Baarmoederhalskanker DEEL 3: Vaccinatie tegen humaan papillomavirus

dossier .

Lees ook: Baarmoederhalskanker: symptomen, diagnose en behandeling

Lees ook: Humaan papillomavirus (HPV) en baarmoederhalskanker

DEEL 3 Vaccinatie tegen humaan papillomavirus

1. Waarvoor dient het HPV-vaccin?
2. Voor wie is het HPV-vaccin bedoeld?
3. Moeten ook jongens gevaccineerd worden?
4. Heeft vaccinatie zin na de leeftijd van 26 jaar?
5. Als ik gevaccineerd ben, ben ik dan levenslang beschermd?
6. Kan ik na inenting nog (voorstadia van) baarmoederhalskanker krijgen?
7. Moet een vrouw die gevaccineerd is, om de drie jaar een uitstrijkje laten maken?
8. Hoe wordt het vaccin toegediend?
9. Zijn er nevenwerkingen of tegenaanwijzingen?
9. Zijn er nevenwerkingen of tegenaanwijzingen?

1. Waarvoor dient het vaccin?

123-vaccin-10-16.jpg
Er bestaan momenteel twee vaccins tegen HPV.
Beide vaccins beschermen tot 100% tegen een infectie met HPV 16 en 18. Dit zijn de twee belangrijkste hoog-risicotypes verantwoordelijk voor meer dan 70% van de cervixkankers. Ze blijken ze ook een zekere bescherming te geven tegen andere HPV-types die kanker kunnen veroorzaken. Maar studies moeten nog uitwijzen hoever die bescherming precies gaat.
Gardasil beschermt bovendien tegen HPV 6 en 11, twee types van het virus verantwoordelijk voor 90% van de genitale wratten en voor goedaardige afwijkingen van de slijmvliescellen in de baarmoederhals, maar nooit voor kanker.

Lees ook: Alles over genitale wratten

2. Voor wie is het HPV-vaccin bedoeld?

HPV-infectie is een van de meest frequente seksueel overdraagbare infecties, die vaak in de eerste jaren na het eerste seksuele contact wordt opgelopen. Vaccinatie dient daarom bij voorkeur te gebeuren vóór de leeftijd van het eerste seksuele contact. In de bijsluiter van Cervarix wordt wel uitdrukkelijk gezegd dat Cervarix niet aanbevolen wordt voor meisjes jonger dan 10 jaar omdat in deze leeftijdsgroep onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over veiligheid en immunogeniciteit.
In Vlaanderen blijkt in de leeftijdsgroep 13-14 jaar 11% van de jongens en 4% van de meisjes reeds ervaring te hebben met geslachtsgemeenschap. Bij de jongeren van de leeftijdsgroep 15-18 jaar van de Franse Gemeenschap heeft 44% op zijn minst éénmaal geslachtsgemeenschap gehad. Van deze laatste groep zegt 12% dat dit al vóór de leeftijd van 14 jaar heeft plaatsgevonden.
Het vaccin heeft bovendien waarschijnlijk het beste effect als het wordt gegeven voor het eerste seksuele contact omdat dan de kans dat er reeds een HPV infectie is, het kleinst is en de doeltreffendheid van het vaccin 100% bedraagt.
Wanneer het vaccin later toegediend wordt, bij vrouwen die reeds een HPV-besmetting opliepen, biedt het vaccin bescherming tegen de HPV-types waarmee de vrouw nog niet besmet werd. Of het vaccin ook bescherming biedt bij vrouwen die op latere leeftijd herbesmet worden, is waarschijnlijk maar wordt nog verder onderzocht.

In België beveelt de Hoge Gezondheidsraad het vaccin aan voor volgende doelgroepen :
• Systematische vaccinatie van alle meisjes tussen 10 en 13 jaar voor hun eerste seksueel contact. In de komende jaren zou elk jaar één leeftijdsgroep moeten gevaccineerd worden door de schoolarts of de arts naar keuze;
• een bijkomende algemene (inhaal)vaccinatie van volgende jaren tot en met de leeftijd van 15 jaar kan het groepseffect van HPV vaccinatie vergroten en versnellen, en kan overwogen worden na een gezondheidseconomische onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd;
• de vaccinatie van jonge vrouwen van 14 tot 26 jaar die nog geen seksueel contact gehad hebben, en die nog niet gevaccineerd werden in het kader van de algemene vaccinatie, dient door de behandelende arts worden aangeboden, samen met advies over contraceptie en veilig seksueel gedrag;
• de noodzaak om jonge vrouwen van 14 tot en met 26 jaar die reeds seksuele betrekkingen gehad hebben, en nog niet eerder gevaccineerd werden, moet op individuele basis beoordeeld worden door behandelende arts.
• de HGR beveelt dringend aan om de baarmoederhalsscreening op een systematische wijze te organiseren, zowel van de gevaccineerde als de niet-gevaccineerde vrouwen.

3. Moeten ook jongens gevaccineerd worden?

123-koppel-kussen-zoen-06-15.jpg
Jongens kunnen natuurlijk geen baarmoederhalskanker krijgen, maar HPV kan ook bij jongens bepaalde aandoeningen veroorzaken, zoals genitale wratten en (uitzonderlijk) peniskanker. Bovendien kunnen ze de infectie doorgeven aan meisjes.
In de meeste landen die de vaccinatie tegen HPV aanbevelen, gebeurt dat alleen voor vrouwen. In Oostenrijk wordt de vaccinatie ook aanbevolen voor jongens tussen 9 en 15 jaar. In Nederland betalen een aantal ziekenfondsen het vaccin terug voor jongens van 9 tot 15 jaar. In België heeft de Hoge Gezondheidsraad, bij gebrek aan gegevens over de effectiviteit van de vaccins bij mannen, op dit ogenblik geen uitspraak gedaan of ook jongens en/of mannen moeten gevaccineerd worden.

4. Heeft vaccinatie zin na de leeftijd van 26 jaar?

Op basis van de huidige studies zijn de HPV-vaccins alleen goedgekeurd voor meisjes en jonge vrouwen (9 à 10 tot 25 à 26 jaar). Momenteel lopen studies om het gebruik bij oudere vrouwen en bij vrouwen die reeds geïnfecteerd geweest zijn met HPV, te onderzoeken. De eerste gegevens wijzen ook hier op een beschermend effect.

5. Als ik gevaccineerd ben, ben ik dan levenslang beschermd?

Omdat de vaccins nog vrij nieuw zijn, is niet bekend hoe lang ze beschermen en of er na een aantal jaren een herhalingsvaccinatie nodig is.
Vast staat dat de bescherming na 5, 6 jaar nog altijd optimaal is, en dat de bescherming wellicht veel langer aanhoudt.

6. Kan ik na inenting nog (voorstadia van) baarmoederhalskanker krijgen?

Ja, want het vaccin beschermt niet 100% tegen baarmoederhalskanker. Zowel Gardasil als Cervarix zorgen voor een bescherming tegen 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker, met name die gevallen die veroorzaakt worden door HPV16 en HPV18 Om de bescherming te verhogen van 70% naar ongeveer 90% zou een vaccin moeten worden ontwikkeld waaraan nog eens 6 antigenen moeten worden toegevoegd, namelijk de HPV-types 31, 33, 35, 45, 52 en 58.
Wel blijken beide vaccins ook een goede bescherming te bieden tegen een aantal van die andere types, waardoor ze toch tegen zowat 80% van de baarmoederhalskankers beschermen. Hiervoor is echter nog meer onderzoek nodig.

Bovendien kunnen vrouwen, die voor toediening van het vaccin besmet werden met HPV, nog steeds (voorstadia van) baarsmoederhalskanker ontwikkelen. Bovendien zijn de vaccins weinig efficiënt wanneer de vrouw vlak voor of tijdens de vaccinatie geïnfecteerd wordt door een van de HPV-virussen. Een vrouw die besmet is door een van de HPV-types in het vaccin, kunnen door vaccinatie wel bescherming genieten tegen de klinische letsels die veroorzaakt worden door de andere HPV-types van het vaccin waarmee zij nog niet besmet zijn. Hoe groot hierbij de eventuele gezondheidswinst is, moet nog verder onderzocht worden.
De komst van HPV-vaccins betekent dus zeker niet dat de baarmoederhalskanker screeningsprogramma’s overbodig zouden zijn.

7. Moet een vrouw die gevaccineerd is, om de drie jaar een uitstrijkje laten maken?

Ja, want de kans op (voorstadia van) baarmoederhalskanker blijft bestaan.
• Het vaccin werkt hoofdzakelijk tegen infectie met de HPV typen 16 en 18. Er zijn echter nog andere typen HPV die, bij een langdurige infectie, baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken.
• Het vaccin biedt voor zover nu bekend geen bescherming wanneer men vroeger besmet werd door een van virustypes die niet in het vaccin zijn opgenomen.
• Bovendien zijn de beschermende effecten van het vaccin op de lange termijn nog niet helemaal bekend.

8. Hoe wordt het vaccin toegediend?

Beide vaccins wordt intramusculair ingespoten.
Het vaccinatieschema bedraagt drie dosissen, toe te dienen op 0, 2 en 6 maanden. Tussen de eerste en de tweede dosis moet minstens 1 maand liggen, tussen de 2de en 3de minstens 3 maanden. De drie dosissen moeten binnen een termijn van één jaar toegediend worden.
Gardasil en Cervarix kunnen tegelijk (maar op een andere plaats) met het vaccin tegen hepatitis B toegediend worden. Het samen toedienen van het vaccin met het vaccin tegen MBR (mazelen, bof, rubella) en dT (difterie-tetanus) moet nog onderzocht worden.

9. Zijn er nevenwerkingen of tegenaanwijzingen?

Beide vaccins worden zeer goed verdragen, met de klassieke ongewenste effecten : koorts, pijn en zwelling op de injectieplaats.
Men raadt aan om de toediening uit te stellen bij acute hoge koorts. Alhoewel er geen aangetoonde problemen zijn, worden de vaccins afgeraden voor zwangere vrouwen. Het is aan te bevelen om een zwangerschap uit te stellen tot na de vaccinatie, bijvoorbeeld door middel van een sluitende contraceptie tot ten minste 1 maand na de laatste dosis. Ze kunnen wel toegediend worden tijdens de borstvoeding, al adviseert de producent van het vaccin om dat veiligheidshalve niet te doen.


Laatst bijgewerkt: maart 2018

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram