Slaapproblemen bij kinderen

dossier

Slaapproblemen bij kinderen

vader-haby.jpg
De slaap van een pasgeboren kind lijkt helemaal niet op die van volwassenen. Hij kent totaal andere patronen en ondergaat tijdens het eerste levensjaar aanzienlijke veranderingen. Het is dan ook onzinnig om slaapproblemen bij kinderen op te lossen vanuit onze eigen slaapervaringen als volwassene. De meeste slaapproblemen lossen zich bovendien spontaan op met de jaren. Men moet zich dus niet al te snel ongerust maken.

Het slaappatroon van kinderen kent tijdens de eerste levensjaren belangrijke wijzigingen. En net zoals bij volwassenen zijn er ook bij kinderen langslapers, kortslapers, kinderen die snel een duidelijk dag-nachtritme ontwikkelen, kinderen bij wie dit lang uitblijft, enz.

Een kind van 1 tot 3 maanden slaapt zo’n 19 tot 20 uur per dag. De slaap is nog licht en wordt gemakkelijk verstoord, bv. door lawaai of eigen behoeften, zoals honger. De slaap bestaat uit vele korte slaapcyclussen, waarbij de baby vanuit de lichte actieve slaap even wat dieper wegzakt en vervolgens weer naar de lichte slaap weerkeert. Geleidelijk aan evolueert het kind naar een slaappatroon met meer diepere slaapfasen.
De onregelmatige slaapcyclus van de baby verschilt dus totaal van het volwassen slaappatroon dat een duidelijke structuur heeft en meerdere fasen van diepe slaap vertoont. Het is dan ook onzinnig om het kind in deze fase 'enkele nachten te laten doorwenen' om te proberen het zo in een volwassen slaappatroon te dwingen.

Het dag- en nachtritme, waarbij het kind 's nachts 5 tot 6 uur doorslaapt, ontwikkelt zich slechts geleidelijk. Rond 3 maanden hebben zo’n 7 op 10 baby's dit slaappatroon verworven. Rond 6 maanden heeft meer dan 8 op 10 baby's reeds een duidelijk dag-nachtritme verworven. Rond de leeftijd van 1 jaar heeft 1 op 10 kinderen echter nog steeds geen regelmatig dag-nachtritme.
Zeer frequente en vooral onregelmatige wisselingen van omgeving of verzorgers kunnen verhinderen dat het kind vaste ritmes ontwikkelt. Hierdoor kan het langer een onregelmatig slaappatroon blijven vertonen. Hetzelfde kan ook gebeuren als de omgeving waarin het kind slaapt lawaaierig is en lang verlicht blijft.
Ongeveer de helft van de kinderen wordt in deze periode nog ’s nachts wakker, maar is tevreden met zichzelf en is in staat om zelf, zonder de hulp van de ouders opnieuw in te slapen. Het is echter wel belangrijk dat het rustig en donker is in de slaapkamer zodat het kind niet geprikkeld wordt en daardoor wakker blijft.

Lees ook: Kolieken bij de baby

Het kind wordt steeds mobieler. Het leert kruipen, stappen en lopen zodat zijn leefruimte op korte tijd enorm vergroot. Veel kinderen zijn in deze fase erg ondernemend en zeer levenslustig. Het is een periode van enorme ontdekkingen. Gaan slapen betekent echter stoppen met alle activiteiten en dat vinden ze vaak maar niets.
Bovendien ontdekt het kind in deze periode ook zijn eigen zelfstandigheid (en het woordje 'neen'). Het kind kan zeer egocentrisch en eisend worden. Het wil bv. ’s avonds niet naar bed omdat het groot wil zijn en net hetzelfde wil doen als de ouders, enz.
De behoefte om overdag te dutten neemt af, maar dit kan sterk uiteenlopen.
Sommige kinderen willen zich niet overgeven aan het controleverlies tijdens de slaap (waaraan ze zich schijnbaar passief moeten overleveren). Ze kunnen ook bang zijn om de nieuw ontdekte wereld te verliezen. Vooral op het moment van inslapen zelf, het moment waarop het kind dus de controle verliest, kunnen sommige kleuters zeer paniekerig reageren.

Soms kan de angst voor het controleverlies vergroot worden door facetten van de opvoeding die niets met de slaapgewoonten te maken hebben, zoals bv. een te strenge zindelijkheidstraining.

Rituelen kunnen de overgang naar het slapen vergemakkelijken en mogelijke angsten helpen verminderen. Het vaste stramien van het slaapritueel, pyama aan, tanden poetsen, voorlezen, wat vertellen, een zachte knuffel, enz., doorbreekt de eigengereidheid, helpt het kind 'afkoelen', enz.
Sommige kinderen blijven het echter moeilijk hebben om in te slapen. Vaak zijn het kinderen die zeer intensief bezig zijn en zo geboeid blijven door alles wat ze overdag meemaken dat ze er moeilijk afstand van kunnen nemen. De leefwereld van het kind breidt zich immers gestaag uit, in deze periode vooral naar de sociale wereld buiten het gezin. Het kind gaat naar school, maakt vrienden, neemt zelfstandig deel aan allerhande activiteiten, bv. jeugdvereniging, voetbalploeg, enz.
Angsten, problemen of onzekerheden over die nieuwe sociale omgevingen kunnen echter ook voor inslaapmoeilijkheden zorgen.

Tijdens de puberteit neemt de behoefte aan slaap tijdelijk toe. Pubers zijn dikwijls moe, slapen graag uit, liggen vaak overdag op bed en sukkelen daarbij in slaap, enz.
Deze grotere behoefte aan slaap is vermoedelijk het gevolg van de turbulente veranderingen waaraan jongeren op deze leeftijd blootstaan. Hun lichaam is in volle ontwikkeling en de school en de maatschappij stellen aanzienlijke eisen. Zo moeten bv. de eerste keuzes in verband met het toekomstig leven gemaakt worden.
Wat ook kan bijdragen, is het feit dat jongeren op deze leeftijd beginnen uitgaan, daarbij vaak laat thuiskomen, laat gaan slapen en uiteindelijk veel minder slapen dan voorheen. Soms kunnen of mogen ze niet uitslapen, bv. als ze naar school moeten. Daardoor kan er een slaaptekort ontstaan, wat de behoefte aan slaap nog doet toenemen.
Pubers gedragen zich doorgaans ook reeds zeer zelfstandig en krijgen vaak ook wat meer vrijheid. Eventuele slaapstoornissen vallen de ouders daardoor niet altijd snel op. Laat in bed blijven lezen, lang uitslapen, overdag wat dutten, enz., kunnen slaapstoornissen verdoezelen.
Door de typische heftige reacties kunnen pubers problemen anderzijds ook groter maken dan ze zijn, waardoor een nachtje slecht slapen opgeblazen kan worden tot 'ik slaap nooit goed'.

Het slaappatroon gaat doorheen de adolescentie steeds meer over in een volwassen slaappatroon. De jonge volwassene krijgt beter zicht op zijn individuele slaapbehoefte. Hij panikeert minder vlug als er al eens een nachtje wat misgaat.

Mogelijke problemen:

Scheidingsangsten
Hardnekkige slaapproblemen kunnen ontstaan bij kinderen die niet leren alleen te zijn. Vaak zijn het overbeschermde kinderen met een moeder die steeds bij hen in de buurt blijft. Scheidingsangsten beletten dat deze kinderen gemakkelijk in slaap vallen.
Er zijn ook kinderen die meerdere malen na elkaar goedenacht blijven roepen. Dit kan eveneens als een ritueel beschouwd worden. Het is een bevestiging dat de ouders 'niet echt weg zijn'.
Knuffels, zoals een beertje, een favoriet dekentje, enz., kunnen nuttig zijn om scheidingsangsten te overwinnen. Het zijn aangename en veilige dingen waaraan kinderen vaak een vervangende functie toekennen.

Doorslaapproblemen
Iedereen wordt 's nachts al eens wakker dus het is niet meer dan normaal dat dit ook bij kinderen gebeurt. Sommige kinderen kunnen echter een tijdje met doorslaapproblemen worstelen. Het alleen zijn 's nachts in een donkere kamer jaagt hen soms angst aan, maar angst is niet de enige reden waarom kinderen 's nachts op hun ouders roepen. Honger, pijn, zich alleen voelen, zich vervelen, enz. kunnen ook redenen zijn.
U doet er bijgevolg goed aan ’s nachts niet aan uw kind te vragen of het bang is. Dit kan het nl. op het idee brengen dat er inderdaad iets is om bang voor te zijn en het kind effectief angstig maken. Vraag daarom gewoon wat er is. Op dat antwoord kunt u dan verdergaan.
• Blijf even bij het kind, laat het een slokje water drinken en praat er wat tegen op een rustige, kalmerende toon.
• Beperk de interventie : zorg dat het kind zo snel mogelijk terug in slaap kan vallen, houd de tussenkomst minimaal. Blijf stil, gedraag u rustig, maak geen lawaai en laat het licht uit. Dit laatste versterkt het idee dat een donkere omgeving ’s nachts normaal is en dat men ook in het donker perfect met elkaar kan praten.
• Los het probleem liefst in de kamer van het kind op.
• Soms tracht een kind de ouder bij zich te houden door te zeggen dat er monsters, wolven, enz. in zijn kamer zitten. Wat u dan niet moet doen, is achter de kasten en onder het bed gaan kijken en besluiten dat ze er niet zijn. Daarmee bevestigt u nl. dat zoiets wel mogelijk kan zijn.

Het best kunt u rustig, maar beslist, zeggen dat zoiets niet kan, dat het allemaal inbeelding is en dat het kind maar weer moet gaan slapen en liefst aan aangename dingen moet denken.

Nachtmerries
Vanaf 2 jaar beginnen nachtmerries op te duiken. Deze angstdromen kunnen op hun beurt het inslapen bemoeilijken omdat het kind op deze leeftijd het onderscheid nog niet kan maken tussen dromen en werkelijkheid. Het idee dat gaan slapen betekent dat ze zich willoos overgeven aan het onbekende, is voor hen te be- angstigend.

Naarmate het kind ouder wordt, neemt de realiteitszin toe. Het kind begint meer logisch te redeneren. Een gevolg daarvan is dat het ook een onderscheid begint te maken tussen dromen en werkelijkheid. Nachtmerries worden daardoor zeldzamer. Vermoedelijk hebben deze kinderen nog wel nachtmerries, maar doen ze steeds minder een beroep op hun ouders als ze wakker worden en leren ze steeds beter hun plan te trekken. Dit wordt onder meer geïllustreerd door het feit dat kleine kleuters vaak huilen of roepen bij een nachtmerrie. Oudere kleuters van 5-6 jaar gaan vaak zelf naar hun ouders toe als ze wakker worden bij een nachtmerrie.
Rond de leeftijd van 6 jaar is er een piek in het aantal nachtmerries. Vermoedelijk heeft dit te maken met wat het kind overdag heeft meegemaakt en met eventuele angsten of conflicten die nog blijven doorspelen tijdens de slaap.

Het heeft echter weinig zin om naar de diepere achtergronden van nachtmerries te zoeken. Ze zijn een normaal verschijnsel en verdwijnen vanzelf. Dat men zich een nachtmerrie herinnert, is ook niet echt belangrijk. De herinnering is nl. grotendeels afhankelijk van het feit of men al dan niet wakker geworden is. Aan dromen of nachtmerries die tijdens een diepe slaapfase beleefd worden, houdt men nl. zelden herinneringen over, wat niet wil zeggen dat ze er niet zijn.

Mee in het ouderlijk bed ?

Over de al dan niet vermeende risico’s van het in bed nemen van kinderen bestaat onenigheid. Volgens sommige mensen zou dit bv. het onafhankelijk en zelfstandig worden bemoeilijken. Andere bronnen spreken dit tegen.

Sommige ouders nemen hun kind echter in bed omdat ze dit zelf graag hebben, bv. uit behoefte aan gezelschap bij alleenstaande ouders. Op zich is daar niets op tegen, op voorwaarde dat de individuele behoeften en de persoonlijkheid van het kind gerespecteerd worden. Als een kind steevast mee in bed genomen wordt als alibi om seksueel contact met de partner te vermijden, dan zit het echter fout. Het kind wordt dan gebruikt om andere problemen toe te dekken en dit moet uiteraard afgeraden worden.

De gezellige scènes waarbij heel het gezin bv. op een zondagochtend samen in één bed ligt, vallen hier volkomen buiten. Dergelijke scènes hebben gewoonlijk immers een positieve waarde voor het gezin.

Foute denkbeelden

Slaapproblemen kunnen ook wel eens het gevolg zijn van hardnekkige foute denkbeelden. Sommige jongeren zijn bv. opgevoed met de vaste overtuiging dat men absoluut minstens 8 uur slaap per nacht nodig heeft. Hardnekkig die 8 uur slaap trachten vol te krijgen, kan hen het idee geven dat ze slecht slapen, waardoor ze onzeker worden, extra vroeg naar bed gaan, nog meer wakkerliggen, enz. Goede informatie kan zoiets gemakkelijk verhelpen.

Wat doen bij problemen?

Het is belangrijk om geen oorzaken of problemen te zoeken die er niet zijn en de toestand niet ernstiger te maken dan hij is.

Maak geen drama als het kind ’s nachts wakker wordt, maar kalmeer het. Vertel dat alles wel spontaan zal overgaan, dat u zelf ook wel eens wakker wordt, leg uit wat u dan doet, enz. Knuffel het kind een beetje, maak een grapje, zeg wat het kan en mag doen als het toch nog wakker zou blijven (bv. een boekje lezen in bed, een slokje water gaan drinken), enz.

Eén van de vragen die ouders zich stellen als hun kind schijnbaar slaapproblemen heeft, is of het kind wel voldoende slaapt. Als regel geldt dat kinderen veel slaap nodig hebben, maar sommige kinderen kunnen het met weinig slaap stellen. Indien een kind weinig lijkt te slapen, maar overdag nooit moe lijkt en het fris en monter blijft, is er geen reden om zich ongerust te maken.

Een tweede goede methode is de controle bij het ontwaken ’s morgens. Als een kind ’s morgens spontaan of toch gemakkelijk wakker wordt, heeft het voldoende geslapen en is het uitgerust.

Goede slaaphygiëne

• Belangrijk is dat u tijd vrijmaakt om uw kind te slapen te leggen en dat u het slaapritueel tijdig begint.
• Vermijd wilde spelletjes of opwindende bezigheden kort voor het slapengaan.
• Zorg voor een vaste routine : op een vast tijdstip beginnen, pyama aan, tanden poetsen, zacht knuffelen, een nachtzoen, enz.
• Vermijd lange slaaprituelen, waaraan geen einde lijkt te komen en die het kind steeds opnieuw de gelegenheid geven iets te vinden om de aandacht te trekken.
• Als er slaapproblemen zijn, doet u er goed aan om de slaapkamer te reserveren voor het slapen alleen. Dus niet om er te spelen. Een slaapkamer waarin het kind alleen komt om er te slapen, zet het kind automatisch aan tot slapen. Houd de slaapkamer sober en verwijder alle stimulerende prikkels zodat het kind niet uitgenodigd wordt tot spelen.

Slaap- of kalmeermiddelen zijn slechts uitzonderlijk verantwoord bij slaapproblemen bij kinderen. De enige maal dat een kortdurend gebruik van een slaap- of kalmeermiddel aangewezen kan zijn, is om een vastgelopen situatie te doorbreken.


Laatst bijgewerkt: juli 2020

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram