Wat gebeurt er tijdens de tweede zwangerschapscontrole?
dossier
Tussen week 11 en 14 wordt bij een normale, niet-gecompliceerde zwangerschap een tweede zwangerschapsraadpleging bij de huisarts of gynaecoloog aangeraden. Tijdens deze raadpleging worden opnieuw een aantal onderzoeken uitgevoerd. Indien dit je eerste zwangerschapsraadpleging is, of indien er aanwijzingen zijn voor bepaalde gezondheidsproblemen, zal een uitgebreider onderzoek gebeuren.
1. Bevraging en informatie
De arts zal vragen naar het verloop en je beleving van de prille zwangerschap en eventuele zwangerschapsklachten. Hij/zij zal je ook meer uitleg geven over veel voorkomende zwangerschapsongemakken en wat je eraan kan doen.
2. Lichamelijk onderzoek
- Je gewicht wordt gecontroleerd. Obesitas (BMI >30) en ondergewicht (BMI <18) duiden op een grotere kans op complicaties.
- Je bloeddruk wordt bij elke zwangerschapscontrole gemeten. Tijdens de eerste helft van de zwangerschap treedt een daling van de bloeddruk op om dan na 34 weken weer toe te nemen. Dat is normaal. Wanneer de bloeddruk in het eerste trimester van de zwangerschap reeds hoger of gelijk is aan 130 mmHg, neemt de kans op het ontwikkelen van pre-eclampsie later in de zwangerschap toe.
3. Bloedonderzoek
- Als dat nog niet eerder gebeurde, zal je arts aan het begin van de zwangerschap een vrij uitgebreid bloedonderzoek aanvragen. Hierbij worden volgende zaken onderzocht: bloedarmoede, schildklierfunctie, nuchtere suikerwaarde, bloedgroep, rhesusfactor en onregelmatige antistoffen tegen rode bloedcellen, infecties …
- Vanaf week 10-11 kan een niet-invasieve prenatale test (NIPT) worden uitgevoerd om eventuele chromosomale en genetische afwijkingen op te sporen.
- Er kan ook een bloedtest gebeuren om de kans op chromosomale afwijkingen in te schatten.
Lees ook: Alles wat je moet weten over de NIP-test (NIPT)
4. Urine-onderzoek
De urine wordt onderzocht op het eiwitgehalte om nierziekten en aandoeningen van de urinewegen op te sporen. Vanaf 20 weken zwangerschap kan tijdens elke consultatie, in combinatie met het meten van de bloeddruk, de proteïnurie gecontroleerd worden om onder meer het risico op pre-eclampsie in te schatten.
5. Hartslag van de foetus
Wanneer de zwangerschap elf tot twaalf weken gevorderd is, is het mogelijk om met een stethoscoop of doptone de hartslag van het kindje vast te stellen. Soms lukt dit niet direct, maar dat betekent helemaal niet dat het kind niet in leven is. De foetus is nog te klein en de hartslag kan nog te zacht om deze te detecteren.
Lees ook: Wat gebeurt er tijdens de derde zwangerschapscontrole?