Syndroom van Guillain-Barré (GBS)
dossier
Het syndroom van Guillain-Barré is een niet-aangeboren aandoening die leidt tot het niet of onvoldoende functioneren van de spieren en verlammingen. Zowel de spieren van de ledematen als die van de romp worden aangetast, soms ook de aangezichtsspieren.
Naar schatting worden elk jaar zo’n 100 tot 300 mensen in belgiê door GBS getroffen.
De ziekte kan zich op iedere leeftijd voordoen, zowel bij mannen als vrouwen. De ernst van de ziekte varieert sterk, van nauwelijks merkbare spierzwakte en gevoelsstoornissen tot een vrijwel volledige verlamming.
Oorzaak
De oorzaak van het syndroom van Guillain-Barré is een auto-immuunreactie waarbij het immuunsysteem zich richt tegen de eigen zenuwbanen. Hierdoor wordt het isolatiemateriaal van de zenuw (myeline) en soms ook het ingesloten geleidende deel (axon) aangetast, waardoor signalen vertraagd of gewijzigd doorkomen. Kenmerkend is dat de verschijnselen zich vrij plotseling voordoen en meestal snel (binnen enkele dagen) in ernst toenemen.
Aan de basis van deze auto-immuunreactie ligt waarschijnlijk een virusinfectie of een bacteriële infectie zoals Campylobacter jejuni. Campylobacter jejuni is de belangrijkste verwekker van bacteriële gastro-enteritis (diarree). De campylobacter bacterie is een bacterie die o.a. kan voorkomen in onvoldoende verhit kippenvlees.
Er zijn zeldzame gevallen beschreven van GBS na een vaccinatie of na een operatie.
Klachten
De verschijnselen ontstaan vrij plots en nemen meestal snel in ernst toe.
Bij beschadiging van de gevoelszenuwen kan men last hebben van gevoelloosheid, tintelingen, een 'slapend' gevoel of schokjes en trillingen in handen en voeten. Daarnaast kan sprake zijn van 'zenuwpijnen'. Als de bewegingszenuwen zijn aangedaan, kan er sprake zijn van spierzwakte, krampen en/of verlammingsverschijnselen. Doorgaans treedt de verlamming het eerst op in de benen, zodat het moeilijker wordt om trap te lopen of op te staan uit een stoel. Ook de armspieren, aangezichtsspieren, ademhalingsspieren en de hartspier kunnen verlamd raken. Soms heeft dit tot gevolg, dat men (tijdelijk) niet kan spreken. Als de ademhalingsspieren verlammen, kan ademhalingsondersteuning nodig zijn.
Andere mogelijke verschijnselen zijn: een lage bloeddruk, aanvallen van transpiratie en verlies van blaas- en darmcontrole.
Lees ook: Neuropathische pijn of zenuwpijn
Diagnose
De diagnose wordt meestal gesteld aan de hand van het klinische beeld. Nader onderzoek moet andere oorzaken uitsluiten, zoals loodvergiftiging, vergiftiging met chemicaliën als organische fosfaten, ziekten veroorzaakt door bacteriën als Mycoplasma en Corynebacterium diphtheriae, en stofwisselingsziekten als porfyrie. Bij Guillain-Barré worden vaak antistoffen tegen de bacterie Campylobacter jejuni aangetroffen.
Niet alleen worden röntgenfoto´s gemaakt en bloed, urine en ontlasting onderzocht, ook wordt hersenvocht (liquor cerebrospinalis) onderzocht. Bovendien wordt de zenuwfunctie gecontroleerd met een elektromyogram (EMG).
Behandeling
Het zuurstofgehalte in het bloed van de patiënt wordt steeds gecontroleerd en zo nodig wordt via een zuurstofmasker extra zuurstof toegediend. Als desondanks het zuurstofgehalte in het bloed daalt, moet de patiënt worden beademd.
Kinesitherapie voorkomt een verkeerde stand van de gewrichten, bijvoorbeeld een spitsvoet en is later belangrijk voor de revalidatie.
Bij uitgebreide verlamming kan met een spalk een verzwakt ledemaat in een goede houding worden gefixeerd. Handen en voeten die geen gevoel meer hebben, moeten tegen verwonding worden beschermd. Als de patiënt bedlegerig is, moet hij elke paar uur op de andere zijde worden gedraaid om doorliggen (decubitus) te voorkomen.
Bij verlies van de blaas- of darmcontrole kan een slangetje (katheter) worden ingebracht om de urine af te voeren en medicatie kan de darmmotiliteit (= darmbewegingen) ondersteunen.
De patiënt zal later weer moeten leren de verzwakte spieren te gebruiken.
Kans op herstel
80% van de patiënten herstelt volledig binnen drie tot zes maanden. 10 tot 20 procent blijft last houden van enige spierzwakte of gevoelsverlies.
Bij ongeveer 3 procent van de patiënten komt de ziekte één of meer keren terug. Soms pas jaren nadat de ziekte voor het eerst optrad.