Mogelijke behandelingen bij Multiple sclerose (MS)

dossier Multiple sclerose (MS) is een chronische ziekte die de levenskwaliteit enorm kan aantasten. "De vooruitgang in het voorkomen van opflakkeringen is enorm geweest de voorbije 20 jaar. Eenzelfde therapeutische (r)evolutie is nu nodig om progressie af te remmen", vertelt prof. Bénédicte Dubois (KU Leuven/UZ Leuven), die voor ons de huidige mogelijke behandelingen overloopt.

Lees ook: Alles wat je moet weten over Multiple Sclerose (MS)

Algemene leefregels

Getty_MS_behandeling_2023.jpg

© Getty Images

  • Vermijd hoge temperaturen: heet douchen, baden, zonnebaden, sauna, koorts. Hoge temperaturen kunnen bestaande klachten aanwakkeren.
  • Bij koorts kan je aspirine of een ander koortswerend middel nemen.
  • Vermijd zware inspanningen. Blijf in beweging, maar niet zo dat het je uitput. Enige lichaamsbeweging (wandelen, fietsen, zwemmen en dergelijke) is wel aan te raden. Het kan aangewezen zijn om samen met een kinesist een aangepast spieroefenprogramma uit te werken.
  • Vermijd stress. Wie onder druk staat of zich veel zorgen maakt, krijgt op de duur een verminderde weerstand. Daardoor word je vatbaarder voor klachten, ook voor die van MS.
  • Hou regelmaat in je leven. Eet en rust op min of meer vaste momenten, zorg voor een goede nachtrust, zorg ervoor dat je na een drukke periode ook een rustige periode heeft waarin je weer bij kan komen.
  • Zorg voor een goede voeding. Dit helpt om in goede conditie te blijven. Om constipatie te vermijden is veel drinken (maar geen koffie) en een vezelrijke voeding aangeraden.
  • Probeer infecties en verwondingen te vermijden. Blijf bijvoorbeeld uit de buurt van mensen die griep hebben. Infecties en koorts kunnen soms klachten verergeren. Laat je vaccineren tegen de griep.
  • Verdoving bij operaties, bevalling: Overleg met de neuroloog en anesthesist. Doorgaans zijn geen specifieke maatregelen nodig omwille van de MS.

Lees ook: Wat zijn de (vroege) symptomen van Multiple Sclerose (MS)?

Psychologische begeleiding

Een belangrijk onderdeel van de behandeling van MS is de psychologische begeleiding. Patiënten moeten geïnformeerd worden over de manier waarop zij het best met hun ziekte kunnen omgaan, stress kunnen beheersen, een eventuele depressie moet behandeld worden...

Lees ook: Wat doet een psycholoog en hoe vind je er één?

Geneesmiddelen

MS kan niet genezen worden. Maar er bestaan wel geneesmiddelen waarmee de vele klachten kunnen worden verlicht en geneesmiddelen waarmee opflakkeringen van de ziekte kunnen worden afgeremd.
In wat volgt geven we een overzicht van de verschillende behandelingsmethoden. Er gebeurt ook nog veel onderzoek naar nieuwe behandelingsmethoden. Heb je hierover vragen, praat er dan over met je behandelend arts.

Lees ook: Getuigenis: Diane heeft al zeven jaar MS

Corticosteroïden

Corticosteroiden hebben een ontstekingsremmend effect. Ze zijn nog steeds de eerste behandeling bij aanvallen, maar ze hebben geen effect op langere termijn. Er bestaan verschillende opvattingen over de beste toedieningswijze en dosis. Omwille van de vele mogelijke bijwerkingen, vergen ze zeer strikte medische controle.

Immunomodulerende geneesmiddelen

Met immunomodulerende geneesmiddelen die inwerken op het immuunsysteem, tracht men de ontstekingsmechanismen bij MS te controleren. Deze geneesmiddelen kunnen niet de al aangebrachte beschadiging van het zenuwstelsel herstellen. Maar ze kunnen wel bij de meeste MS-patiënten, vooral in de beginjaren van de ziekte, de ontstekingsreactie in het zenuwstelsel en zo de opflakkeringen afremmen.
Ze blijken geen duidelijke invloed te hebben op het progressief verloop bij primair of secundair progressieve MS.

Interferon: Interferonen zijn scheikundige stoffen (cytokines) die van nature door het lichaam worden aangemaakt en een belangrijke rol spelen in de werking van het afweersysteem. Kunstmatig geproduceerd interferon alfa en beta (Betaferon®, Avonex®, Rebif®) onderdrukt de ontstekingsreactie en de afbraak van myeline ten gevolge van de abnormale werking van het immuunsysteem bij MS. Beide interferonen verminderden de ernst van de opstoten alsook hun frequentie met 30 tot 37% per jaar. Er wordt eveneens een vermindering van de actieve letsels en een positief effect op de uitbreiding van het totaal aantal letsels waargenomen. Interferon toegediend in een vroeg stadium aan patiënten met een eerste demyeliniserende neurologische gebeurtenis (ter hoogte van de optische zenuw, het ruggenmerg, de hersenstam of het cerebellum), en hersenletsels zou het inflammatoir proces dat leidt tot de secundair progressieve fase, kunnen tegenhouden. Maar dit is nog steeds niet afdoend bewezen.

  • Recent verscheen een overzichtsstudie (Lancet, 2003, 545-552) over interferonen bij relapsing-remitting MS. Interferonen doen het aantal patiënten met een exacerbatie in het eerste behandelingsjaar lichtjes dalen. Op basis van de huidige gegevens kan evenwel geen uitspraak gedaan worden over het klinisch efffect van de interferonen na het eerste behandelingsjaar, en zijn verdere studies noodzakelijk om hun doeltreffendheid en ongewenste effecten op lange termijn te bepalen.
  • Studies met interferon bij patiënten met secundair progressieve MS geven wisselende resultaten. Meestal wordt een gunstig effect gezien op de invaliditeit, vooral bij jongere patiënten, maar de effecten zijn minder eenduidig en waarschijnlijk beperkter dan bij de relapsing-remitting vorm. Deze effecten zouden eerder het gevolg zijn van een gunstig effect op de opstoten dan wel van een effect op de progressie van de ziekte.
  • Bijwerkingen: De onmiddellijke bijwerkingen van interferon verschillen lichtjes afhankelijk van het type dat wordt gebruikt en de manier waarop het wordt ingespoten. Een ontstekingsreactie op de plaats van de inspuiting en een griepachtige toestand in de eerste weken na de aanvang van de behandeling komen vaak voor. Zeldzame ongewenste effecten zijn o.m. depressie, overgevoeligheidsreacties zoals bronchospasme en anafylaxis, en hematologische verwikkelingen. Omdat interferon nog maar een beperkt aantal jaren bij MS in gebruik is, kan men nog niet met zekerheid weten of er ook geen laattijdige bijwerkingen zullen optreden. Regelmatige controles bij een neuroloog met onderzoek van het bloed zijn daarom aangewezen.

Glatirameer-acetaat: Glatirameer-acetaat (Copaxone®) is een synthetische samenstelling van verschillende aminozuren dat enige gelijkenis vertoont met afbraakproducten van myeline en dat de afbraak van myeline onderdrukt. Het moet dagelijks onderhuids worden ingespoten. Recente studies wijzen op een daling van het aantal opstoten (exacerbaties) met 30 tot 70% en een daling van het aantal actieve hersenletsels. Er is op dit ogenblik evenwel geen bewijs dat glatirameeracetaat een invloed heeft op de ernst en de duur van de opstoten of op de ziekteprogressie.

  • Bijwerkingen: Een lokale reactie op de plaats van de inspuiting met roodheid en verharding komt veel voor, maar verdwijnen meestal na enkele weken. Een algemene reactie onmiddellijk na de inspuiting komt bij ongeveer 15 procent van de patiënten voor. Ze bestaat uit een rood oplopend aangezicht, soms pijn in de borst met hartkloppingen, ademhalingsstoornissen en angstgevoel. Deze verschijnselen duren minder dan dertig minuten en laten geen verwikkelingen na. De reactie zal bij eenzelfde patiënt zelden meer dan een keer voorkomen.


Lees ook: Soorten pijnstillers en verschil in werking

Terugbetaling door het ziekenfonds

Omdat een jaar behandelen met een interferon of met glatirameer-acetaat heel duur is, worden ze alleen terugbetaald voor patiënten die redelijk veel aanvallen doen of snel achteruit gaan. Omdat nog niet alle producten in alle situaties werden onderzocht of een effect toonden, kan hun indicatie verschillen.

Het aantal vergoedbare verpakkingen is beperkt tot maximum 13 per jaar. De neuroloog moet aan de adviserende geneesheer van het ziekenfonds jaarlijks een verslag bezorgen waarin wordt aangetoond dat de patiënt aan de vereiste criteria voor vergoeding beantwoordt.
Om terugbetaling te bekomen, moet aan volgende vereisten zijn voldaan:

Relapsing-remitting MS

1. de Multiple Sclerose is van het relapsing-remitting type, klinisch bewezen en aangetoond door het positief resultaat van minstens twee van de volgende onderzoeken: lumbaal vocht, geëvoceerde potentialen en NMR;
2. de patiënt kan zonder hulpmiddelen meer dan 100 m ver gaan (wat overeenkomt met een score van 5.5 of minder op de EDSS-schaal waarmee men de toename van de bewegingsbeperkingen kan meten)
3. de patiënt heeft in de laatste twee jaar minstens twee exacerbaties (met volledig of onvolledig herstel) gedaan, d.w.z. de onverwachte komst van nieuwe symptomen of de verergering van bestaande symptomen, die minstens 24 uur hebben geduurd, zonder koorts en gevolgd door een stabiele periode van minstens 30 dagen, en een behandeling hebben vereist met glucocorticosteroïden.

Eerste opstoten (exacerbatie) met verhoogd risico op ontwikkeling van zekere MS

Patiënten waarvan onder meer op grond van de belangrijke MRI-afwijkingen en andere kenmerken kan worden besloten dat ze een verhoogd risico lopen om definitief MS te ontwikkelen, kunnen onder bepaalde voorwaarden Avonex® of Betaferon® voorgeschreven en vergoed krijgen.

Secundair progressieve MS

Op dit ogenblik kunnen patiënten in België terugbetaling voor Betaferon® en Rebif® krijgen op voorwaarde dat:

  1. de diagnose van secundair progressieve MS klinisch bewezen is en ondersteund door minstens twee van de volgende drie onderzoeken: lumbaal vocht, geëvoceerde potentialen en MRI;
  2. zij nog in staat zijn om met de hulp van beiderzijdse hulpmiddelen zonder rusten minstens 20 meter te lopen (een score van gelijk of minder dan 6.5 op de EDSS-schaal);
  3. tenminste twee aanvallen met gedeeltelijke recuperatie hebben vertoond in de laatste twee jaar.

Lees ook: Waarom is er meer MS in België dan in Costa Rica?

Experimentele behandelingen

  • Monoclonale antilichamen: Dit zijn antilichamen die gericht zijn tegen specifieke stoffen. Nataluzimab of Antegren is een antistof die gericht is tegen de molecules op de vaatwand waaraan de witte bloedcellen zich vasthechten. De eerste studies lijken belovend. Er treden minder aanvallen op en het aantal nieuwe letsels was ook lager. Er traden wel ongewenste bijwerkingen op zoals hoofdpijn, grieperigheid en diarree.
  • Immunoglobuline: Meerdere preliminaire studies hebben een positief effect aangetoond van deze, weliswaar dure, therapie op het risico van MS opstoten, oa. tijdens de periode na de bevalling. De bijwerkingen zijn vooral koude rillingen, hoofdpijn, overgeefachtigheid, gewrichtspijnen. Een allergische reactie met brutaal zakken van de bloeddruk kan occasioneel optreden.
  • Immunosuppressoren: Immunosuppressiva zijn geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken. Ze worden gebruikt bij diverse auto-immuunziekten, zoals reumatoïde artritis, bij kanker en bij orgaantransplantatie. Bij MS is hun gebruik nog experimenteel. Bovendien hebben ze vaak ernstige bijwerkingen, wat hun gebruik sterk beperkt. Op basis van de reeds bestaande studies moeten sulfasalazine, cyclosporine, acyclovir alleszins uitgesloten worden. Producten die momenteel worden onderzocht zijn o.m. Azathioprine, Mitoxantroon (een kankergeneesmiddel dat in de USA erkend is voor de behandeling van secundaire progressieve MS), Methotrexaat, Cladribin en Paclitaxel.
  • Matrix metallo proteïnasen (MMP): Dit zijn eiwitten die de doorgankelijkheid van de bloed-hersenbarrière bij MS medebepalen. MMP verhoogt de doorgankelijkheid van de bloedvaten door het gel-achtige laagje onder de bloedvaten weker te maken. In laboratoriumomstandigheden is aangetoond dat MMP demyelinisatie kan veroorzaken. MMP's spelen een rol bij wondheling, gewrichtsontstekingen en andere neurologische aandoeninúgen, zoals Guillain-Barré, AIDS, meningitis en zelfs bij een beroerte of een hersentumor. Momenteel wordt onderzocht of MMP-dosage gebruikt kan worden om de ziekteactiviteit op te volgen. Ook zou verlaging van MMP via MMP-inhibitoren een behandeling kunnen betekenen.
  • Xaliproden: is een product met een ontstekingsremmende en zenuwbeschermende werking. Dierproeven hebben een effect op MS aangetoond. Momenteel lopen er studies bij de mens.
  • Inosine: dit is een stof die van naure door de mens wordt geproduceerd en die in het lichaam urinezuur aanmaakt. Bij MS- patiënten wordt een verlaagde concentratie van inosine in het bloed vastgesteld. Men vermoedt dat een verhoging van deze urinezuurspiegel door inosine een remmende invloed zou kunnen hebben op de afbraak van myeline.
  • Transplantatie van stamcellen: Stamcellen worden uit het beenmerg gehaald en worden terug in de bloedbaan gebracht nadat eerst alle immuuncellen zijn vernietigd. De nieuwe stamcellen kunnen zich dan ontwikkelen tot nieuwe immuuncellen. De eerste onderzoeksresultaten zijn echter weinig hoopgevend.
  • Aminopyridine: Deze geneesmiddelen zouden de zenuwgeleiding op beschadigde plaatsen kunnen verbeteren. Er bestaan studies die een verbetering van het zicht, spierkracht en coördinatie aantonen, maar de effecten blijken van korte duur.
  • Plasmaferese: Bij deze behandeling wordt bloedplasma (het vloeibare deel van het bloed) gescheiden van de bloedcellen gescheiden. De bloedcellen worden dan vermengd met nieuw bloedplasma en terug in het lichaam gebracht. Dit nieuwe plasma zou antilichamen die MS uitlokken verdunnen en op die manier een gunstig effect hebben. Deze procedure wordt nog volop bestudeerd, maar zou vooral bij jongere patiënten effect hebben.
  • Oligodendrocyte Implanten: De transplantatie van oligodendrocyte cellen in de hersenen die de groei van zenuwen stimuleren, wordt momenteel onderzocht. De eerste resultaten lijken veelbelovend, o.m. wat herstel van het zicht betreft.
  • T-cel vaccinatie: Vaccinatie met witte bloedcellen (T-cellen) die myeline aan kunnen vallen, leidt tot het opwekken van een reactie van het lichaam tegen deze met myeline reagerende cellen. Ook dit wordt momenteel in verschillende studies onderzocht.

Behandeling van de symptomen

Er bestaan tal van behandelingen om de vele symptomen van de ziekte onder controle te houden.

  • Vermoeidheid: Modafinil, een amfetaminederivaat dat ook gebruikt wordt bij narcolepsie, zou een gunstig effect kunnen hebben.
  • Spasticiteit: De belangrijkste en eerste maatregel blijft regelmatige strekoefeningen (stretching) en spierversterkende oefeningen. Dit kan immers de evolutie naar een blijvende contractuur vermijden. De toepassing van 'cold packs' (veelal gedurende een 10-tal minuten) op spastische spieren leidt tot een tijdelijke vermindering van de spiertonus. Het effect is kortdurend doch kan pijn milderen of stretching vlotter maken.
  • Spierontspanners: Benzodiazepines (o.a. diazepam). Deze verminderen spasticiteit door invloed op het centrale zenuwstelsel. Ze worden bij voorkeur ‘s nachts gebruikt omdat ze slaperigheid veroorzaken. Soms leiden ze ook tot ganginstabiliteit en krachtsverlies. Benzodiazepines veroorzaken gewenning.
    Baclofen: Ook baclofen werkt in het centrale zenuwstelsel. Baclofen mag nooit plots gestopt worden, gezien risico op epileptische insulten, hallucinaties en rebound spasticiteit.
    Dantroleen: In tegenstelling tot benzodiazepines en baclofen oefent dantroleen zijn invloed rechtstreeks op de spier uit. De werking is niet specifiek voor de spastische spier. Dantroleen kan dan ook tot een globale spierverzwakking leiden.
    Tizanidine: Tizanidine vermindert spasticiteit door een inwerking op het centrale zenuwstelsel.
    Al deze geneesmiddelen kunnen min of meer ernstige bijwerkingen hebben en mogen dus alleen onder strikte dokterscontrole worden genomen.
  • Chemodenervatie: Bij deze techniek wordt de zenuwimpuls naar de spastische spier onderbroken, wat reductie toelaat van de spasticiteit en normale positie of functie toelaat.
  • Chirurgie: Heelkunde is alleen aangewezen bij ernstige, chronische spasticiteit en wanneer andere behandelingen hebben gefaald. Het dient nooit ondernomen te worden bij een recent opgetreden spasticiteit, gezien de spiertonus nog kan fluctueren.
    Neurochirurgie poogt de spasticiteit te milderen door destructie van zenuwcellen in het ruggenmerg die bijdragen aan despasticiteit.
    Orthopedische chirurgie poogt het effect van spasticiteit te corrigeren door een combinatie van technieken ter hoogte van spier, pees en skelet.
  • Blaasproblemen: Het gaat vooral om aandrang-incontinentie met vaak aandrang om te plassen. Soms is de aandrang zo sterk of plotseling dat u het toilet niet op tijd haalt. Er zijn verschillende geneesmiddelen die aandrang-incontinentie kunnen verminderen. Ze hebben nogal eens bijwerkingen (bijvoorbeeld een droge mond).
  • Urineweginfecties komen vaak voor bij MS-patiënten. Ze worden behandeld met antibiotica. Om dergelijke infecties te voorkomen is veel drinken aan te raden.
  • Constipatie: Naast een aangepast dieet (vezelrijk, veel drinken), speciale oefeningen, kunnen vezelsupplementen worden voorgeschreven. Bij ernstige constipatie kunnen laxativa nodig zijn.
  • Tremor (beven): Geneesmiddelen zoals carbamazepine hebben in sommige gevallen een gunstig effect.
  • Aangezichtspijn en spasmen: Indien gewone pijnstillers niet volstaan, kunnen anti-epileptica (zoals carbamazepine, fenytoïne en gabapentine) of benzodiazepines (zoals diazepam) worden voorgeschreven. In ernstige gevallen kan een chirurgische zenuwblokkade worden overwogen.
  • Seksuele problemen: Sildenafil (Viagra) heeft bij sommige MS-patiënten een gunstig effect.
  • Depressie: De klassieke tricyclische antidepressiva blijken zeer goed te werken bij ernstige depressies en hebben bovendien een gunstig effect op de stemmingsveranderingen waaronder MS-patiënten vaak lijden. Ze kunnen ook een gunstig effect hebben op sommige van de fysieke symptomen (o.m. blaasproblemen). Nadeel is dat ze heel wat bijwerkingen kunnen hebben. De nieuwere SSRIs (serotonin-reuptake inhibitoren) zoals fluoxetine, sertraline en paroxetine worden beter verdragen.
  • Cannabis en multiple sclerose: Cannabis is met een medisch voorschrift te voor de behandeling van spasticiteit bij MS, waarbij andere medicijnen onvoldoende effect hebben of niet verdragen worden. 

Lees ook: Wie kan Multiple Sclerose (MS) krijgen?

Alternatieve behandelingswijzen

Er bestaan vele alternatieve behandelingswijzen waarvan het effect vaak niet bewezen is en die soms zelfs schadelijk kunnen zijn. Volgens sommige studies zouden tot 60% van de MS-patiënten wel eens zo’n behandelingswijze proberen.
Overleg altijd met je behandelend arts voor je een of andere behandeling probeert.

  • Relaxatie en meditatietechnieken (zoals yoga, tai chi, biofeedback...): hebben geen nadeel en kunnen voor sommige patiënten zinvol zijn, bv. als stressbestrijding, om zich beter te voelen...
  • Acupunctuur: hierover bestaan weinig studies. Sommige gevalsstudies wijzen op een gunstig effect. Er bestaat een miniem risico op infecties.
  • Linolzuur (o.m. teunisbloemolie): is een polyonverzadigd vetzuur dat enigszins lijkt op myeline. Er bestaan geen studies over het effect, maar het is ook niet schadelijk.
  • Antioxydantia (vitamine A, E, D en C, Q10....): er bestaan geen studies die een gunstig effect kunnen aantonen.
  • St-Janskruid (Hypericum): wordt gebruikt bij depressie. Maar het kan leiden tot overgevoeligheid voor zonlicht en kan de werking van andere MS-geneesmiddelen verstoren.
  • Ginkgo biloba: wordt gebruikt tegen o.m. geheugenproblemen. Geen enkel effect bij MS-patiënten is tot nu toe aangetoond.
     

Lees ook: Onderzoekers vinden oorzaak MS en zijn zo een stap dichter bij behandeling


Laatst bijgewerkt: augustus 2023

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram