- dossierZo draag je best een Maxi-Cosi
- dossierZo kan je schermtijd gebruiken om de taalontwikkeling bij je kindje te stimuleren
- boeken/interviewsOpvoeden zonder straffen en belonen: hoe werkt dat eigenlijk?
- dossierVisuele therapie en oogspieroperatie bij scheelzien en lui oog
- dossierDe impact van een tutje op het gebit van je kindje
Factchecker: Maakt suiker kinderen echt hyperactief?
dossier
Suiker maakt kinderen hyperactief, wordt weleens gezegd. Maar klopt dat eigenlijk wel? We draaiden de stelling door onze factchecker, en kwamen tot een opmerkelijk resultaat. Spoiler: het is een fabel.
Vanuit biologisch oogpunt is suiker geen stimulerend middel. Het is waar dat koolhydraten energie geven, maar energie en opwinding zijn twee verschillende dingen op neurologisch niveau. Sommige studies beweren zelfs het tegendeel, en zeggen dat de serotonine in suiker net kalmerend, angstwerend, verzachtend en zelfs slaapverwekkend werkt. Maar laten we beginnen bij het begin.
Waar komt die stelling vandaan?
De oorsprong van het verband tussen suiker en hyperactiviteit ligt - althans ten dele - in het beroemde dieet van Dr. Feingold in de jaren zeventig. Dr Feingold, een allergoloog, stelde een dieet voor om hyperactiviteitstoornissen bij kinderen te behandelen. Tot de stoffen die uit het dieet moesten worden geweerd, behoorden additieven zoals kunstmatige kleur- en smaakstoffen, bepaalde conserveermiddelen, zoetstoffen (aspartaam), en bepaalde vruchten en groenten die rijk zijn aan salicylaten (salicylzuur). Hoewel suikerproducten vaak deze additieven bevatten, is suiker op zich nooit door Feingold uit het dieet geweerd. Een misconceptie dus.
Lees ook: Tandenpoetsen met je peuter: zo pak je het aan
Ben je toch overtuigd van het feit dat je kind actiever wordt na een suikerrijke snack? Dat brengt ons bij de tweede bron van de mythe: de ouders zelf. Denk maar aan een verjaardagsfeestje waarbij heel wat zoetigheid wordt getrakteerd: kinderen zijn enthousiast, doen gek, maken misschien wat willekeurige beweringen en dan is de link heel snel gemaakt. Onterecht dus.
In 1995 werd in een beroemde meta-analyse onder leiding van Dr. Wolraich gekeken naar een aantal studies waarbij kinderen die suiker innamen werden vergeleken met kinderen die een placebo kregen, en er werd geen verschil in gedrag gevonden tussen de twee groepen. Hetzelfde geldt voor recentere studies, waarin zelfs kinderen met ADHD of mensen die a priori "gevoelig" zijn voor suiker, in de deelnemerspopulatie werden opgenomen.
Lees ook: Potje of vers: Hoe (on)gezond is kant-en-klare babyvoeding?
Waarom hebben wij dan de indruk dat onze kinderen veranderen zodra ze suiker binnenkrijgen?
In de eerste plaats omdat we allemaal cognitieve vooroordelen hebben. ‘Ik geloof dat suiker mijn kind overprikkeld maakt, dus als mijn kind opgewonden is na het eten van zoetigheid, bevestigt dit mijn hypothese.’
Suiker heeft evenveel impact op het gedrag van de kinderen als op dat van de ouders.
In 1994 bestudeerden onderzoekers deze vooringenomenheid bij moeders. De wetenschappers vertelde één groep moeders dat hun kind geen suiker had gekregen (maar een placebo). De tweede groep moeders kreeg te horen dat hun kind wel een dosis suiker kreeg, terwijl dat eigenlijk niet zo was. Deze moeders rapporteerden aanzienlijke hyperactiviteit bij hun kinderen. En de studie gaat nog verder: de onderzoekers observeerden de moeder-kind interactie in beide groepen. Moeders die dachten dat hun kind onder invloed van suiker was, vertoonden een grotere fysieke nabijheid, alsook de neiging om hun kind meer te bekritiseren, aan te kijken en tegen hen te praten dan moeders in de placebogroep. Met andere woorden, niet alleen het gedrag van de kinderen verandert, maar ook dat van de ouders.
Het is natuurlijk niet omdat suiker geen hyperactiviteit veroorzaakt dat de kinderen à volonté mogen snoepen. Suiker, althans in geraffineerde vorm, is verantwoordelijk voor veel kwalen. Één snoepje? Zeker. Een komkommerfrietje daarna? Absoluut.
Lees ook: Neofobie: Wat als je kind niet wil proeven?
Bronnen:
Pubmed
Jama
Nutrition Research and Practice
Journal of Affective Disorder
psychologicalscience.org
BMJ