Zwangerschapsdiabetes is een veel voorkomende aandoening waarbij tijdens de zwangerschap abnormaal hoge bloedsuiker- of glucosewaarden (‘hyperglycemie’) worden vastgesteld. Naar schatting zou dit voorkomen bij 1 op 8 zwangere vrouwen in Vlaanderen, ook bij vrouwen die voordien nooit een verhoogd bloedsuikergehalte hebben gehad.
De placenta produceert hormonen die ervoor zorgen dat je baby zich normaal kan ontwikkelen. Die hormonen hebben ook een keerzijde: ze werken de normale stofwisselingsprocessen tegen, vooral in de tweede helft van de zwangerschap. Zo verhinderen ze in beperkte mate de werking van insuline. Insuline is nodig om suiker of glucose, de brandstof van het lichaam, op te nemen in de weefsels. Er moet dus veel meer insuline worden geproduceerd om te zorgen dat de bloedsuikerwaarden niet te hoog worden. Normaal zullen de bètacellen in de pancreas hierop reageren door meer insuline te produceren, maar in sommige gevallen kunnen de bètacellen de toegenomen vraag naar insuline niet volgen. Glucose kan hierdoor niet meer vlot in de weefsels worden opgenomen en stapelt zich sneller op in het bloed: dit heet hyperglycemie.
In welke mate zwangerschapsdiabetes zich voordoet, hangt af van de hoeveelheid bètacelreserves bij de moeder. Is de reserve niet groot genoeg (bijvoorbeeld omdat er een genetische aanleg is voor diabetes in de familie, of door overgewicht en obesitas), dan ontstaat zwangerschapsdiabetes;
De mogelijke gevolgen van (onbehandelde) zwangerschapsdiabetes op korte termijn voor de moeder zijn:
Keizersnede en problemen bij de bevalling
Een grotere moederkoek en te veel vruchtwater (polyhydramnie). Hierdoor kan de baby te vroeg worden geboren.
Problemen met hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap, wat kan leiden tot pre-eclampsie (‘zwangerschapsvergiftiging’). Dit is een belangrijke oorzaak van overlijden van vrouwen tijdens de zwangerschap. Uiteraard vormt deze aandoening ook een bedreiging voor het ongeboren kind.
Mits een goede opvolging en behandeling brengt zwangerschapsdiabetes geen ernstige verwikkelingen teweeg bij je baby. De bloedglucosewaarden zijn immers meestal pas te hoog na de 20ste week van de zwangerschap. Aangezien de organen van je baby dan al gevormd zijn, is er geen verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
De mogelijke gevolgen van (onbehandelde) zwangerschapsdiabetes voor het kind zijn:
Een te zware baby (macrosomie). Dit vergroot de kans op problemen bij de bevalling (zoals keizersnede en schouderontwrichting).
Te lage suikerwaarden in het bloed bij de baby kort na de bevalling (neonatale hypoglycemie). Soms moet de baby daarvoor op de afdeling neonatologie opgenomen worden.
Onrijpheid van organen. Onrijpheid van de lever van de baby kan leiden tot geelzucht.
Door een adequate behandeling kunnen deze risico’s sterk verminderd worden. Je huisarts of gynaecoloog zal je voor verdere behandeling en opvolging verwijzen naar een endocrinoloog of diabetesspecialist. Je zal normaal om de vier à zes weken op controle moeten komen bij de endocrinoloog. Je zal aan zolfmonitoring moeten doen om regelmatig de waarden te controleren, en past ook best je voeding aan.