij iemand die in een rolstoel zit, iemand die moeilijk beweegt door bijvoorbeeld een reumatische aandoening, of bij een Alzheimerpatiënt die zich niet tijdig realiseert dat hij moet plassen. 

8. Totale incontinentie
Een zeldzame vorm die optreedt als het sluitmechanisme verlamd of beschadigd is.

Mogelijke oorzaken van urineverlies bij mannen

Urine-incontinentie ontstaat wanneer een deel van het urinesysteem niet meer functioneert door problemen met de blaaslediging (bijv. door een verstopping of een probleem met de sluitspier) of door een stoornis van de vulling van de blaas, bijvoorbeeld wanneer er een storing ontstaat tussen de signalen van de blaas naar de hersenen. 

Ongewild urineverlies kan het gevolg zijn van normale veranderingen bij het ouder worden, zoals uitdroging van de slijmvliezen in plasbuis, verzwakking van de bekkenbodemspieren, vergroting van de prostaat…, maar kan ook te wijten zijn aan andere factoren zoals sommige aandoeningen van het zenuwstelsel, depressie, diabetes, urineweginfectie, bepaalde medicijnen zoals vochtafdrijvers en kalmeermiddelen, enzovoorts. 

Leeftijd
Leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor incontinentie bij mannen. Het is geen normaal verouderingsverschijnsel, maar verandering aan de blaas en nieren door het ouder worden, kan er wel toe bijdragen. Toegenomen of juist verminderde elasticiteit van de blaas, (goedaardige) vergroting van de prostaat en veranderingen in bekkenbodemspieren kunnen bijvoorbeeld een rol spelen. Bovendien kunnen vitale lichaamsfuncties verminderen naar mate je ouder wordt.

Prostaatproblemen
Moeilijk, niet geleidelijk of slecht kunnen uitplassen (druppelincontinentie) is een veel voorkomend kenmerk van prostaataandoeningen, zoals bijvoorbeeld een vergrote prostaat, die de doorgang van urine tijdens het plassen bemoeilijkt. Door een vergrote prostaat kan de plasbuis ook zodanig worden dichtgeknepen dat de blaas overvol raakt en overloopincontinentie kan ontstaan.
Na een prostaatoperatie kunnen, vaak tijdelijk, ook andere vormen van urine-incontinentie, zoals stressincontinentie, ontstaan. Bij een prostaatoperatie vanwege prostaatkanker komt incontinentie bij ongeveer 10 procent van de geopereerde mannen voor. 
Prostaatkanker op zich is zelden een oorzaak van plasproblemen. 

Slecht werkende blaas
Toegenomen activiteit van de blaas leidt tot onwillekeurige samentrekkingen van de blaasspier (‘overactieve blaas’), waardoor klachten als plotselinge aandrang om te plassen en onwillekeurig urineverlies kunnen optreden. 
Een verminderde activiteit kan leiden tot toename van het blaasresidu zonder dat er van een obstructie sprake is. 

Ook de spieren rond de (uitgang van de) blaas kunnen minder goed werken. De plasbuis zal hierdoor ook bij lage druk in de blaas urine gaan lekken. Of de wand van de blaas kan minder elastisch of juist te elastisch worden. 
Tijdens een infectie of als er sprake is van een blaassteen, kan je last hebben van aandrangcontinentie. Je verliest al urine, zodra je enige aandrang hebt.

Urineweginfecties
Urineweginfecties kunnen overgevoeligheid van de blaas veroorzaken. De symptomen zijn onder andere: aandrang om te plassen, vaak plassen overdag en 's nachts (of in kleine hoeveelheden) en het toilet niet op tijd kunnen bereiken. 
Ook bij een soa kunnen plasklachten ontstaan.

Neurologische aandoeningen
Door schade aan de hersenen of het ruggenmerg, bijvoorbeeld na een beroerte, bij een dwarslaesie, multiple sclerose of de ziekte van Parkinson, kan je de controle over je blaas of darmen verliezen. Dit kan tijdelijk of permanent zijn, afhankelijk van de ernst van de aandoening.

Lichamelijke aandoeningen, zoals diabetes, hartfalen, nierinsufficiëntie…
Overgewicht
Bij overgewicht is het mogelijk dat er extra druk uitgeoefend wordt op de buik- en bekkenspieren, waardoor urineverlies kan optreden.
Medicatie 
Sommige geneesmiddelen (bijv. vochtafdrijvende geneesmiddelen bij hoge bloeddruk, alfablokkers, antipsychotica, antidepressiva) kunnen incontinentie veroorzaken of verergeren.

Alcohol
Te veel alcohol is een veel voorkomende redenen van ongewild urineverlies. 

Wanneer moet je een arts raadplegen?

123-man-plassen-wc-urineren-1-04-18.jpg
Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de mannen met urineverlies hiervoor geen arts raadpleegt. Nochtans kan ongewild urineverlies in de meeste gevallen effectief behandeld worden. 

Heb je last van ongewild urineverlies, aarzel dan niet om je huisarts te raadplegen. Leg hem/haar uit hoe lang de klachten bestaan, hoe vaak het urineverlies voorkomt en in welke omstandigheden, hoeveel urine je verliest. 

Hoe gebeurt de diagnose?

De arts zal een lichamelijk onderzoek en een urineonderzoek doen om de precieze oorzaak en het type van incontinentie te achterhalen. Soms zijn extra onderzoeken nodig. 

• De arts zal met je bespreken wat de precieze plasklachten zijn en hoe ernstig ze zijn, of je andere klachten hebt (bijv. pijn bij het plassen), of je geneesmiddelen neemt, andere gezondheidsproblemen hebt (bijv. diabetes, herhaalde urineweginfecties, prostaatprobleem)… 
• Eventueel zal je gedurende enkele dagen een plasdagboek moeten bijhouden. Op basis van je klachten en het moment van het urineverlies kan het soort incontinentie doorgaans worden vastgesteld. 
• Het lichamelijk onderzoek dient onder meer om te controleren hoe sterk je bekkenbodemspieren zijn en of ze wel behoorlijk werken, eventueel een rectaal toucher om de grootte van de prostaat in te schatten… 
• Een urineonderzoek, onder meer om een mogelijke blaasontsteking of urineweginfectie op te sporen. 
• Soms zijn meer gespecialiseerde onderzoeken nodig wanneer je huisartsarts een of andere aandoening vermoedt (bijv. onderzoek van de blaas, een prostaatproblemen, een zenuwaandoening, enz.). Je zal daarvoor waarschijnlijk doorverwezen worden naar een uroloog. 

Een van deze onderzoeken is een kijkonderzoek van de blaas (cystoscopie) waarbij met een camera de blaas van binnen kan worden bekeken om te zien of er afwijkingen aan het slijmvlies zijn. Bij dit onderzoek kan de prostaat ook worden bekeken en kan de sluitspier worden beoordeeld. 

Een ander onderzoek is een drukmeting van de blaas (urodynamisch onderzoek). Bij dit onderzoek wordt de blaas gevuld met water en worden de drukken tijdens vulling en tijdens plassen gemeten. Ook wordt er gekeken of de blaas knijpt terwijl hij dat juist niet zou moeten doen, dit heet overactiviteit. Een hoge druk tijdens het plassen kan erop wijzen dat de prostaat in de weg zit.

Hoe werkt de plaskalender?

Je arts kan je vragen om gedurende enkele dagen een plaskalender in te vullen.

De plaskalender geeft een goed beeld van hoeveel je gedurende een etmaal drinkt en weer uitplast, en over de verhouding van de urineproductie overdag ten opzichte van ’s nachts. Het is een handig hulpmiddel dat je arts kan gebruiken om inzicht te krijgen in jouw situatie.

1. Slapen-Ontwaken
• Noteer het tijdstip van naar bed te gaan met de bedoeling in slaap te vallen.
• Noteer het tijdstip van ontwaken met de bedoeling op te staan.

2. Vochtinname
Noteer het tijdstip van elke vochtinname.
Noteer het volume van elke drank die je inneemt. Het volume van een kop is ongeveer 150 ml en van een glas ongeveer 200 ml.
Noteer ook het type drank ( koffie, thee, soep of andere dranken). ?

3. Volume plassen ?
• Noteer het tijdstip van elke plasbeurt.?
• Meet het volume (de hoeveelheid) van elke plasbeurt. Elke plas moet apart gemeten én genoteerd worden. Elk type maatbeker kan hiervoor gebruikt worden. ?
• Vermeld tevens bij iedere plas of je aandrang en/of pijn voelde voordat je moest plassen.

4. Urineverlies ?
• Vink de kolom aan indien je niet in de mogelijkheid was het volume te meten.
Hier kan je een plaskalender downloaden.

Behandeling van urine-incontinentie

Het is niet altijd nodig ongewenst urineverlies te behandelen, maar een behandeling kan je klachten meestal wel flink verminderen. 

De behandeling is afhankelijk van de oorzaak, de aard en de ernst van het urineverlies. Vaak spelen meerdere oorzaken een rol bij het ontstaan van het urineverlies, en is een combinatie van behandelingen nodig.
De behandeling bestaat meestal uit kinesitherapie om de bekkenbodemspieren te versterken, geneesmiddelen en in ernstige gevallen een operatie.  
Vaak zal het nodig zijn om (soms tijdelijk) opvangmateriaal te gebruiken.

Algemene maatregelen
Indien bepaalde vermijdbare factoren aan de basis liggen van het urineverlies, zoals overgewicht, bepaalde geneesmiddelen, overdreven koffie- of alcoholgebruik enzovoorts, dan moet daaraan eerst iets gebeuren. Plaspillen kunnen bijvoorbeeld op een ander tijdstip van de dag worden genomen.

Van bestaande ziekten (bijv. diabetes) wordt de behandeling op punt gesteld.

Wat kan je zelf doen bij urine-incontinentie?
Met enkele eenvoudige maatregelen kan je vaak urineverlies voorkomen of verminderen.

• Vaak naar het toilet gaan is een slechte gewoonte. Het ophouden van de urine is niet schadelijk en oefent bovendien de blaascapaciteit. Ga dus op regelmatige tijdstippen naar het toilet, ongeveer om de 3 à 4 uren, dus ongeveer zes- tot achtmaal per dag. Maar stel het plassen niet te lang uit als je echt aandrang voelt. 

• Neem rustig de tijd om de blaas volledig te legen. Laat de blaas volledig leegstromen zonder te persen. Onderbreek het plassen nooit. 
Bij de ene man gaat het plassen staand beter, bij de ander zittend. Probeer uit wat voor jou het beste gaat.

Ontspan de bekkenbodemspieren en laat de urine stromen zonder te persen of de buikspieren te spannen. Onderbreek het plassen niet, want dat kan incontinentie juist in de hand werken.

• Zorg dat je genoeg drinkt (minstens anderhalve liter per dag). Mensen met ongewild urine-verlies gaan vaak minder drinken. Drinken heeft echter weinig invloed op ongewild urineverlies. Minder drinken kan er toe leiden dat je urine meer geconcentreerd wordt, wat een blaasinfectie in de hand kan werken. Indien je vooral ’s nachts last hebt van ongewild urineverlies, moet je vermijden om kort voor het slapengaan nog te drinken, maar moet je overdag wel voldoende blijven drinken.

• Vermijd koolzuurhoudende dranken die de blaas kunnen irriteren. Ook citrusvruchten kunnen de blaas irriteren.
Alcohol en koffie (inclusief energiedranken) veroorzaken geen incontinentie, maar je krijgt wel sneller een volle blaas en aandrang om te plassen.
Voorkom constipatie: constipatie zou de incontinentie kunnen verergeren.
Stop met roken. Hoewel roken zelf geen incontinentie veroorzaakt, kunnen de gevolgen van roken het probleem wel verergeren. Bijvoorbeeld hoesten kan veel druk op de blaas zetten.
• Maak gedurende de dag de bekkenbodemspieren sterker door deze regelmatig aan te spannen.
• Regelmatige matige lichaamsbeweging heeft mogelijk een beschermend effect tegen verergering van klachten. 

• Om nadruppelen te beperken kan je na het plassen met de hand het plaskanaal leegduwen. Strijk een aantal keer met een vinger langs de plasbuis van de balzak naar de top van de penis.

• Soms wordt de pipistop gepropageerd: midden in de plas je pipi even ophouden en daarna laten verderstromen. Deze oefening verstoort de werking van de blaasspier en is daarom geen aanrader. 
• Als je te zwaar bent, helpt afvallen. Dat vermindert de druk op de blaas en de bekkenbodemspieren. De sluitspier kan hierdoor beter werken. 

• Als de verplaatsing naar het toilet moeilijk is, gebruik dan een toiletstoel, urinaal of bedpan. Ook hulpmiddelen om vlotter recht te staan en het toilet makkelijker te bereiken (zoals een driepikkel, gaankader), kunnen een oplossing bieden.

Medische behandeling aandrangincontinentie

123-man-plassen-wc-urineren-2-04-18.jpg
1. Blaastraining
Het doel van blaastraining is verkeerd plasgedrag te corrigeren, de aandrang sterker tegen te gaan en de blaascapaciteit te vergroten. 
De blaas kan getraind worden door het plassen uit te stellen, op vaste tijdstippen te plassen (en dus niet te wachten tot je aandrang voelt) en de intervallen telkens te vergroten. 
Probeer als je voelt dat je moet plassen eerst vijf tot tien minuten te wachten. 

Daarbij helpen de volgende maatregelen:
• Zet een stoel of krukje dicht bij het toilet.
• Als je aandrang voelt, ga dan eerst op het stoeltje zitten en probeer je te ontspannen. Het uitstellen gaat gemakkelijker als je zit, en niet bang hoeft te zijn dat je het toilet niet haalt.
• Zodra de aandrang te groot wordt, ga je op het toilet zitten. Probeer eerst weer het plassen uit te stellen en je te ontspannen. Tel rustig tot tien. Blijf rustig ademhalen: inademen door de neus, uitademen door de mond.
• Plas vervolgens rustig de hele blaas leeg, zonder dat je perst.
Probeer dan het plassen iedere dag vijf tot vijftien minuten langer uit te stellen. Het doel is dat je uiteindelijk slechts één keer in de drie à vier uur naar het toilet hoeft te gaan.
Het is belangrijk om een plasdagboek bij te houden waarin je noteert wanneer je aandrang voelt om te plassen, het tijdstip waarop je plast en waarop je ongewild urine verliest.

• Een geschematiseerd toiletregime kan aangeleerd worden door een continentieverpleegkundige. Deze toiletregimes kunnen gebruikt worden om de blaas te trainen om de plas langer op te houden, om zo lang als mogelijk zelfstandig naar het toilet te gaan.

De blaastraining kan gecombineerd worden met bekkenbodemoefeningen. Indien de blaastraining na drie maanden niet tot verbetering heeft geleid, heeft langer doorgaan geen zin.

2. Bekkenbodemoefeningen
Bekkenbodemoefeningen kunnen helpen bij aandrangincontinentie. Als de incontinentie het gevolg is van een prostaatoperatie, zorgt die therapie ervoor dat je sneller de controle over je blaas herwint.

Bedoeling van de oefeningen is de bekkenbodemspieren en de sluitspier van de blaas te versterken en beter onder controle te houden. Het gaat om de spieren die je gebruikt als je het plassen even onderbreekt (afknijpt). Wanneer je je in gedachten voorstelt dat je je plas wilt ophouden, dan span je die spieren aan. De buik-, bil-, en bovenbeenspieren moeten ontspannen blijven.

Om te weten waar de bekkenbodemspieren zich precies bevinden, moet je op een stoel gaan zitten met de knieën en voeten wijd uit elkaar. Leg dan de ellebogen op de knieën. Je voelt nu hoe de (ontspannen) bekkenbodemspieren licht tegen de stoelzitting drukken. Als je ze aanspant (alsof je je plas wilt ophouden of een wind tegenhouden), voel je ze wat losser van de zitting komen. 

Dit klinkt makkelijk, maar meestal gaat iemand die de bekkenbodemspieren wil aanspannen onwillekeurig de billen dichtknijpen, de buik intrekken, de benen tegen elkaar drukken en de adem inhouden. Dat is niet de bedoeling, want daarbij gebruik je de bekkenbodemspieren niet. Je moet proberen de urinebuis en de anus op te trekken en af te sluiten: dan pas treden deze spieren in werking. Het kost tijd om de oefeningen goed te leren uitvoeren. Je moet proberen ze regelmatig te doen, zowel zittend als staand.
Je laat je hierbij het best begeleiden door de huisarts of een kinesist gespecialiseerd in bekkenbodemreëducatie. Kinesitherapie voor urine-incontinentie wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.

• Span de bekkenbodemspieren gedurende 6 tot 8 seconden op en ontspan ze dan gedurende 6 tot 8 seconden. Probeer om tijdens het knijpen nog een paar keer extra hard aan te knijpen.

• Doe dit 10 keer na elkaar, 5 tot 10 keer per dag en minstens elke ochtend, middag en avond. 
Je kan op elk moment van de dag oefenen, ook tijdens je dagelijkse bezigheden. Na 6 tot 8 weken mag resultaat verwacht worden. Hoe intensiever het programma, hoe groter het effect. 
Indien bekkenbodemoefeningen na drie maanden niet tot verbetering leiden, ook al heb je ze correct uitgevoerd, heeft langer doorgaan geen zin.

Hoe eerder je je spieren begint te oefenen na ongewild urineverlies, des te groter is de kans op succes. Als je de bekkenbodemspieren helemaal hebt laten verslappen, moet je van veel verder terugkomen. 

Een kinesist kan hierbij gebruik maken van biofeedback, eventueel in combinatie met elektrostimulatie. Bij biofeedback worden signalen gebruikt om wenselijk gedrag aan te leren en ook bepaalde lichamelijke functies te optimaliseren. Er bestaan verschillende types van biofeedbackmethodes, maar een courante methode is het inbrengen van een sonde in de anus. De druk die op de sonde wordt uitgeoefend, wanneer de spieren worden samengeperst (alsof je probeert om een doorstroom van water tegen te houden), zal op een computerscherm weergegeven worden.

Bij elektrostimulatie worden oppervlakte-elektrodes aangebracht waarbij elektrische stroom de bekkenbodemspieren stimuleert. 
Bekkenbodemoefeningen gecombineerd met biofeedback blijken bij te dragen tot verbetering van de incontinentie. Er zijn evenwel geen bewijzen dat toevoegen van elektrostimulatie de werkzaamheid van een behandeling met bekkenbodemoefeningen verhoogt.

3. Geneesmiddelen
Wanneer een niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende helpt en de patiënt veel klachten heeft, kan de arts een geneesmiddel voorschrijven dat de samentrekking van de blaasspier en de overdracht van signalen uit de wand van de blaas naar de hersenen vermindert. Het gevolg is dat je de aandrang eerder voelt en je op tijd het toilet kan halen. 

Deze geneesmiddelen kunnen wel vervelende bijwerkingen hebben (o.m. droge mond, obstipatie, bloeddrukdaling, geheugenstoornissen en verwardheid) en het effect ervan is onzeker. Bovendien moet je deze geneesmiddelen gedurende lange tijd, soms zelfs levenslang, innemen. 

Anticholinergica (darifenacine, fesoterodine, oxybutynine, propiverine, solifenacine en tolterodine) 
Ze zorgen ervoor dat de blaas minder gemakkelijk vanzelf kan samentrekken, waardoor je je plas langer kan ophouden.
Bijwerkingen treden geregeld op, zoals een droge mond en, bij ouderen, een verminderd cognitief functioneren en verwardheid. Daarom wordt het bij ouderen niet aangeraden. Mocht verwardheid optreden, dan dient het anticholinergicum alleszins gestaakt te worden.
Ook als er na zes weken geen verbetering optreedt, wordt de behandeling het best stopgezet.

Mirabegron
De werking is vergelijkbaar met de anticholinergica. Mogelijke bijwerkingen zijn urineweginfecties en hypertensie. 

Alfablokkers (Alfuzosine, silodosine, tamsulosine terazosine)
Deze geneesmiddelen worden gebruikt bij een (goedaardige) prostaatvergroting. Internationale richtlijnen adviseren een alfablokkerbehandeling ook bij mannen met klachten van een overactieve blaas. In ons land zijn deze geneesmiddelen echter niet geregistreerd voor gebruik bij incontinentie. 

Flavoxaat en imipramine, een tricyclisch antidepressivum, worden afgeraden. 

4. Botuline-injecties
Botuline vermindert of blokkeert tijdelijk de werking van de blaaszenuw. Het werkt vrij goed, maar is erg duur. Na zes tot negen maanden heb je een nieuwe inspuiting nodig. Bovendien zijn er een aantal ernstige verwikkelingen mogelijk, zoals veralgemeende spierverzwakkingen. 

5. Stimulatie van de sacrale zenuwen (SNS)
Door stimulatie van de sacrale zenuwen (intern of extern) kunnen de contracties van de blaas onderdrukt worden. Dit vermindert urineverlies en klachten van hevige aandrang en/of vaak moeten plassen. 

Dit gebeurt meestal door middel van een toestel, een soort pacemaker, dat langs het schaambeen onderhuids wordt ingeplant, en dat elektrische impulsen stuurt. Door de stimulatie worden al te sterke signalen vanuit de blaas getemperd. Dit wordt in sommige gevallen terugbetaald door het ziekenfonds.

6. Stimulatie van de tibiale zenuw (PTNS)
Percutane Tibiale Neurostimulation (PTNS) kan gebruikt worden om bepaalde gevallen van een overactieve blaas te behandelen. Daarbij wordt een kleine, dunne naald ingebracht nabij de tibiale zenuw (net boven de enkel), die met een stimulatieapparaat worden verbonden. De opgewekte impulsen worden doorgegeven aan het onderste deel van het ruggenmerg, en volgen de zenuwbanen in het ruggenmerg die de werking van de bekkenbodem controleren. Een behandeling duurt 30 minuten en moet meerdere keren per week gedurende minstens een drietal maanden volgehouden worden voordat er verbetering optreedt. Als je stopt met de behandelingen komen de klachten weer terug
Er zijn intussen ook nieuwe experimentele technieken ontwikkeld, met onderhuidse elektroden in de enkel die gestimuleerd worden via een speciale kous. 

7. Augmentatie cystoplastiek.
Hierbij wordt de blaas vergroot door een stuk darm in de blaas te hechten. Hierna kan je niet normaal plassen maar moet je een slangetje gebruiken om de blaas leeg te maken (een katheter). Deze ingreep wordt nog zelden uitgevoerd, onder meer vanwege het risico op complicaties.

8. Urinedeviatie
Hierbij wordt de urinebuis tussen de nieren en de blaas in de huid gehecht. Hierdoor gaat de urine vanuit de nier rechtstreeks naar buiten waar het opgevangen wordt in een zakje. Deze ingreep gebeurt alleen als alle andere opties uitgesloten zijn. 

Medische behandeling inspanningsincontinentie

1. Bekkenbodemoefeningen
Bekkenbodemoefeningen zijn de belangrijkste en meest effectieve methode om urineverlies door inspanning te verhelpen. Ernstige stressincontinentie is meestal niet (alleen) met bekkenbodemtherapie te verhelpen. 

Laat je hiervoor bijstaan door een gespecialiseerd kinesist. Kinesitherapie voor urine-incontinentie wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.
Je moet de oefeningen levenslang blijven uitvoeren, anders kan de incontinentie opnieuw optreden.

2. Geneesmiddelen
Bij inspanningsincontinentie worden meestal geen geneesmiddelen voorgeschreven.

Duloxetine (merknaam: Yentreve), een antidepressivum, kan worden voorgeschreven voor de behandeling van matige tot ernstige stressincontinentie indien andere maatregelen geen effect hebben. Het wordt evenwel niet aangeraden vanwege de beperkte werking en de vele bijwerkingen (misselijkheid, monddroogte, vermoeidheid, slapeloosheid, obstipatie, hoofdpijn, diarree…). 

Adrenerge geneesmiddelen (zoals pseudo-efedrine, fenylpropanolamine, midodrine, norepinefrine, clenbuterol, terbutaline) worden evenmin aangeraden vanwege onvoldoende bewijs voor hun effect. 

123-operatie-chir-04-18.jpg
3. Operatie
Er bestaan verschillende heelkundige technieken voor de behandeling van stress-incontinentie. Alle hebben als doel het afsluitmechanisme van de plasbuis te versterken.

• Bij mannen met inspanningsincontinentie kan een bulkinjectie gedaan worden. Hierbij wordt een gelei in de wand van de plasbuis gespoten. Het effect hiervan is beperkt en het werkt niet bij ernstig urineverlies. Ook wordt de werking na een tijdje vaak minder. Dan kunnen de injecties wel weer herhaald worden.

• In ernstige gevallen kan een kunstmatige sluitspier (sfincterprothese of artificiële urinaire sfincter) worden geplaatst. Rond het plaskanaal wordt een siliconen ring geplaatst. De patiënt kan die open- of toezetten met een pompsysteem dat in de balzak wordt ingeplant. Door op dit knopje te duwen, verplaatst het vocht dat zich in de ring bevindt naar een reservoir dat tijdens de operatie in de buikholte werd geplaatst.

Die ingreep heeft succes bij 80 à 90 procent van de patiënten. Mogelijke problemen zijn infectie van de prothese, erosie van de ring in de plasbuis of stukgaan na verloop van jaren.
Nadeel is onder meer dat je met die ring geen lange fietstochten kunt maken. Het kan nuttig zijn een speciaal (prostaat) zadel aan te schaffen.

Aanpasbare Continentie Therapie (Pro-ACT)
De uroloog plaatst operatief ter hoogte van de blaasuitgang een ballonnetje aan weerszijden van je plasbuis. Op elke ballon is een slangetje aangesloten dat onderhuids naar de balzak loopt. De ballonnen voel je niet zitten. Wel kan je het slangetje onder de huid van de balzak voelen. De operatie vindt plaats onder narcose of met een ruggenprik. 

De ballonnen worden met een vloeistof gevuld, totdat ze de plasbuis dichtdrukken. Als het nodig is worden de ballonnen na zo’n zes weken bijgevuld.  Dit gebeurt een aantal keren, meestal twee of drie keer. Net zolang tot je geen urine meer verliest. 
Er bestaat weinig bewijs voor een gunstig effect op langere termijn, en de ingreep mislukt ook vaak. Deze behandeling wordt dan ook weinig toegepast.

De male sling
Een ‘male sling’ is een draagband van fijngeweven kunststof die onder het plaskanaal wordt gelegd. Hierdoor komt het eerste deel van de plasbuis een drietal cm hoger in de bekkenbodemspieren komt liggen, wat de continentie ten goede komt.

De arts brengt het draagbandje via een insnede, achter de balzak in. Hiervoor moeten er ook twee kleine steekinsnedes gemaakt worden, links en rechts ter hoogte van de binnenzijde van het dijbeen. Het bandje wordt niet vastgemaakt maar vergroeit snel met het weefsel eromheen. De operatie vindt onder volledige narcose of regionale verdoving (ruggenprik) plaats.

Die ingreep heeft als voordeel dat de patiënt niet telkens op een knopje moet duwen om te plassen. 65 tot 80 procent is ermee geholpen. Soms lukt het na de operatie niet om te plassen; een tijdelijke blaaskatheter is dan noodzakelijk. Soms ontstaat ook aandrang-incontinentie. Meestal is dit tijdelijk, soms niet. Het is een complicatie die ook bij andere incontinentie-operaties voorkomt. 

De ingreep helpt niet bij de meest ernstige vormen van incontinentie (bijv. na een prostaatoperatie) en wordt in België niet terugbetaald.

4. Andere behandelingen
• Het gebruik van penisklemmen waarbij de plasbuis wordt dichtgeknepen door een metalen klem die over de penis wordt geschoven, wordt niet aangeraden.

• Ook condoom- en blaaskatheters worden niet aanbevolen vanwege het verhoogd risico op infecties. Hierbij wordt een condoom over de penis gerold net zoals een klassiek condoom. Aan het uiteinde van een condoomcatheter zit echter een koppelstuk waar een urinezak aan vastgemaakt kan worden. Deze urinezak wordt dan aan het been vastgemaakt.

Medische behandeling overloop- en druppelincontinentie

Als de blaas niet meer goed werkt, wordt eerst nagegaan of dat te verhelpen is, hetzij door een verstopping van de prostaat op te heffen, hetzij door afwijkingen aan de plasbuis te corrigeren. 

Een eenvoudige tip om nadruppelen te beperken is na het plassen met de hand het plaskanaal leeg te duwen vanuit het perineum (= de streek tussen de uitwendige geslachtsorganen en de anus) tot aan de penis. Strijk een aantal keer met een vinger langs de plasbuis van de balzak naar de top van de penis.

1. Blaastraining en bekkenbodemoefeningen
Ook bij deze vorm van incontinentie worden blaastraining en bekkenbodemoefeningen aangeraden (zie hoger). 

2. Geneesmiddelen
Alfablokkers (Alfuzosine, silodosine, tamsulosine terazosine)
Deze geneesmiddelen worden gebruikt bij een (goedaardige) prostaatvergroting. Internationale richtlijnen adviseren een alfablokkerbehandeling ook bij mannen met incontinentieklachten. Ze zouden de opening van de blaas naar de plasbuis ontspannen. Daardoor zou je iets gemakkelijker kunnen plassen. In ons land zijn deze geneesmiddelen echter niet geregistreerd voor gebruik bij incontinentie. 

3. Operatie
• Indien de plasbuis (gedeeltelijk) geblokkeerd is, bijvoorbeeld bij goedaardige prostaatvergroting, kan een prostaatoperatie nodig zijn waarbij de prostaat wordt verkleind.  
• In ernstige gevallen kan het nodig zijn om (al dan niet tijdelijk) een sonde te plaatsen, verbonden met een opvangzakje of met een afsluitsysteem.
• Soms helpt ook stimulatie van de sacrale zenuwen (SNS) (zie hoger). 

Hulpmiddelen bij urine-incontinentie

Bij incontinentie is goed incontinentiemateriaal vaak (tijdelijk) onmisbaar. Het incontinentiemateriaal moet veilig en comfortabel zijn, aangepast zijn aan de hoeveelheid urineverlies, maar ook discreet zijn. Bespreek dit met je huisarts of verpleegkundige. 

In sommige gevallen krijg je een tegemoetkoming van de ziekteverzekering voor incontinentiemateriaal. Deze is verschillend voor mannen en vrouwen naargelang het gebruikte materiaal. Informeer bij je ziekenfonds of huisarts naar de precieze voorwaarden.

Er zijn producten voor lichte en zware incontinentie. Zij zijn verkrijgbaar in diverse maten en met verschillende absorptieniveaus. Er zijn diverse uitvoeringen beschikbaar om tegemoet te komen aan de verschillende voorkeuren en leefstijlen. De verbanden neutraliseren ook geurtjes. 
• Bij lichte en matige incontinentie volstaan over het algemeen inlegluiers om het urineverlies op te vangen. Net- of fixeerbroekjes houden de luier op de juiste plaats. Voor mannen zijn er ook speciale druppelopvangers die om de penis worden gedragen.

• Bij ernstige incontinentie zijn broekluiers of pampers aanbevolen. Vaak worden kleurcodes gebruikt om een indeling qua absorptievermogen te verduidelijken. Veel slips zijn voorzien van een vochtindicator die de verzadiging aangeeft ofwel door kleurverandering of door het verdwijnen van een lijn. De slips bevatten meestal 2 tot 4 herkleefbare plakstrips, zodat het verband meermaals kan geopend worden.  De broekluiers zijn tevens voorzien van elastische anti-lekrandjes die voor een goede aansluiting in de liezen zorgen en lekkage voorkomen.

Tips bij gebruik van beschermingsmaterialen

Omdat de markt wordt overspoeld door talloze modellen, kan je je bij de aankoop het best laten adviseren door je huisarts of de verpleegkundige. 

• Draag je verbanden in nauw aansluitend ondergoed of een speciaal broekje. Ze moeten strak tegen het lichaam gedragen worden.
• Verschoon uw verband regelmatig. Afhankelijk van de mate van incontinentie en de frequentie van urineverlies, is twee tot vijf keer per dag verschonen een algemene richtlijn.
• Het is belangrijk dat je de aangetaste gebieden goed schoon houdt met water of een vochtig reinigingsdoekje. 
• Gebruik zo nodig een beschermende zalf (siliconiscrème of zinkzalf) op plekken waar urine met de huid in aanraking kan komen.
• Het gebruik van luiers wordt vaak gecombineerd met onderleggers die het bed of de stoel moeten beschermen. Vaak zijn ze wasbaar en dus steeds weer te gebruiken. 

Bronnen:
www.uza.be
http://continentie-stichting.nl
www.bcfi.be
www.jessazh.be
www.bvu.be
www.umcg.nl
www.niddk.nih.gov
www.ucurology.org


Laatst bijgewerkt: oktober 2019

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram