- dossierKan je de afbraak van alcohol in je bloed versnellen?
- dossierVakanties in Vlaanderen: schoolkalender tot 2026-2027
- dossierDiabetes- en afslankmedicijn Mounjaro: meer gewichtsverlies dan Ozempic
- dossierInsulineresistentie: symptomen en hoe omkeren?
- nieuwsDeze 3 eetgewoonten zijn grootste oorzaken van diabetes type 2
Nieuwe regels voor rijbewijs bij diabetes en epilepsie
nieuws
Sinds 15 september 2010 gelden nieuwe medische minimumnormen voor autobestuurders met een oogaandoening, diabetes of epilepsie.
In principe moet iedere persoon met diabetes of epilepsie zijn rijbewijs binnen de 4 werkdagen na de diagnose inleveren en na voorleggen van een rijgeschiktheidsattest laten vervangen door een rijbewijs met een beperkte geldigheidsduur, dat periodiek vernieuwd dient te worden en waaraan op individuele basis voorwaarden gekoppeld kunnen zijn (b.v. diabeet wordt rijgeschikt bevonden op voorwaarde dat hij/zij niet alleen rijdt).
Bij een functionele beperking is steeds een advies van het CARA nodig (het Centrum voor Rijgeschiktheid en voertuigAanpassing, een onderdeel van het Belgisch Instituut voor de VerkeersVeiligheid, BIVV).
De wijzigingen hebben betrekking op de kandidaten voor een rijbewijs van groep 1 (personenauto’s en motors - categorieën A3, A, B, B+E of G) en op de kandidaten voor een rijbewijs van groep 2 (vrachtwagens en bussen – categorieën C, C+E, D of D+E en subcategorieën C1, C1+E, D1 of D1+E - vervoer in opdracht van een werkgever).
Epilepsie
Bij de rijgeschiktheidsbeoordeling wordt voortaan een duidelijk onderscheid gemaakt tussen kandidaten met epilepsie en kandidaten die een epileptische aanval hebben gehad (ongeacht ze al dan niet cerebrale chirurgie hebben ondergaan). Als algemene stelregel geldt dat iemand epilepsie heeft wanneer die binnen een periode van 5 jaar twee of meerdere niet uitgelokte epileptische aanvallen heeft gehad. Na vijf jaar aanvalsvrijheid kan een nieuwe aanval beschouwd worden als een eerste aanval.
In tegenstelling tot vroeger moet een arts gespecialiseerd in de neurologie of neuropsychiatrie, steeds het specifieke epilepsie syndroom en het (de) aanvalstype(n) bepalen, nodig om het risico op verdere aanvallen in te schatten. Bij andere oorzaken van bewustzijnsverlies of -daling houdt hij onder meer rekening met het risico op herhaling tijdens het rijden. Hij formuleert het advies m.b.t. de rijgeschiktheid en de geldigheidsduur ervan.
Zowel kandidaten met epilepsie als kandidaten die een epileptische aanval hebben gehad, worden in principe altijd als ‘niet rijgeschikt’ beschouwd. De wet voorziet echter heel wat situaties waarin kandidaten voor een rijbewijs van groep 1 of kandidaten voor een rijbewijs van groep 2 ‘wel rijgeschikt’ kunnen worden bevonden. Deze mogelijkheden zijn nu drastisch uitgebreid. Wie een rijbewijs van groep 1 aanvraagt, en slechts één aanval van epilepsie heeft gehad, kan bijvoorbeeld al rijgeschikt worden verklaard na een aanvalsvrije periode van minstens 6 maanden. Dit kan zelfs na een aanvalsvrije periode van minstens drie maanden indien het elektro-encefalogram geen epileptiforme tekens vertoont en de neurologische beeldvorming niet wijst op het bestaan van een epileptogene cerebrale pathologie.
Ook kandidaten voor een rijbewijs van groep 2 die een eenmalige niet uitgelokte aanval van epilepsie hebben gehad en reeds 5 jaar aanvalvrij zijn, kunnen rijgeschikt worden verklaard. Vroeger kregen ze vanaf de eerste epilepsie-aanval een levenslang verbod. Daarnaast kan onder meer ook de kandidaat met epilepsie, ongeacht de vorm, rijgeschikt worden verklaard na een ononderbroken periode van minstens 10 jaar zonder aanvallen van welke vorm ook.
Kandidaten van een rijbewijs van groep 1 moeten onder regelmatig geneeskundig toezicht staan, voldoende inzicht hebben in de aandoening, blijk geven van strikte therapietrouw en de voorgeschreven medicamenteuze anti-epileptische behandeling nauwgezet volgen. Een uitgebreid neurologisch onderzoek laat tot een stabilisatie van de toestand besluiten.
Kandidaten voor een rijbewijs van groep 2 moeten dan weer aanvalsvrij gebleven zijn voor de vereiste periode en dit zonder anti-epileptische medicatie, onder regelmatig geneeskundig toezicht staan, voldoende inzicht hebben in de aandoening, het elektro-encefalogram mag geen epileptiforme afwijkingen vertonen, en de neurologische beeldvorming mag niet wijzen op het bestaan van een epileptogene cerebrale pathologie. In beide gevallen is steeds een gunstig neurologisch verslag vereist. Dit verslag geeft voor kandidaten van groep aan dat er geen aanwijzingen zijn dat het risico op een nieuwe aanval, bewustzijnsverlies; of -daling tijdens het rijden groter is dan 2 % per jaar.
Diabetes
Ook voor diabetici verruimen de mogelijkheden om rijgeschikt te worden verklaard. Zo maken kandidaten voor een rijbewijs van groep 1 die 3 of meer insuline-inspuitingen per dag of een behandeling met een insulinepomp toegediend krijgen, voortaan bijvoorbeeld kans op een rijgeschiktheidsattest. Bovendien zullen diabetici met complicaties aan ogen, zenuwstelsel, hart of bloedvaten die een veilige besturing van een voertuig verhinderen niet meer automatisch uit de boot vallen. Zij worden voortaan doorverwezen naar specialiteiten om hun advies over de rijgeschiktheid in te winnen. Dit geldt ook voor kandidaten met locomotorische stoornissen die invloed kunnen hebben op hun besturingscapaciteiten. De vereiste om vrij te zijn van complicaties wordt ook niet meer als standaardvoorwaarde opgelegd aan onder meer de kandidaten voor een rijbewijs van groep 2 die worden behandeld met een dieet of met bloedsuikerverlagende medicatie die in een therapeutische dosis geen hypoglykemie kan veroorzaken.
De controle van de rijgeschiktheid verloopt daarentegen volgens een strikter patroon. De huisarts kan alleen een rijgeschiktheidsattest afleveren bij personen met een rijbewijs van groep 1 (alles behalve rijbewijzen van categorie C, D en bezoldigd vervoer) die niet op 3 of meer insuline-injecties of een insulinepomp staan. Voor diabetici met een verhoogd risico op een ernstige hypo (of hyper)glykemie of met een ernstige hypo (of hyperglykemie) moet een diabetesspecialist de rijgeschiktheid beoordelen. Dit geldt ook voor de rijgeschiktheid van kandidaten met een recurrente hypoglykemie of kandidaten die onvoldoende inzicht hebben in het risico op hypoglykemie.
Kandidaten moeten, naast de rijgeschiktheidsvoorwaarden naargelang de medische situatie, nog steeds aan een aantal algemene voorwaarden voldoen: ze hebben stabiele diabetes, hebben voldoende inzicht in hun aandoening, kennen het risico op hypoglykemie en herkennen de symptomen ervan, geven blijk van strikte therapietrouw, hebben een diabeteseducatie gevolgd en staan onder geregeld geneeskundig toezicht.
Het rijvaardigheidsattest blijft in principe 5 jaar geldig (vroeger was dit slechts 3 jaar voor personen >50 jaar). Voor rijbewijzen van groep 2 (categorieën C, D en bezoldigd vervoer) blijft het rijvaardigheidsattest slechts 3 jaar geldig.
Visuele functies
Kandidaten met een visuele beperking wenden zich net als vroeger tot een oogarts van hun keuze die de rijgeschiktheid zal bepalen. Hij moet bij zijn beoordeling rekening houden met verschillende aspecten van het visueel functioneren en in het bijzonder met de gezichtsscherpte, het gezichtsveld, het gezichtsvermogen in het schemerdonker, de licht- en contrastgevoeligheid, diplopie en andere visuele functies die essentieel zijn om veilig een motorvoertuig te besturen. De regering heeft deze verduidelijking nu uitdrukkelijk opgenomen.
De criteria gezichtsscherpte, gezichtsveld en zicht bij schemerlicht werden ook inhoudelijk gewijzigd. Zo moet het horizontale binoculaire gezichtsveld voor de kandidaten van groep 2 voortaan minstens 160° (voorheen 140°) bedragen.
Voortaan is iedereen met een visuele stoornis die het veilig besturen van een voertuig kan verhinderen, niet rijgeschikt. Alleen kandidaten van groep 1 met een beperking door een gestoorde contrastgevoeligheid of kandidaten met een progressieve visuele functiestoornis kunnen, onder specifieke voorwaarden, rijgeschikt worden verklaard. De wet beschouwd ook iedereen waarbij een belangrijke verandering in het visueel functioneren is opgestreden automatisch als niet rijgeschikt. Ook hier kan een arts onder specifieke voorwaarden het tegendeel verklaren.