Kleurenblindheid of gestoord kleurenzicht

dossier Meestal spreekt men van kleurenblindheid, maar eigenlijk is een gestoord kleurenzicht een betere term. Wat is het verschil precies? En hoe weet je of je kleuren wel juist ziet? We zetten alle info op een rij.

Wat is kleurenblindheid?

Het normale oog is gevoelig voor drie grondkleuren: rood, groen en blauw. Het waarnemen van kleuren is een functie van de kegeltjes in het netvlies. Er zijn drie soorten kegeltjes met een maximale gevoeligheid in respectievelijk het rode, het groene en het blauwe spectrumgebied.
Iemand met gestoord kleurenzicht is minder gevoelig (anomalie) of helemaal ongevoelig (anopie) voor één of meerdere van deze grondkleuren. Daardoor worden bepaalde kleuren of kleurschakeringen niet herkend. Enkel bij ongevoeligheid voor alle grondkleuren kan men spreken van volledige kleurenblindheid. Mensen met die stoornis zien de wereld als in een zwart-wit film.

Verminderd zicht voor groen (deutan) komt het meest voor (5%), dan verminderd zicht voor rood (protan) (1%), roodblindheid (1%) en groenblindheid (1%). Stoornis in blauwzicht (tritan) en volledige kleurenblindheid komen zeer zelden voor.

Lees ook: Is iedereen kleurenblind?

Soorten kleurenblindheid

  • Deuteranopie: geen rood/groen zicht
  • Abnomale trichromatopsie: afwijkend driekleurenzicht, verminderde gevoeligheid van het oog voor één kleur. (Trichromatopsie slaat op personen die normaal kleurenzien). Er is nog een onderscheid tussen protanomalie (verminderde gevoeligheid voor rood), deuteranomalie (verminderde gevoeligheid voor groen) en tritanomalie verminderde gevoeligheid voor blauw.
  • Tritanopie (geen blauw/geel zicht)
  • Dichromatopsie: het oog is slechts gevoelig voor twee kleuren en totaal ongevoelig voor één kleur. Zo is er protanopie (totale ongevoeligheid voor rood, deuteranopie (totale ongevoeligheid voor groen) en tritanopie (totale ongevoeligheid voor blauw).
  • Monochromatopsie: het oog is slechts gevoelig voor één kleur, wordt ook wel “atypische achromatopsie” genoemd.
  • Achromatopsie: Het oog is ongevoelig voor om het even welke soort kleur: totale kleurenblindheid, ook wel “typische achromatopsie” genoemd. Gaat vaak gepaard met andere ernstige visuele problemen zoals fotofobie en sterk verminderde gezichtsscherpte (1 à 2/10). 

Lees ook: Slecht of wazig zicht: zo kan je oogproblemen bij kinderen herkennen

Hoe zien wij kleuren?

Licht komt het oog binnen via de pupil. De lens die direct achter het regenboogvlies ligt, zorgt dat inkomende licht geconcentreerd wordt op een bepaalde plek van het netvlies: de gele vlek (fovea). Het netvlies bekleedt ongeveer 65% van de binnenkant van het oog. Hier wordt licht waargenomen en omgezet in signalen. Via zenuwen, die gebundeld als oogzenuw het oog verlaten, gaan de signalen naar de hersenen.
Het netvlies bestaat uit een aantal lagen waaronder de kegeltjes en staafjes. Dit zijn de lichtreceptoren van het oog. Hier wordt licht waargenomen en omgezet in signalen die worden opgevangen en doorgegeven via de neuronen en uiteindelijk via de oogzenuw richting hersenen. Daar worden de elektrische signalen omgezet in beeld. We 'zien' (ook kleuren) dus niet met onze ogen, maar met de hersenen.

De kegeltjes en de staafjes zijn niet gelijk over het netvlies verdeeld. De gele vlek is 2.5 tot 3 mm in diameter en bestaat uit circa 5.5 miljoen rode en groene kegeltjes. Om te kunnen zien zorgt het oog ervoor dat hier het licht op valt. De blauwe kegeltjes liggen net buiten de gele vlek waardoor blauwe objecten minder duidelijk zijn dan rode of groene.
De kegeltjes en staafjes bevatten een lichtabsorberende stof: retinal. Dit wordt gemaakt uit vitamine A. Een tekort hiervan zorgt voor nachtblindheid. Retinal gaat samen met opsin (‘zwart-witte’ in staafjes, rode in rode kegeltjes, groene in groene kegeltjes en blauwe in blauwe kegeltjes) en vormt zo een van de vier fotopigmenten. Elk fotopigment heeft een eigen opsin, die bepaalt voor welke kleur retinal gevoelig is.

Het netvlies bevat 7 miljoen kegeltjes en 120 miljoen staafjes. De staafjes kunnen geen kleuren onderscheiden, maar zijn zeer gevoelig voor licht waardoor we in het donker kunnen zien. Ook zorgen de staafjes voor het grootste deel voor de waarneming van bewegingen. Van de 7 miljoen kegeltjes is 65% gevoelig voor rood, 33% voor groen en 2% voor blauw. De blauwe kegeltjes zijn in de minderheid, maar hun signaal wordt in de hersenen versterkt.

In het oog komen fotonen van allerlei kleuren terecht, echter alleen rode, groene en blauwe fotonen worden ‘gezien’. Voor geel worden de rode en groene fotonen in dezelfde hoeveelheid door de rode en groene kegeltjes geabsorbeerd. Als er meer rode dan groene fotonen worden geabsorbeerd ontstaat er oranje. Als alle rode, groene en blauwe fotonen in dezelfde hoeveelheid worden geabsorbeerd, ontstaat er de ‘kleur’ wit.

Lees ook: Er is een kleur voor elk humeur

Is kleurenblindheid erfelijk?

Gestoord kleurenzicht is meestal een aangeboren afwijking. Slechts in enkele gevallen is de stoornis het gevolg van een oogziekte. De aangeboren stoornis komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. 8% van de jongens hebben ermee te maken en slechts 0,4% van de meisjes.
Dit is is te verklaren door de lokalisatie van de roodgroenstoornissen op het X-chromosoom met een recessieve eigenschap. Een meisje is enkel kleurgestoord als de afwijking voorkomt op beide X-chromosomen. Jongens hebben slechts één X-chromosoom, bij hen is de afwijking dus altijd manifest.

De mens heeft 23 chromosomen. Hiervan bepaalt 1 paar het geslacht: XX geeft een vrouw, XY een man. De informatie voor de fotopigmenten rood en groen liggen op het X-chromosoom; de blauwe op chromosoom 7. Dit betekent dat de rood-groenafwijking via een X-chromosoom kan worden door gegeven. Mannen die een X-chromosoom hebben met een afwijking voor het zien van kleuren geeft dat zij altijd kleurenblind zullen zijn. Een vrouw zal alleen kleurenblind zijn wanneer zij twee X-chromosomen krijgt die beide een afwijking hebben. Eventueel wordt ze een draagster: ze heeft wel een kleurenblind X-chromosoom, maar dat komt niet tot uiting.

Lees ook: Wat bepaalt de kleur van je ogen?

Er zijn nu 6 situaties mogelijk als er een kind wordt geboren:

  1. Moeder en vader beide geen kleurenblinden (normaal). Geen van de kinderen is kleurenblind.
  2. Moeder normaal, vader kleurenblind. Een jongen is normaal, een meisje is draagster.
  3. Moeder draagster, vader normaal. Een jongen heeft 50% kans kleurenblind te zijn en 50% kans om normaal kleuren te kunnen zien. Hetzelfde geldt voor een meisje, al wordt zij niet kleurenblind, maar draagster.
  4. Moeder draagster, vader kleurenblind. Een jongen heeft 50% kans kleurenblind te zijn en 50% kans om normaal kleuren te kunnen zien. Een meisje heeft 50% kans om kleurenblind te zijn en 50% kans om draagster te zijn.
  5. Moeder kleurenblind, vader normaal. Een jongen is altijd kleurenblind, een meisje is altijd draagster.
  6. Moeder en vader kleurenblind. Ieder kind is kleurenblind.

De 22 ‘gewone’ chromosomen (in andere woorden autosomale chromosomen) zijn veel minder gevoelig voor afwijkingen. Hierdoor is het krijgen van een afwijking voor het zien van blauw even groot voor man en vrouw.
Vermoed wordt dat vrouwen naast de rode, groene en blauwe kleur nog een vierde pigment hebben dat rond het rode of groene fotopigment zit of er tussen in. Hierdoor zouden ze beter kleuren kunnen onderscheiden.

Lees ook: Welke oogkleur krijgt jouw baby?

Diagnose en behandeling van gestoord kleurenzicht

Het onderzoek naar kleurenzicht gebeurt systematisch tijdens het medisch onderzoek van kinderen van de lagere school (eerste leerjaar). Hiervoor wordt in België de Ishihara-Test gebruikt. Deze test bestaat uit gekleurde platen met cijfers of tekeningen op een gekleurde achtergrond. Door hun kleurverwantschap vormen sommige spots bepaalde figuren die in contrast staan tot een achtergrond van spots in andere kleuren. Dit is de test bij uitstek voor het opsporen van rood-groendefecten (protan en deutan), gaande van een zeer licht tot een sterk uitgesproken defect. Blauw-geeldefecten worden met deze test niet opgespoord.

Indien men de precieze graad en de aard van de stoornis wenst te kennen, is een gespecialiseerd onderzoek nodig. Dit kan bij een kleurendeskundige in een universitaire dienst of bij oogartsen die over speciale apparatuur beschikken, o.m. een anomaloscoop.
Bij het kijken door de anomaloscoop ziet de patiënt een veld dat ingedeeld is in twee helften. Door aan schroefknoppen te draaien kan hij de kleur en de helderheid van de twee vlakken veranderen. De opdracht bestaat erin beide vlakken precies gelijk te maken wat betreft kleur en helderheid. De anomaloscoop laat toe om met zekerheid de diagnose van aangeboren kleurzinstoornissen te stellen. Dit onderzoek is uitvoerbaar vanaf de leeftijd van 8-9 jaar, soms vroeger.

Er bestaat geen behandeling van een gestoord kleurenzicht. Het blijft levenslang onveranderd. Wel gebruiken de meeste kleurzingestoorden eenvoudige en praktische middeltjes zoals het nummeren van kleuren, de kleurnaam aanbrengen op kleurpotloden en stiften. Volgens sommige auteurs zou het gebruik van bepaalde kleurfilters in bril of lenzen een hulpmiddel zijn.

Lees ook: Oogoperatie in plaats van bril of lenzen?

Impact op dagelijks leven

Het normale zicht ondervindt geen hinder van gestoord kleurenzicht. Een lichte afwijking geeft weinig of geen last. In het dagelijks leven past iemand met een kleurzinstoornis zich meestal goed aan. Een erge graad van gestoord kleurenzicht kan wel voor problemen zorgen. Vaak hebben deze mensen ook andere visuele problemen.

Er is ook een lichtpuntje: mensen met kleurenblindheid zien 's nachts beter.

  • Op school: Het kind kan problemen ondervinden bij vakken waar met kleuren gewerkt wordt, bijvoorbeeld bij wiskunde, tekenen. Best kan de leerkracht, bij het begin van het schooljaar, ingelicht worden over het bestaan van de afwijking.
  • Studie- en beroepskeuze: Voor sommige beroepen is een perfect kleurenzicht vereist bij aanwerving, bijvoorbeeld bij de spoorwegen, in de lucht- en scheepvaart, in bepaalde bedrijven. Voor andere beroepen kan een gestoord kleurenzicht in de praktijk problemen geven, bijvoorbeeld kleurenfotografie, kleurencontrole in de verfindustrie, openbaar vervoer (verminderde zichtbaarheid van rode achterlichten). In het bijzonder voor protanomalie en protanopie bestaat er een veiligheidsrisico gezien het veralgemeend gebruik van de rode kleur voor stop- en spoedsignalen. Wanneer later een studie- of beroepskeuze gemaakt wordt, is het goed hiermee rekening te houden en tijdig advies in te winnen.

Lees ook: Leesproblemen bij het kind

Behandeling

Er bestaat geen behandeling van een gestoord kleurenzicht. Het blijft levenslang onveranderd.
Wel gebruiken de meeste kleurzingestoorden eenvoudige en praktische middeltjes zoals het nummeren van kleuren, de kleurnaam aanbrengen op kleurpotloden en stiften. Volgens sommige auteurs zou het gebruik van bepaalde kleurfilters in bril of lenzen een hulpmiddel zijn.

Tips bij kleurenblindheid op school

  • Een goed contrast tussen voor- en achtergrond is belangrijk; zelfs kinderen die totaal kleurenblind zijn, kunnen dan nog een eind komen.
  • Als kleuren gebruikt worden om een aanwijzing te geven, gebruik dan bij voorkeur geel, blauw, wit of zwart in plaats van rood of groen (Bijv. bij de opdracht: schrijf alle woorden over waaronder ik een gele streep heb gezet.) Nog beter is om aan de kleur een patroon te koppelen. (Bovenstaande opdracht zou dan luiden: schrijf alle woorden over waaronder ik een gele golflijn heb gezet.) Dat kan ook helpen als men de kleuren rood of groen wil gebruiken.
  • Als je met rood op een zwart bord schrijft, bedenk dan dat iemand die rood niet waarneemt, niets op het bord ziet staan.
  • Plak op kleurpotloden of stiften de kleurnamen. Dat heeft bij kleurenblindheid twee voordelen. Ten eerste kan zo'n stift of potlood als vergelijkingsmateriaal gebruikt worden en ten tweede vergroot het de mogelijkheid om toch kleuren te gebuiken.
  • Als kleuren ook een boodschap inhouden, bijv. groen=starten en rood=stoppen, schrijf dan de betreffende woorden erbij.
  • Let op bij opdrachten waarin een kleurnaam is verwerkt. Zoals hierboven. Bijv. als het gaat om de onderstreepte woorden en die streep is toevallig geel, luidt de opdracht: 'schrijf alle woorden over waaronder ik een gele streep heb gezet'. Maar een kleurenblinde kan denken: "Er zijn ook woorden waaronder een anders gekleurde streep staat, maar ik zie ze niet". Hij zoekt in dit geval dus voor niets. Beter was: '... waaronder ik een streep heb gezet'.
  • Kleurintensiteit en heldere belichting werken in het voordeel van de kleurengestoorde.

Bronnen:
https://oogfonds.nl
https://www.oogvereniging.nl


Laatst bijgewerkt: augustus 2023

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram