Vlees bakken in de pan, hoe doe je dat best?

dossier

1. Laat het vlees op kamertemperatuur komen: Haal het vlees ongeveer 20 minuten voor het bakken uit de koelkast. Zo schrikken de spiervezels niet bij contact met de hete pan en krijg je een mooi korstje.
2. Kies de juiste pan: Gebruik een pan met een dikke bodem, die net groot genoeg is voor het vlees. Een te grote pan zorgt ervoor dat het vet op lege plekken kan verbranden.
3. Dep het vlees droog met keukenpapier voor je het bakt. Zo voorkom je spatten én krijg je een mooiere korst.
4. Gebruik het juiste bakvet: Afhankelijk van je voorkeur gebruik je olie, margarine of boter. Margarine: Wacht tot het schuim is weggetrokken en licht begint te kleuren. Olie: Kies een hittebestendige olie, zoals kokosolie of olijfolie (niet de extra vierge), en laat deze niet roken. Boter: Voeg pas toe nadat het vlees is dichtgeschroeid. Je kunt dan het vlees arroseren (bedruipen) zonder dat de boter verbrandt.
5. Kruid het vlees correct: Kruid met peper en zout vlak voor het bakken. Zo trekken de smaken in tijdens het bakken. Of voeg zout pas na het bakken toe om vochtverlies te vermijden. 
6. Schroei het vlees dicht: Leg het vlees in de hete pan en laat het aan één kant dichtschroeien zonder te bewegen. Draai het daarna om met een tang (geen vork!) om te voorkomen dat vleessappen verloren gaan. 
7. Laat het vlees rusten: Leg het gebakken vlees op een warm bord en dek af met aluminiumfolie. Laat het zo enkele minuten rusten. Zo verdelen de sappen zich goed en blijft het vlees sappig bij het aansnijden.