Borstkanker

dossier Borstkanker is een woekering van kwaadaardige cellen die zich hebben ontwikkeld vanuit normale borstcellen. Borstkanker die enkel in de borst aanwezig is, doodt niet. Borstkanker kan alleen dodelijk worden als de cellen zich hebben verspreid (uitgezaaid) naar andere delen van het lichaam.
Als het gezwel niet wordt verwijderd of bestraald, zullen de kankercellen steeds verder doordringen in het gezonde borstweefsel. De kans bestaat ook dat kankercellen zich verspreiden, onder andere via het lymfestelsel. Dat lymfestelsel speelt een belangrijke rol bij de productie van afweerstoffen tegen ziekteverwekkers. De meeste lymfevaten in de borst leiden naar lymfeklieren in de oksel. Als borstkankercellen de lymfeklieren onder de arm bereiken, kunnen ze verder groeien en zich van daaruit verder uitzaaien. Ook via het bloed kunnen kankercellen zich verspreiden. De vooruitzichten van een patiënt met uitgezaaide borstkanker zijn niet goed. De kans op een definitieve genezing is zeer klein. Er is de laatste tijd een lichte vooruitgang gemeld maar de resultaten blijven toch bedroevend.

Hoe vaak komt borstkanker voor?

Borstkanker treft in Vlaanderen ongeveer één op 10 vrouwen vóór hun 75ste levensjaar. Het risico stijgt met het ouder worden. Meestal doet de ziekte zich voor bij vrouwen vanaf 50 jaar. Jaarlijks worden in Vlaanderen een kleine 5000 nieuwe gevallen van borstkanker geregistreerd. Het is de de meest voorkomende kanker bij vrouwen.
Ook mannen kunnen borstkanker krijgen. In ons land wordt elk jaar bij 50 mannen borstkanker vastgesteld. Het risico is voor een vrouw dus 100 keer groter dan voor een man.
Vandaag overleeft gemiddeld 1 op 3 vrouwen borstkanker niet. Het is de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen tussen 50 en 69 jaar. De kans om aan borstkanker te sterven neemttoe als het gezwel groter is of als er uitzaaiingen worden gevonden. Hoe vroeger borstkanker ontdekt wordt, hoe groter de kans op volledige genezing.

Lees ook: Test je risico op borstkanker

Wat is de oorzaak van borstkanker?

123-vr-oz-borstca-zw-w-170-12.jpg
In de meeste gevallen is er geen duidelijke oorzaak aanwijsbaar. We kunnen alleen maar enkele belangrijke factoren aangeven die de kans op borstkanker groter maken.

Geslacht:
het risico op borstkanker is voor een vrouw 100 keer groter dan voor een man.

Leeftijd:
Het risico stijgt met het ouder worden. Drie vierden van de borstkankers komt voor bij vrouwen boven de 50.

Erfelijkheid:
Wanneer bij verscheidene (3 of meer) familieleden borstkanker voorkomt in opeenvolgende generaties (grootmoeder, moeder, zus...) waarvan één jonger was dan 50 jaar, is er sprake van een mogelijke erfelijke vorm van borstkanker. Bij 20 tot 25% van die families wordt een afwijkend gen (het BRCA 1 of BCRA2) aangetroffen. Ongeveer 5% à 10 % van de borstkankers wordt door dit gen veroorzaakt.
Ook als er geen BRCA-mutatie gevonden wordt, is de kans groter dat borstkanker optreedt in die families. Niet alle erfelijk materiaal dat verantwoordelijk is voor borstkanker, is immers al gekend. Een goede medische opvolging is daarom aangewezen.

Lees ook: Erfelijke borstkanker

Hormonale invloeden:
In het ontstaan van borstkanker speelt het vrouwelijke hormoon oestrogeen een rol. U loopt iets meer risico als u uw eerste maandstonden had voor uw 12de of als uw menopauze pas begint na uw 55ste. Bovendien werkt een zwangerschap beschermend. Uw risico op borstkanker is hoger als u geen kinderen heeft of als u uw eerste kind na uw 35ste kreeg.
Het risico op borstkanker neemt ook toe bij langdurig gebruik van een hormoonbehandeling voor menopauzale klachten die bestaat uit een combinatie van oestrogeen en progestageen. Neemt u een hormonale behandeling tegen menopauzale klachten, dan laat u zich het best regelmatig opvolgen door een arts. Als u al meer dan vijf jaar een behandeling volgt, bespreek dan met uw arts wat de voor- en nadelen van deze behandeling voor u zijn.

Lees ook: Voor- en nadelen van hormonale substitutietherapie bij menopauze

Meestal is er geen bezwaar tegen hetgebruik van hormonale anticonceptie (‘de pil’). Voor zover geweten, verhoogt‘de pil’ het risico op borstkanker slechts zeer licht. En ze beschermt tegen andere kankers zoals kanker van het baarmoederlichaam en eierstokkanker. Voor vrouwen die borstkanker gehad hebben, is het niet aangewezen extra vrouwelijke hormonen te nemen, dus ook geen anticonceptiepil.
Het geven van borstvoeding verlaagt het risico op borstkanker vóór de menopauze. Hoe langer een vrouw borstvoeding geeft, hoe langer er een hormoononderdrukking is en hoe meer het risico op borstkanker vóór de menopauze daalt.

Ongezond leven:
Wie veel vet en weinig vezels eet, overmatig alcohol (meer dan 2 glazen per dag) gebruikt en weinig aan lichaamsbeweging doet, heeft een hoger risico op borstkanker. Ook overgewicht, vooral na de menopauze, verhoogt het risico.

Lees ook: Knobbeltje in de borst: goedaardige borsttumoren

Kan ik vermijden dat ik borstkanker krijg?

123-koppel-jogging-lopen-sport-170_09.jpg
Een actieve levenstijl en een gezonde voeding kunnen de kans op borstkanker verkleinen.
Vrouwen die regelmatig bewegen, hebben minder risico op borstkanker dan vrouwen die weinig bewegen. Dit geldt zeker voor vrouwen na de menopauze.
Doe dus elke dag minstens een half uur matig fysieke inspanningen zoals wandelen, fietsen, zwemmen, tuinieren.
Voor borstkanker is er nog geen specifiek bewijs dat voeding het risico doet dalen. Toch is gezonde voeding aan te raden omdat het, samen met beweging, overgewicht voorkomt. En overgewicht – vooral na de menopauze – verhoogt het risico op borstkanker.
• breng genoeg afwisseling op uw bord
• eet veel groenten en fruit
• vervang vlees regelmatig door vis, eieren of andere vleesvervangers
• vervang dierlijke vetten door onverzadigde plantaardige vetten
• wees zuinig met alcohol

Alle risico’s op borstkanker uitschakelen kan niet. Het enige dat we écht kunnen doen is de ziekte vroegtijdig opsporen zodat er snel ingegrepen kan worden. Hoe vroeger borstkanker ontdektwordt, hoe groter de kans op volledige genezing. Een klein gezwel kan makkelijk verwijderd worden. Meestal kan de borst zelf gespaard blijven en is er nadien weinig of niks van de ingreep te merken.
Probleem is dat borst kanker lange tijd in het lichaam kan sluimeren zonder dat u er iets van merkt. Kleine tumoren veroorzaken immers meestal geen klachten.
De beste manierom borstkanker in een vroeg stadium te ontdekken is een röntgenfoto van de borsten (mammografie) te laten nemen.

Lees ook: Mammografie: voortijdige opsporing van borstkanker

Vroegtijdige opsporing

1. Leer uw borsten kennen

De meeste tumoren worden door de vrouw zelf ontdekt. Daarom is het belangrijk dat u uw borsten leert kennen en onmiddellijk uw arts contacteertbij een verandering, zoals:
• een pijnloos knobbeltje of ongewone zwelling van de borst of in de oksel
• deukjes of kuiltjes,
• een ingetrokken tepel,
• een rode tepel,
• eczeem,
• vocht uit de tepel
• een zweertje op de borst dat niet geneest.

Het is niet nodig om maandelijks op een vast tijdstip en volgens een bepaalde procedure uw borsten te onderzoeken. Recent onderzoek heeft immers aangetoond dat dit maandelijks zelfonderzoek geen enkel effect heeft op de vermindering van het aantal sterfgevallen door borstkanker omdat het gezwel meestal te laat wordt ontdekt. Enkel een mammografie kan borstkanker in een zeer vroeg stadium, dit wil zeggen wanneer de afwijking nog niet voelbaar is, opsporen.

2. Mammografie bij vrouwen zonder klachten (screening)

Een screeningsmammografie is een mammografie die genomen wordtin het kader van een bevolkingsonderzoek of borstkankerscreening. Bij de borstkankerscreening worden er verschillende foto’s van de borsten genomen. Op de foto’s zien radiologen of er afwijkingen in de borsten zijn die nog niet voelbaar zijn.
Merkt u iets verdachts aan uw borsten, hebt u klachten of voelt u zich ongerust, ga dan zo vlug mogelijk naar uw huisarts of gynaecoloog.

Jonger dan 50 jaar
Omdat het klierweefsel bij vrouwen jonger dan 50 jaar (voor de menopauze) in veel gevallen nog zeer overvloedig aanwezig is, is het over het algemeen moeilijk om bij deze vrouwen borstkanker vroegtijdig op te sporen met een mammografie. Dit kan leiden tot onnodige operatieve ingrepen of biopsieën. Bij jongere vrouwen is een mammografie niet gratis. Bespreek de noodzaak met uw arts.

Tussen 50 en 69 jaar
Bij vrouwen ouder dan 50 is een mammografie wel een goede methode om borstkanker vroegtijdig op te sporen. Sinds 15 juni 2001 kan elke vrouw van 50 tot en met 69 jaar (waarbij de eerste dag van het kalenderjaar waarin u 50 wordt en de laatste dag van het kalenderjaar waarin u 69 jaar wordt als referentie gelden) om de twee jaar gratis een mammografie (röntgenfoto van de borsten) laten nemen. Ook als u nog nooit last van uw borsten hebt gehad, laat u best een mammografie nemen.
Er zijn twee manieren om uw screeningsmammografie te laten nemen:
- Ofwel gaat u in op de uitnodiging van het regionaal screeningscentrum die u per post wordt toegestuurd. Op de brief wordt vermeld waar en wanneer u verwacht wordt. Wenst u op een ander tijdstip uw mammografie te laten nemen of gaat u liever naar een andere erkende radiologische dienst, bel dan naar het nummer op de uitnodigingsbrief.
Voorde regio’s waar geen erkende radiologische eenheden zijn, kan een rondrijdende radiologische eenheid ingeschakeld worden: de mammobiel.
- Ofwel brengt u dit ter sprake tijdens het eerstvolgende contact met uw huisarts of gynaecoloog, die u zal adviseren en doorverwijzen. Uw huisarts of gynaecoloog beschikt over een lijst van erkende radiologen.
Binnen drie weken krijgt u een brief toegestuurd over de uitslag van het onderzoek. Een gedetailleerde uitslag gaat naar de arts die u heeft doorverwezen of naar de arts wiens naam u heeft opgegeven toen u een mammografie liet nemen.
Uw huisarts (als dit niet de doorverwijzende arts is) ontvangt eveneens de uitslag.
De ervaring leert dat bij ongeveer 95% van de vrouwen geen afwijkingen worden vastgesteld en dat er dus geen verder onderzoek nodig is. In dat geval hoeft u niets te doen. U moet pas over twee jaar opnieuw een mammografie laten nemen.
Wordt er toch een afwijking vastgesteld, dan wordt u gevraagd contact op te nemen met uw huisartsof gynaecoloog. Bijkomend onderzoek is dan nodig.

Boven 69 jaar
Na 69 jaar evolueert borstkanker trager en is het zelden nog een oorzaak van sterfte. Maar toch is het belangrijk dat u het nemen van een mammografie met uw arts bespreekt. Deze mammografie is niet gratis.

3. Vrouwen met klachten of erfelijke voorbeschiktheid

zelfonderzoek-borstkanker-spiegel.jpg
Als u iets abnormaals voelt of ziet aan haar borst, of als de arts een knobbeltje ontdekt, is verder onderzoek nodig. De arts kan dan een diagnostische mammografie laten uitvoeren, al dan niet gecombineerd met een echografie (onderzoek met geluidsgolven). Het belangrijkste toepassingsgebied van de echografie is een onderscheid maken tussen vaste gezwellen (die kwaadaardig kunnen zijn) en cysten (holtes gevuld met vocht, die meestal goedaardig zijn). Dank zij de echografie kan in sommige gevallen een biopsie worden vermeden.
Ook als u reeds borstkanker hebt gehad of indien er sprake is van een erfelijke voorbeschiktheid, zal de arts op geregelde tijdstippen een mammografie en eventueel een echografie nemen.
Vrouwen met een familiale of erfelijke voorbeschiktheid, d.w.z. vrouwen met meerdere verwanten aan dezelfde kant van de familie met borst- en/of eierstokkanker, hebben een verhoogd risico op borstkanker. Ook bepaalde kankers bij de man, zoals borstkanker en prostaatkanker op vroege leeftijd, doen het risico op borstkanker bij vrouwelijke verwanten toenemen.
Als dit in uw familie voorkomt, bespreek het dan met uw arts, die u dan eventueel zal doorverwijzen naar een genetisch centrum.
Vrouwen met een erfelijke voorgeschiedenis van borstkanker of die draagster zijn van het BCRA1- of BCRA2-gen, moeten alleszins regelmatig op onderzoek gaan: zesmaandelijkse controle door een arts, een jaarlijkse mammografie-echografie, kernspin (of NMR) van de borsten en een echografie van de eierstokken. Eventueel zal een preventieve amputatie van de borsten en/of wegname van de eierstokken aangeraden worden.

Lees ook: Erfelijke borstkanker

4. Verdere onderzoeken

Als er op de mammografie een afwijking wordt vastgesteld, dan kan er een punctie volgen (opzuigen van vocht en cellen met een lange, dunne naald) en/of een biopsie.
Bij een biopsie worden met een kleine ingreep cellen uit de borst verwijderd en onderzocht in het laboratorium. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of de tumor goed- of kwaadaardig is.
Als de diagnose borstkanker valt, zijn andere onderzoeken nodig om te zien of er mogelijk uitzaaiingen zijn elders in het lichaam: een CT-scan of computertomografie (zeer gedetailleerde röntgenfoto’s van het lichaam), een botscan (of isotopenscan: onderzoek na inspuiting met een licht radioactieve stof om te zien of er uitzaaiingen in het bot zijn) en/of een echografie van de lever, een radiografie van borstkas en ruggengraat, enz.
Als er een vermoeden is van uitzaaiingen in de lever, worden er bloedtests uitgevoerd om te bepalen of de lever is aangetast.
Men bepaalt meestal ook de concentratie van een tumormerkstof (dit is een product dat door de kankercellen wordt aangemaakt) in het bloed.

Soorten borstkanker

Borstkanker begint meestal in de cellen van de melkgangen (ductale kanker) of in de melkklieren (lobulaire kanker). Daarnaast bestaan er een aantal andere zeldzame vormen van borstkanker.
15% tot 20% van de borstkankers behoren tot de categorie van de niet-invasieve kankers, ook wel carcinoma in situ genoemd. Dit zijn kleine gezwellen die (nog) niet buiten de grenzen van de melkgang of de melkklier zijn gegroeid.
Verder gevorderde kankers worden invasief of infiltrerend genoemd. Zij hebben zich wel verspreid buiten de grenzen van de melkgang of de melkklier waarin ze zich zijn beginnen ontwikkelen.
Een kwaadaardige tumor van een klier wordt ook een adenocarcinoom genoemd. Zo goed als alle borstkankers zijn adenocarcinomen.
"Adenocarcinoom" wordt dikwijls gebruikt als synoniem voor zowel ductaal carcinoom als voor lobulair carcinoom.

Ductaal carcinoma in situ (DCIS)
Ductaal carcinoma in situ (DCIS) is een kanker in een zeer vroeg stadium die ontstaat in een melkgang. Het is niet-invasief, wat dus betekent dat het nog niet buiten de grenzen van de melkgang waarin het is ontstaan is gegroeid. Het kan zich dus ook niet hebben verspreid naar de lymfknopen in de oksel of naar andere delen van het lichaam.
Er bestaan verschillende types van DCIS. Als ze niet worden verwijderd, zullen sommige zich ontwikkelen tot een invasief carcinoom, andere zullen nooit naar dit stadium evolueren. Ductaal carcinoma in situ is zeer goed te genezen.

Lobulair carcinoma in situ (LCIS)
Lobulair carcinoma in situ (LCIS) is een niet-invasief gezwel dat ontstaat in een melkklier en (nog) niet buiten de grenzen ervan groeit.
Men gaat ervan uit dat LCIS een waarschuwing is voor een verhoogd kankerrisico. Vrouwen die LCIS hebben (gehad), hebben ongeveer 1% kans per jaar dat ze borstkanker ontwikkelen. Deze borstkanker kan zowel een invasief ductaal als een invasief lobulair carcinoom zijn.

Invasief ductaal carcinoom
In verder gevorderde stadia, groeien borstkankercellen buiten de grenzen van de melkgangen of melkklieren en beginnen het omliggende weefsel binnen te dringen. Vanaf dat ogenblik wordt de kanker "invasief" of "infiltrerend".
Het invasief ductaal carcinoom (ook bekend als infiltrerend ductaal carcinoom) is de meest voorkomende vorm van borstkanker. Meer dan de helft van alle borstkankers behoren tot dit type.
Het invasief ductaal carcinoom voelt aan als een harde knobbel (bijna zoals een steen). Het heeft de neiging uit te zaaien naar de lymfknopen in de oksel en heeft de slechtste prognose van alle types ductale carcinomen.

Medullair carcinoom
Dit type van invasief ductaal carcinoom ziet er op het eerste gezicht mooi begrensd uit, maar verspreidt zich soms naar de lymfknopen. Gezwellen van dit type kunnen groot worden, maar ze hebben een betere prognose dan het invasief ductaal carcinoom.
Ongeveer 5 tot 7% van alle borstkankers behoren tot dit type.

Mucineus of colloïd carcinoom
Dit type van invasief ductaal carcinoom bestaat uit een gelatineachtig gezwel. Het gezwel groeit traag, maar kan op termijn zeer groot worden. Deze vorm van borstkanker heeft een zeer goede prognose. Ongeveer 3% van de borstkankers behoren tot dit type.

Tubulair carcinoom
Dit type van kanker produceert zeer veel kleine klieren en buisjes die sterk gelijken op de normale melkklieren en melkgangen. Deze kanker zaait zich zelden uit naar de lymfknopen in de oksel en heeft een zeer goede prognose.

Invasief lobulair carcinoom
Deze kanker ontstaat aan de uiteinden van de melkgangen of in de melkklieren. Ze veroorzaken eerder een algemene zwelling van de borst dan een knobbel. Ongeveer 5 tot 10% van alle borstkankers zijn van dit type. De prognose van deze vorm van borstkanker is iets beter dan die voor invasieve ductale carcinomen.

Ziekte van Paget
Dit is een zeer zeldzame vorm van borstkanker (ongeveer 1% van alle gevallen). Het verschijnt als een jeukende huiduitslag rond de tepel en de tepelhof, die soms gepaard gaat met vocht- of bloedverlies uit de tepel. De opperhuid van de tepel bevat veelal tumorcellen.
De verandering aan de tepel worden in 50 tot 60% van de gevallen veroorzaakt door een onderliggend gezwel in de borst.
De prognose van deze vorm is dezelfde als die voor het type tumor dat zich in de borst bevindt. Als er geen onderliggende tumor wordt gevonden, is de prognose gunstig.

Phyllodes tumor (of het "cystosarcoma phyllodes")
Dit is een zeldzame tumor van de borst (minder dan 1% uit van het totaal aantal solide tumoren van de borstklier). Ze worden vooral beschreven bij vrouwen en komen extreem zelden voor bij mannen.
Er bestaan zowel goedaardige als kwaadaardige varianten. De kwaadaardige variant (20% van het totaal) heeft een geschatte incidentie van 2 per 1 miljoen vrouwen per jaar. De gemiddelde leeftijd van de patiënt bij diagnose is 45 jaar. Het jongste gerapporteerde geval deed zich voor bij een meisje van 9,5 jaar oud.
Bij ontdekking hebben deze tumoren meestal een vrij grote omvang, gemiddeld een diameter van 5 cm. De standaardbehandeling start met heelkundige wegname van de tumor. Omwille van de grote omvang van de tumor gaat het hierbij vaak om een mastectomie. Het aantal keren dat de tumor terugkeert na heelkunde alleen ligt vrij hoog met een percentage van 10 tot 30 % voor goedaardige types en 5 tot 60 % voor kwaadaardige types. De volledige verwijdering met microscopisch negatieve snijranden is dan ook uitermate belangrijk. Een okseluitruiming wordt niet routinegewijs uitgevoerd bij deze tumoren omwille van de extreem lage incidentie van okselklieraantasting, zelfs bij de kwaadaardige groep.
Adjuvante (= ondersteunende) radiotherapie heeft momenteel geen duidelijke plaats in de routinebehandeling van deze tumor. Lokale terugkeer wordt meestal behandeld met een nieuwe ingreep. Over het gebruik van adjuvante chemotherapie en hormoontherapie zijn onvoldoende gegevens beschikbaar.
Uitzaaiing doet zich zelden voor bij de phyllodes tumor (minder dan 5%) en doet zich alleen voor bij de hooggradige tumoren. Meestal gaat het dan om uitzaaiinge naar de longen (ongeveer 20%). De globale gemiddelde 5-jaarsoverleving voor de hele groep ligt rond 90%.

Inflammatoir carcinoom (of mastitis carcinomatosa).
Dit is de ernstigste vorm van borstkanker. De huid over de kanker gaat ontsteken en zwelt op omdat de lymfvaten van de huid worden geblokkeerd door de kanker. De borst heeft een rode kleur en voelt warm aan, terwijl het onderliggende weefsel hard wordt.
Al is de prognose voor deze kankersoort de laatste jaren wel verbeterd door nieuwe behandelingsmethoden, toch blijft het de borstkanker met de minst gunstige prognose.

Stadia van borstkanker

Om de overlevingskansen te bepalen en de behandeling te kiezen, wordt een internationaal gestandaardiseerd systeem ("TNM"-systeem) gebruikt om de kanker in te delen in stadia ("staging").
Dit systeem is gebaseerd op:
• de grootte van de tumor en de verspreiding naar de huid of de borstwand onder de borst, aangeduid door de letter T (met een waarde tussen 0 en 4);
• de verspreiding van de kankercellen naar de lymfeknopen en - indien er aantasting is - de vaststelling of de aangetaste lymfeknopen vastzitten aan elkaar of andere structuren onder de arm, aangeduid door de letter N (met een waarde tussen 0 en 3);
• de verspreiding van de kankercellen naar andere delen van het lichaam, aangeduid met de letter M (van metastase, met een waarde 0 of 1).
Als de TNM-waarden van een patiënt zijn vastgesteld, wordt deze informatie samengebundeld om het stadium van de kanker te bepalen. Het stadium wordt aangeduid met een Romeins cijfer gaande van Stadium 0 (het minst ernstige of vroegste stadium) tot Stadium IV (het ernstigste of meest gevorderde stadium).

Stadium 0

Ductaal carcinoma in situ (DCIS) is de vroegste vorm van ductale borstkanker. Bij DCIS bevinden zich enkel kankercellen in de melkgang.

Lobulair carcinoma in situ (LCIS), wordt soms ook geclassificeerd als een stadium 0 borstkanker, maar volgens vele oncologen gaat het hier niet om een echte borstkanker. Bij lobulair carcinoma in situ, groeien er abnormale cellen in de melkklieren, zonder zich buiten de grenzen van de melkklieren te verspreiden. De meeste onderzoekers gaan ervan uit dat LCIS zich in de meeste gevallen niet zal ontwikkelen tot een invasieve kanker, maar dat vrouwen met deze ziekte wel een verhoogd risico lopen om later een invasieve borstkanker te ontwikkelen in dezelfde of de andere borst. Deze latere kanker kan zowel van het invasief ductale als van het invasief lobulaire type zijn.

Stadium I

De diameter van de tumor is kleiner dan 2 cm en de kanker heeft zich niet verspreid buiten de borst.

Stadium II

De diameter van de tumor is groter dan 2 cm en/of de kanker heeft zich verspreid naar de lymfknopen in de oksel. Bij borstkanker in stadium II zitten de aangetaste lymfknopen niet aan elkaar vast, noch aan de omliggende structuren.

Stadium II wordt verder onderverdeeld in IIA en IIB.

Stadium III

De diameter van de tumor is groter dan 5 cm en/of heeft zich verspreid naar lymfknopen die aan elkaar of aan omliggende structuren vastzitten.
Borstkankers met om het even welke tumorgrootte die zich hebben verspreid naar de huid, de borstwand, of de inwendige lymfknopen van de borst (gesitueerd onder de borst en in de borstkas) worden ook ingedeeld in stadium III.
In geval van stadium III heeft de kanker zich nog niet verspreid naar andere organen, botten of lymfknopen die niet in de omgeving van de borst liggen.

Stadium III wordt verder onderverdeeld in IIIA en IIIB.

Stadium IV

De kanker - van gelijk welke omvang - heeft zich uitgezaaid naar andere organen zoals de botten, longen of de lymfknopen die niet in de omgeving van de borst liggen (b.v. boven het sleutelbeen).

Prognose (overlevingskansen na 5 jaar)

De kans op genezing hangt van veel dingen af: van het stadium waarin de ziekte verkeert, van de leeftijd van de patiënt, de grootte van de tumor, of er al dan niet uitzaaiingen zijn, van de behandeling enz. De behandelende arts kan meer uitleg geven over al deze factoren.
De gemiddelde overleving na vijf jaar schommelt rond 80%. De kans op langdurige overleving is groter naarmate de ziekte in een vroeger stadium ontdekt werd.
Dit percentage geeft aan hoeveel patiënten op 100 nog in leven zijn 5 jaar na het stellen van de diagnose.

Stadium 0 --- 100%
Stadium I ----- 98%
Stadium IIA --- 88%
Stadium IIB --- 76%
Stadium IIIA --- 56%
Stadium IIIB --- 49%
Stadium IV ---- 16%

Toch zijn dit niet de enige elementen die van belang zijn. Er bestaan verschillende prognostische modellen voor het opstellen van een prognose. Deze modellen zijn gebaseerd op studies, waarbij men heeft gekeken hoe verschillende patiënten verder evolueren, rekening houdend met hun diagnose.
De factoren waarmee een model rekening houdt, verschillen nogal van elkaar. Zo houdt het ene model rekening met de leeftijd bij diagnose, het andere model niet.

Oestrogeen- en progesteron-receptoren
De groei van normale borstcellen wordt gecontroleerd door hormonen, vooral oestrogeen en progesteron. Deze hormonen bevestigen zich aan speciaal gereserveerde plaatsen in de cel: de zgn. "receptoren".
Als de borstkankercellen ook dergelijke gereserveerde plaatsen hebben, lijken ze dus op de normale borstcellen. Deze kankercellen worden "oestrogeen-positief", "progesteron-positief" of in het algemeen "receptor-positief" genoemd.
Indien kankercellen receptor-positief zijn, kunnen ze bestreden worden met behulp van hormoontherapie, waarbij medicatie wordt toegediend die de werking van de hormonen blokkeert.
Indien kankercellen receptor-negatief zijn, reageren ze niet op hormoontherapie en heeft de toepassing ervan dus ook geen zin.
Aanwezigheid van oestrogeen- en progesteron-receptoren is een gunstige prognostische factor .
Patiënten met receptor-positieve (oestrogeen en progesteron beiden positief) kankercellen hebben minder kans op terugkeer van de ziekte en hebben een betere overlevingskans, zelfs onafhankelijk van het feit of ze hormoontherapie krijgen of niet.

Differentiatiegraad
Hoe meer een borstkankercel lijkt op een normale borstcel, hoe beter de prognose voor de patiënt.
Pathologen kennen een differentiatiegraad toe die gebaseerd is op de gelijkenis van de kankercellen met normale borstcellen en op de snelheid waarmee ze vermoedelijk groeien.
Goed gedifferentieerde tumoren hebben een betere prognose.

GX
De differentiatiegraad kan niet worden vastgesteld.
G1
Goed gedifferentieerd, laaggradig.
G2
Matig gedifferentieerd.
G3
Weinig gedifferentieerd.
G4
Niet gedifferentieerd of ongedifferentieerd, hooggradig.

De meeste borstkankers zijn matig tot weinig gedifferentieerd.

S-fase graad
Als cellen zich delen, gaan ze door een aantal stappen of fases. De S-fase is de fase waarin het DNA van de cel zich aan het kopiëren is en er dus een nieuwe identieke cel ontstaat. Als uit onderzoek blijkt dat vele cellen zich terzelfder tijd in deze S-fase bevinden hebben we waarschijnlijk te maken met een snelgroeiende tumor.

Her-2 overexpressie
De verhoogde expressie van Her-2 (dit is een receptor in de tumorcel die een groeifactor kan opvangen, waardoor de tumorcel gestimuleerd wordt) is een factor die de prognose negatief beïnvloedt.
De aanwezigheid van dit antigen maakt behandeling mogelijk met Her-2-antilichamen (Herceptin).

Behandeling

De meest voorkomende behandelingen van borstkanker zijn een operatie, een behandeling met medicijnen (chemotherapie), bestraling (radiotherapie) en hormoontherapie. De arts zal meestal een combinatie van deze methoden adviseren, afhankelijk van de preciese aard en locatie van de tumor, de uitgebreidheid, het stadium, de algemene conditie en de leeftijd van de patiënt. Soms zijn er verschillende behandelingen mogelijk. Aarzel niet uw arts vragen te stellen over de mogelijkheden en over de bijwerkingen van de verschillende behandelingen.

Chirurgie

Patiënten met borstkanker worden meestal geopereerd. De bedoeling is zoveel mogelijk aangetast weefsel weg te nemen. Hoeveel er wordt weggesneden, is afhankelijk van de locatie, de afmeting en het type van de tumor. Een mogelijke aantasting van een of meer lymfeklieren is een belangrijke factor bij het bepalen van de rest van de behandeling.

Borstsparende operatie (Lumpectomie)
Als de tumor klein is en zich beperkt tot één plek in de borst kan een borstsparende operatie uitgevoerd worden (ook lumpectomie of tumorectomie genoemd), waarbij enkel de tumor en een marge gezond weefsel worden verwijderd. Afhankelijk van de hoeveelheid borstweefsel die moet worden verwijderd, krijgt deze operatie verschillende benamingen toegekend: wijde excisie, partiële mastectomie, segmentele mastectomie of kwadrantectomie.
Borstsparende chirurgie wordt bijna altijd aangevuld met radiotherapie, die ervoor moet zorgen dat de kwaadaardige cellen die eventueel zijn achtergebleven in het borstweefsel, worden vernietigd.

Borstamputatie (mastectomie)
Soms moet de borst helemaal worden weggenomen (een amputatie of mastectomie), al dan niet samen met de lymfeklieren in de oksel. Meestal worden de borstspieren ongemoeid gelaten.
De verwijdering van een tumor met een diameter tot 4 cm lumpectomie (aangevuld met radiotherapie) en mastectomie kunnen als evenwaardige therapieën beschouwd worden met evenveel kansen op succes.
De keuze tussen beide operatietechnieken is niet alleen afhankelijk van de omvang van de tumor, maar ook van het type en de verspreiding van de kanker, de grootte van de borst en soms ook van de persoonlijke voorkeur van de patiënt.

Verwijdering lymfeklieren (okseluitruiming)
Ook de lymfeklieren in de oksel kunnen worden verwijderd (okselevidement of -uitruiming).
De verwijdering van de lymfknopen heeft een tweevoudig doel. Vaststellen of er kankercellen aanwezig zijn in de lymfknopen en het vastleggen van de vervolgtherapie op de operatie. Zo zal er bijvoorbeeld chemotherapie worden toegediend aan patiënten met aantasting van een of meer lymfeknopen en volgt er meestal radiotherapie van de oksel als er vier of meer lymfeknopen door kwaadaardige cellen zijn aangetast of als de kanker door het kapsel van de lymfkno(o)p(en) is gegroeid. Door de verwijdering van de lymfknopen wordt ook de nieuwe kankerhaard (of haarden) verwijderd.
Een mogelijke bijwerking van het verwijderen van de okselklieren en vooral van de bestraling van de oksel is een gezwollen arm (lymfoedeem). Eén op twee vrouwen die een okseluitruiming gehad heeft, krijgt vroeg of laat last van een dikke arm. Als de arm zwelt, strak of zwaar aanvoelt of pijnlijk is na de okseluitruiming, meldt u dit het best meteen aan uw arts. Sommige patiënten krijgen pas jaren na de behandeling last van hun arm. Een regelmatige controle en gespecialiseerde kinesitherapie kunnen problemen voorkomen.

Lees ook: Meer weten over borstamputatie (mastectomie) en borstreconstructie

Herstel na een borstoperatie

Na een borstamputatie of borstsparende operatie is het belangrijk dat u extra goed voor uzelf zorgt.

Verzorging
• Als u pijn hebt of een ander ongemak ervaart na de ingreep, is het belangrijk dat u dit tijdig meldt aan uw arts of aan de verpleegkundige.
• Na de ingreep krijgt u een drukverband rond uw borst. Bij een okseluitruiming en bij een borstamputatie worden er een paar flexibele buisjes (drains) in en rond de wonde aangebracht. De drains voeren het wondvocht, het oude bloed en het overtollige lymfevocht vanuit de wonde af naar een redonfles. Dit belet echter niet dat u uit uw bed komt, want de fles neemt u mee in een draagzakje. Hoelang die drains en het drukverband ter plaatse blijven, verschilt van patiënt tot patiënt en van ingreep tot ingreep. Als de hoeveelheid vocht minimaal is, beslist de arts om de drains weg te nemen. Dat kan bij sommigen al na een week, maar het kan ook langer duren.
Bij een borstsparende operatie zonder okseluitruiming volstaat meestal een drukverband.
• Het drukverband blijft de eerste twee dagen volledig dicht. Daarna wordt het dagelijks vervangen bij de wondverzorging. Enkele dagen na de ingreep gaat u naar huis. Daar gaat de wondverzorging gewoon door. Een verpleegkundige komt daarvoor dagelijks bij u aan huis.
U zal ook regelmatig naar het ziekenhuis moeten voor een wondcontrole. Daar krijgt u eventueel ook nieuwe redonflessen mee, zodat de thuisverpleegkundige die kan vernieuwen als dat nodig is.
• Wees alert voor tekens van infectie. Als u koorts krijgt of de wonde ziet rood,zwelt of doet meer pijn, moet u uw arts verwittigen die eventueel een antibioticakuur zal voorschrijven.
• Een douche nemen kan zodra het voor u lukt. Een bad nemen kan pas als de wonde goed genezen is en de drains verwijderd zijn. Een goede hygiëne is erg belangrijk. Gebruik een neutrale zeep en droog u goed af. Wrijf de huid en het geheelde litteken in meteen hydraterende lotion of melk.
• Snel na de operatie beweegt u voorzichtig met uw arm. Uiteraard doet u geen zware inspanningen. Na het verwijderen van de eventuele drains mag u de arm geleidelijk aan weer normaal gebruiken.

Voorlopige prothese
Als het drukverband en de drains verwijderd zijn, kan u opnieuw een bh dragen. U krijgt dan een voorlopige zachte prothese, een stoffen hoesje opgevuld met gecentreerde watten. Dit is maar een tijdelijke oplossing. Zodra de wonde helemaal genezen is, kan u rustig uitkijken naar een siliconenprothese (zie verder).

Ongemakken
Tijdens de operatie worden onvermijdelijk een paar huidzenuwen doorgesneden.
• Heel wat patiënten hebben daardoor na de operatie een slapend of prikkelend gevoel in de huid van de borst en de okselholte, de binnenzijde van de bovenarm en de achterste okselplooi. Dat ongemak verdwijnt meestal en geeft zelden blijvende last. Frequent aanraken doet de klachten afnemen en voorzichtige oefeningen met de arm onder leiding van een kinesist lossen het probleem meestal op.
• Sommige patiënten hebben echte zenuwpijnen na de operatie. Het is niet te voorspellen of u die pijnen al dan niet zal krijgen. Door de zenuwpijn gaat u vermijden om te bewegen en gaat u zelfs een verkrampte houding aannemen. Het is nochtans belangrijk dat u zichzelf er toch toe dwingt om te bewegen. Dit kan het best gebeuren onder leiding van een kinesist die u de oefeningen aanleert die u dan zelf kan doen.
Na een borstoperatie hebt u rechtop 60 kinebeurten waarbij de mutualiteit 60% terugbetaalt. Als u binnen de drie maand start met kinesitherapie, hebt u recht op een verhoogde terugbetaling.
• Als u lymfoedeem hebt in de arm, moet er een specifieke kinesitherapie toegepast worden: lymfedrainage (zie verder).
• Men kan u pijnmedicatie geven zodat pijnpieken vermeden worden.

Lees ook: Neuropathische pijn of zenuwpijn

Oefeningen
1. Een goede houding is heel belangrijk.
Laat de schouders niet naar voor hangen, houd de schoudertoppen veeleer iets naar achter, ook aan de kant van de ingreep. Stap goed rechtop en laat uw armen losjes mee zwaaien. Houd de arm vooral niet stijf of onbeweeglijk.
2. Muurklimmen
Ga met uw gezicht naar de muur staan, met de voeten een beetje van de muur af. Laat uw voorhoofd tegen de muur rusten voor het evenwicht. Buig de ellebogen en plaats de handpalmen op de muur ter hoogte van uw schouders. Kruip met de vingers langzaam naar boven tot de gezonde arm helemaal gestrekt is. Met de geopereerde kant kruipt u zo ver naar boven als u kan. Kruip weer langzaam naar omlaag. Ga weer ontspannen in de uitgangshouding staan. Rust even uit en herhaal de hele oefening nog eens.
3. Armen boven het hoofd strekken
Ga met gebogen knieën op uw rug liggen, met de voeten plat op de grond. Neem met beide handen een stok vast. Houd de handen net zo ver uit elkaar als uw schouders breed zijn. Til de stok boven uw gezicht en houd de ellebogen recht. Breng de stok nu langzaam over uw hoofd naar achter. De gezonde arm helpt de andere arm.
4. Met ellebogen zijwaarts en naar achter rekken
Ga rechtop staan, met de armen opzij. Buig de ellebogen, leg de handen in de nek met de vingers in elkaar. Breng de ellebogen naar voor tot ze elkaar raken. Breng daarna de ellebogen weer zover mogelijk naar achter en veer een paar keer. Maak de vingers los en strek de armen zijwaarts net als bij de beginhouding. Laat de armen ontspannen naast het lichaam hangen, rust even uit en herhaal de oefening.
5. Zijwaartse bewegingen
U zit neer. Met een handdoek doet u alsof u uw rug afdroogt. Eerst werkt u in een zijwaartse beweging, vervolgens van hoog naar laag.

Uitwendige borstprothese en borstreconstructie
Al voor de ingreep en tijdens de controleconsultaties en -gesprekken zal uw arts het thema borstprothese of borstreconstructie ter sprake brengen als u een borstamputatie nodig hebt.
Een borstoperatie, en zeker een borstamputatie, is ongetwijfeld een ingrijpend en emotioneel gebeuren. U bent angstig en droevig door de kanker en daarbij komt nog dat een zichtbaar en belangrijk deel van uw lichaam geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen. Uw eigen borst kan men u uiteraard nooit teruggeven. Maar een uitwendige borstprothese of een borstreconstructie kunnen u wel een beter gevoel bieden. Een prothese en/of een reconstructie verhinderen dat u rugpijn krijgt en helpen u om een goede lichaamshouding te bewaren. U zal zich ook zelfzekerder voelen en uw leven van vroeger gemakkelijker weer opnemen.
Op hetvlak van protheses en reconstructies is er de laatste jaren een grote vooruitgang geboekt en veel vrouwen vinden een aanvaardbare oplossing waarover ze tevreden zijn.
Kiezen voor een uitwendige prothese of een reconstructie is een persoonlijke aangelegenheid. U mag zeker niet over één nacht ijs gaan. Een oplossing die voor de ene vrouw bevredigend is, zal dat voor de andere niet zijn.
Een prothese of een reconstructie kan zelfs nog een paar jaar later.

Lees ook: Borstreconstructie en borstprothese

Chemotherapie

Chemotherapie is het gebruik van medicijnen (cytostatica) om de verspreiding van borstkanker tegen te gaan of er controle over te krijgen en op die manier de overlevingskansen van de patiënt te verhogen.
• Chemotherapie na een operatie is bedoeld om preventief het risico te verkleinen dat de kanker terugkomt (deze toepassing heet adjuvante chemotherapie).
• Chemotherapie wordt soms vóór een operatie gebruikt om het gezwel te verkleinen ( neoadjuvante therapie).
• Het kan ook worden gebruikt bij vrouwen met een uitgezaaide tumor.
• Chemotherapie wordt ook toegepast om patiënten die niet meer van hun ziekte kunnen genezen een betere levenskwaliteit te bieden, door bijvoorbeeld de pijn te verlichten (palliatieve chemotherapie).

Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde medicijnen. Daarom bestaat een chemotherapiebehandeling meestal uit een combinatie van verschillende cytostatica. De werking van de combinatie van medicijnen is groter dan die van elk medicijn apart.
De duur van de behandeling hangt af van het soort kanker, het doel van de behandeling, de gebruikte medicijnen en de reactie van de patiënt op de medicijnen. Het is mogelijk dat u dagelijks, wekelijks of maandelijks een dosis chemotherapie krijgt toegediend.
Meestal wordt chemotherapie toediend in een aantal cycli, waarbij er rustpauzes worden ingelast die het lichaam de kans geven om de normale cellen te herstellen en nieuwe kracht op te bouwen.
Uw arts zal uw chemotherapieschema bepalen en met u bespreken. Het is van zeer groot belang dat u zich zoveel mogelijk aan het vooropgestelde schema kunt houden.
Tijdens de behandeling zal de arts regelmatig uw bloed laten testen. Op basis van de testresultaten is het mogelijk dat een behandeling moet worden uitgesteld, uw arts zal dan bepalen hoe lang dit uitstel duurt.
De medicijnen (cytostatica) worden via de mond ingenomen en/of rechtstreeks in de bloedbaan gebracht met een infuus, waarna ze zich door het hele lichaam verspreiden en overal eventuele kankercellen kunnen bereiken. Vaak krijgt de patiënt daarvoor met een kleine operatie onder lokale verdoving een poortkatheder ingeplant die een hele tijd blijft zitten en waarop gemakkelijk een infuus kan worden aangesloten.
Chemotherapie tast behalve de kankercellen ook gezonde cellen aan. Daardoor kunnen er tijdelijk bijwerkingen optreden: vermoeidheid, misselijkheid en braken, verminderde eetlust, haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties,... Ze verschillen van persoon tot persoon, en hangen onder andere af van het type medicijnen, de hoeveelheid geneesmiddelen en de duur van de behandeling.
Na de behandeling verdwijnen de bijwerkingen. Bepaalde bijwerkingen kunnen maanden of jaren aanslepen, bijvoorbeeld vermoeidheid, verminderde weerstand, smaakveranderingen, doof gevoel in de vingers...
Bij vrouwen die nog niet in de menopauze zijn, wordt de menstruatie tijdens de behandeling soms onregelmatig of ze blijft achterwege. Dat betekent echter niet dat er helemaal geen kans is op zwangerschap (u gebruikt het best anti- conceptiemiddelen, maar niét de pil). Bij vrouwen boven de 40 jaar blijft de menstruatie vaak definitief achterwege.

Lees ook: Chemotherapie

Radiotherapie of bestraling

Radiotherapie of bestraling is een behandeling met radioactieve stralen om kankercellen te vernietigen. Kankercellen hebben het vermogen sneller te groeien en zich sneller te delen dan de meeste normale lichaamscellen. Hoge doses bestraling kunnen cellen doden of ervoor zorgen dat ze niet meer groeien of zich niet meer delen. Zowel normale cellen als kankercellen lijden onder de gevolgen van bestraling, maar de normale lichaamscellen kunnen zich sneller en beter herstellen van de gevolgen van bestraling.
De bestraling kan van buitenaf komen (uitwendige bestraling) of van radioactief materiaal dat in de tumor wordt ingebracht (inwendige bestraling). Bij borstkanker wordt meestal uitwendig bestraald. Het gebied dat moet worden bestraald, verschilt per patiënt, en ook de duur van de bestralingskuur, de intensiteit en het bestralingsschema (het aantal bestralingen) kunnen variëren.
Radiotherapie kan toegediend worden vóór chirurgie om de tumor te verkleinen, na chirurgie om eventueel achtergebleven kwaadaardige cellen te vernietigen, al dan niet in combinatie met chemotherapie om de kanker te vernietigen, of als palliatieve behandeling bij patiënten waarbij genezing niet meer mogelijk is.
Radiotherapie wordt meestal 5 dagen per week gegeven gedurende 6 tot 7 weken. De opdeling in dagelijkse doses is noodzakelijk om het gezonde lichaamsweefsel in het bestralingsveld zoveel mogelijk te sparen. De rustpauzes tijdens het weekend geven de normale cellen ook tijd zich te herstellen. Tijdens de behandeling zal de patiënt ten minste eenmaal per week op consultatie gaan bij de radiotherapeut-oncoloog, zodat die de reactie van de patiënt op de behandeling kan volgen. Het is mogelijk dat op basis van de individuele reactie van de patiënt een aanpassing van de oorspronkelijk voorgeschreven behandeling noodzakelijk is.
De radiotherapeut zal ervoor zorgen dat de toegediende dosis en het bestralingsveld zodanig worden berekend dat er zo weinig mogelijk schade wordt berokkend aan gezonde weefsels en organen. Toch kan straling ook invloed hebben op de gezonde cellen in het bestraalde gebied. De bestraling op zich is pijnloos.

Bijwerkingen

Huid
De huid wordt rood en gevoelig. Na enkele behandelingen kan uw huid ook gaan uitdrogen en beginnen jeuken. Bij sommige patiënten vormt de huid blaasjes die vocht bevatten en soms opengaan. Dit gebeurt vooral in de huidplooien en kan zeer pijnlijk zijn. Indien uw huid op deze manier op de therapie reageert, verwittigt u best zo snel mogelijk uw arts. De borst kan zeer gevoelig worden en opzwellen doordat de lymfe niet snel genoeg kan worden afgevoerd. Deze vochtopstapeling moet 4 tot 6 weken na beëindiging van de therapie verdwenen zijn. Indien dit niet het geval is, moet u uw arts op de hoogte brengen.
Roodheid van de huid zal verdwijnen, maar het is mogelijk dat de behandelde borst een donkerder tint blijft hebben dan voordien. De poriën kunnen vergroten en meer opvallen, de gevoeligheid van de borst kan bij sommige patiënten vergroten, bij andere dan weer verminderen. De borst kan dikker en steviger aanvoelen dan voorheen. In sommige gevallen wordt de borst groter door vochtopstapeling (oedeem).
Bij sommige vrouwen worden in de borst permanent kleine bloedvaatjes zichtbaar, die het beeld geven van rode huiduitslag (teleangiectasiën).
Verschillende maanden of jaren na afloop van de behandeling kan radiofibrose (littekenvorming) optreden. Hierdoor wordt de borst kleiner en harder.

Vermoeidheid
Ook vermoeidheid is een vaak voorkomende bijwerking van radiotherapie. Dit verdwijnt normaal na enkele weken.

Slikproblemen
Problemen met slikken en daardoor ook met de voeding ontstaan door de bestraling van de klierketen in de borst. Deze bestraling raakt vaak ook een gedeelte van de slokdarm, wat slikproblemen geeft. Indien u moeilijkheden hebt met voeding, kunt u proberen kleine maaltijden verspreid over de dag te gebruiken. Indien u veel gewicht verliest, contacteert u het best een diëtist.
Als u pijn hebt bij het kauwen of slikken, kan uw dokter of diëtist u een vloeibaar voedingssupplement voorschrijven.

Gebruik veel melkproducten zoals pap, pudding, yoghurt, karnemelk, milkshakes, ...
• Gebruik bij voorkeur gerechten op kamertemperatuur of koude gerechten zoals ijs.
• Spoel regelmatig uw mond (tot 8 maal per dag) met water of kamillethee. Gebruik geen mondwater, want dat droogt de mond uit.
• Zorg voor een gevarieerde voeding.
• Vermijd harde en droge voedingswaren (zoals noten, beschuiten, chips, onrijp fruit en rauwe groenten), Scherpe kruiden (zoals peper, curry, mosterd, paprika), Prikkelende vruchten(sappen) zoals sinaasappelen, kiwi's of pompelmoezen, Koolzuurhoudende dranken en alcohol.

Schouderstijfte
Indien de oksel wordt bestraald, kan uw schouder stijf aanvoelen. Indien dat het geval is kan uw arts u speciale oefeningen aanbevelen om de stijfheid te verminderen.

Lymfoedeem
Indien de oksel wordt bestraald wordt de kans op het ontstaan van lymfoedeem in de arm groter.
Dit verbetert geleidelijk aan in een periode van een aantal maanden na het stoppen van de bestraling.
Zelden komt het voor dat dit oedeem van de borst niet meer volledig weggaat. Het resultaat is dan een wat grotere borst die "steviger" aanvoelt dan de niet bestraalde borst. Het is echter volledig ongevaarlijk.

Lees ook: Lymfoedeem na borstoperatie

Hormoontherapie

Het vrouwelijke hormoon oestrogeen, dat in het lichaam wordt aangemaakt, kan de groei van (sommige) borstkankercellen bij bepaalde vrouwen bevorderen. Er bestaan medicamenten (zoals tamoxifen, toremifen, Letrozole, Arimidex, Exemestaan, Fulvestrant) die dit effect van oestrogeen tegengaan: ze nemen de plaats in van de natuurlijke hormonen en vertragen of stoppen de groei van de hormoongevoelige tumorcellen. Bovendien verlagen ze de kans op terugkeer van de kanker in dezelfde of de andere borst en verlagen ze de kans op borstkankerontwikkeling bij vrouwen die een verhoogd risico lopen.

Hormoontherapie wordt in volgende omstandigheden toegepast:
• Als adjuvante therapie bij vrouwen met hormoongevoelige kankercellen (die receptoren bevatten waarop oestrogeen en progesteron zich kunnen vasthechten). Bij deze patiënten wordt geen onderscheid gemaakt tussen vrouwen vóór of na de menopauze.
• ter behandeling van uitzaaiingen in andere organen, vooraleer wordt overgeschakeld op chemotherapie (vanaf het ogenblik dat de tumor niet meer gevoelig is voor de hormoontherapie). Ook hier is de regel van toepassing dat hormoontherapie alleen wordt gegeven als de tumorcellen receptorpositief zijn.
• Oudere patiënten die om een of andere reden niet meer in aanmerkingen komen voor de andere therapieën worden soms enkel met hormoontherapie behandeld.
• Vrouwen die een verhoogd risico lopen op borstkanker (bv. wegens de vastgestelde aanwezigheid van een borstkankergen in hun erfelijk materiaal) worden soms preventief met hormoontherapie behandeld.

Afhankelijk van het type medicament kunnen diverse bijwerkingen optreden.
• gebrek aan eetlust, al dan niet gepaard gaande met misselijkheid en/of braken
• gewichtstoename
• menopauzeachtige symptomen (opvliegers en wijzigingen in de menstruatiecycli
• Er is een licht verhoogde kans op de ontwikkeling van kanker van het baarmoederslijmvlies (d.i. endometriale kanker).
• Er is een licht verhoogde kans op de vorming van bloedklonters in de longen en de hoofdaders.
• Er is een licht verhoogde kans op de ontwikkeling van cataract (een oogziekte, ook "grauwe staar" genoemd). Sommige vrouwen ontwikkelen ook oogproblemen op het net- of het hoornvlies.
• Sommige vrouwen klagen over problemen met het korte termijngeheugen en een toegenomen verstrooidheid. Ook een ijl gevoel in het hoofd kan een bijwerking zijn.
• er bestaat een licht verhoogd risico op de ontwikkeling van depressie. Ook slaapproblemen en een algemeen malaisegevoel werden in de resultaten van deze studie gemeld als mogelijke bijwerking.
• soms ophouden van vocht. Dit kan zich uiten in het opzwellen van enkels.

Immunotherapie

Immunotherapie is een behandelwijze die gebruik maakt van het eigen afweersysteem (immuunsysteem) om de tumorcellen te bestrijden. Dit kan onder andere door gebruik te maken van eigen antilichamen en /of geneesmiddelen die bestaan uit antilichamen. Deze geneesmiddelen herkennen de tumorcellen en doden deze door gebruik te maken van het afweersysteem van de patiënt.
Sinds oktober 2000 bestaat er een zogenaamd recombinant monoklonaal antilichaam (Herceptin of trastuzumab) dat ingrijpt op een specifiek eiwit op de celwand, de HER2 receptor. Een belangrijke voorwaarde voor een behandeling met deze nieuwe therapie is dat de tumorcellen HER2 in overmaat hebben (HER-2 Overexpressie of HER-2-neu). Het tumorweefsel kan hierop bij de diagnose of later in het ziekteverloop worden getest. Bij ongeveer 25% van de borstkankerpatiënten is dit het geval.
Er is dan sprake van een agressieve tumor. Dit uit zich in een snelle groei van de tumor en in de neiging zich te verspreiden door het lichaam. Dit verloopt via de lymfe of het bloed. Uit onderzoek blijkt dat de tumor bij HER-2 overexpressie slecht reageert op chemotherapie en op hormoontherapie.
Aanvankelijk werd Herceptine alleen gebruikt (en terugbetaald) bij vrouwen met een vergevorderde vorm van de ziekte met uitzaaiingen. Maar recente studies hebben aangetoond dat de therapie ook in een vroeg stadium het risico op herval en uitzaaiing van borstkanker met de helft kan verminderen bij vrouwen met agressieve borstkanker. Voor ons land betekent dit dat er ongeveer 1200 mensen per jaar voordeel zouden kunnen hebben bij die nieuwe therapie. Vanaf 1 juli 2006 wordt Herceptin terugbetaald voor deze borstkankerpatiënten.

Omdat Herceptin zich alleen hecht aan de borstkankercellen en niet aan gezonde cellen, heeft u tijdens het gebruik van dit middel meestal weinig last van bijwerkingen. Eventuele bijwerkingen zijn afhankelijk van de dosering, de duur van de behandeling en de combinatie met andere geneesmiddelen. Daarnaast reageert iedere vrouw anders. Het is belangrijk om uw klachten te bespreken met uw arts. Misschien is er wel een manier of een middel om iets tegen de bijwerkingen te doen.
Mogelijke bijwerkingen zijn:
• gevoel van algehele malaise
• griepachtige verschijnselen zoals rillingen en koorts
• misselijkheid en braken
• buikpijn
• diarree
• hoofdpijn
• milde pijnklachten
• hoesten
• duizeligheid
• huiduitslag
Meestal komen deze klachten slechts in milde vorm voor. Na het beëindigen van de behandeling verminderen of verdwijnen de bijwerkingen meestal binnen enkele dagen. Vermoeidheid houdt vaak langer aan.
Herceptin veroorzaakt bij drie tot vier procent van de vrouwen hartfalen. Dat maakt Herceptin ongeschikt voor vrouwen die een hartziekte hebben. Voor alle zekerheid wordt de hartfunctie bij alle vrouwen die Herceptin gebruiken, periodiek gecontroleerd.

Lokale terugkeer van borstkanker

Met lokale terugkeer van borstkanker bedoelen we dat er zich na de oorspronkelijke behandeling met chirurgie, radiotherapie, chemotherapie en/of hormoontherapie toch een nieuw gezwel ontwikkelt in dezelfde borst.
Als zich een nieuw gezwel ontwikkelt, wijst dit erop dat een aantal kwaadaardige cellen kans hebben gezien de oorspronkelijke chirurgische en radiotherapeutische behandeling te overleven.
Ze zijn in de borst achtergebleven en zijn zich gewoon blijven delen.
Op het ogenblik dat de lokale terugkeer (of recidief) wordt vastgesteld, is het aantal kwaadaardige cellen talrijk genoeg om te kunnen worden opgespoord.
Bij iemand die borstkanker heeft gehad is het risico op een tweede borsttumor minstens 4 maal hoger dan het risico op een eerste borsttumor bij de gemiddelde vrouw. De oorzaken en prognose bij een tweede tumor zijn meestal gelijk aan die bij een eerste borsttumor.
Een lokale terugkeer van borstkanker doet zich vaker voor na een chirurgische behandeling met lumpectomie (borstsparende ingreep) dan na een mastectomie. Om de kans op terugkeer na een borstsparende operatie te verkleinen wordt na de operatie meestal radiotherapie toegepast.
Dat lokale terugkeer vaker voorkomt, betekent niet dat de prognose van een borstsparende behandeling slechter zou zijn dan na een volledige wegname van de borst. Meestal is een lokale terugkeer na een lumpectomie namelijk vlot te behandelen met een mastectomie en met hetzelfde eindresultaat (prognostisch) tot gevolg.

Een lokale terugkeer na een lumpectomie wordt meestal vastgesteld 1 tot 6 jaar na de oorspronkelijke behandeling, meestal in het borstweefsel in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de eerste tumor zich bevond.
Het komt slechts zelden voor dat een lokaal recidief zich ontwikkelt in de huid of de lymfknopen. Het feit of de oorspronkelijke borstkanker zich al had verspreid naar de lymfknopen lijkt geen rol te spelen in de kans op de ontwikkeling van een recidief. Het komt wel frequenter voor bij grotere tumoren.
Bij een lokale terugkeer van borstkanker wordt dezelfde staging-systematiek gebruikt als bij de oorspronkelijke borstkanker. Een lokaal terugkerende borstkanker kan zich dus zowel in stadium I als in stadium IV bevinden, net als de oorspronkelijke kanker.
De behandeling van lokaal terugkerende borstkanker is anders omdat een aantal van de oorspronkelijke behandelingsopties reeds zijn gebruikt.
Een nieuwe lumpectomie behoort zelden tot de mogelijkheden. Een mastectomie is het chirurgisch alternatief.
Afhankelijk van het stadium van het lokaal recidief kan ook radio- of chemotherapie supplementair aangewezen zijn. Een klassieke bestraling behoort niet meer tot de mogelijkheden, zodat alleen speciale bestralingsmethodes nog in aanmerking komen.
Indien geen uitzaaiingen worden vastgesteld, wordt meestal geen chemotherapie toegediend.

Na een mastectomie blijven er meestal geen kwaadaardige cellen achter in het weefsel, maar af en toe doet het zich toch voor. Omdat de borst zelf werd verwijderd, zijn de kwaadaardige cellen nu gaan groeien in de overblijvende huid van de borstwand, de lymfknopen onder de arm of onder het borstbeen. Op deze plaatsen zijn de cellen veel moeilijker te bestrijden dan in de borst zelf.
Lokale terugkeer na een mastectomie doet zich meestal voor in de eerste 2 jaar na de oorspronkelijke behandeling. De kans op de ontwikkeling ervan is groter als tijdens de eerste borstkanker uitzaaiing naar de lymfknopen werd vastgesteld.
Als er lokale terugkeer na een mastectomie is, betekent dit vaak dat er zich ook uitzaaiingen van de oorspronkelijke borstkanker zullen openbaren.
Na een mastectomie zijn de symptomen van een lokale terugkeer: al of niet donker verkleurde knobbels onder de huid of andere veranderingen in de huid, of gezwollen lymfknopen.
Een lokale terugkeer na een mastectomie wordt gestaged in stadium IIIB: lokaal gevorderde borstkanker (tenzij er ook uitzaaiingen zijn, dan gaat het om een stadium IV).
De behandeling van deze terugkerende borstkanker hangt af van de oorspronkelijke behandeling. Meestal worden de gezwellen chirurgisch verwijderd en indien mogelijk wordt het weefsel nadien bestraald.
In sommige gevallen wordt ook chemotherapie en/of hormoontherapie gebruikt.

Leven na de kanker

123-sport-fitn-senior-vr-170-12.jpg
Na een intensieve medische behandeling blijft er bij de meeste patiënten een gevoel van onzekerheid.Als de therapie met succes is afgerond, vragen patiënten zich af wat er nog meer gedaan kan worden. Als het met de therapie niet gelukt is de kanker uit te schakelen, is het de vraag hoe de symptomen zo goed mogelijk bestreden kunnen worden en wie daarbij kan helpen. Nazorg in de vorm van medische begeleiding, psychische en sociale opvang, en/of palliatieve zorg is in beide situaties dan ook erg belangrijk.
Deel van de nazorg is een geregelde medische controle (bloedafname, mammografie,...), vooral met de bedoeling een mogelijk herval zo snel mogelijk op te sporen en te behandelen.
Praat met de behandelende arts over mogelijke symptomen, bijwerkingen of fysieke problemen.
Familie, vrienden en verwanten kunnen eveneens veel steun bieden. Het kan ook helpen om over de ziekte te praten met andere vrouwen met borstkanker.
Via de Vlaamse Kankertelefoon kan er informatie krijgen over verdere begeleiding van patiënten, over contact met lotgenoten (bijvoorbeeld via zelfhulpgroepen), sociale voorzieningen voor patiënten, aanvullende alternatieve behandelingsmethoden, palliatieve zorg enz.
Kankertelefoon 078/150.151 www.tegenkanker.be/zelfhulpgroepen

Niet iedereen maakt het mee, maar heel wat patiënten vallen na de therapie in een zwart gat. Als de therapie voorbij is, wordt het afwachten.Hoe zal het nu verder lopen? De aandacht van de hulpverleners valt weg. Bezoek en telefoontjes van familie en vrienden verminderen.
Terwijl de omgeving blij is dat de behandeling voorbij is, komen er bij de patiënt vooral vragen en angsten naar boven. De patiënt realiseert zich ook hoe hij heeft moeten vechten om lichamelijk overeind te blijven waardoor er geen energie meer over was voor de emotionele verwerking.
Kortom, bij het einde van de behandeling kunnen psychische problemen de kop opsteken. Als u die gevoelens ervaart, is dat volledig normaal. Het is wel belangrijk dat u erover praat met uw partner, vrienden of arts. En als u merkt dat u uw emotioneel evenwicht niet terugvindt, aarzel dan niet om aan te kloppen bij professionele hulpverleners.
Het is belangrijk datu een manier vindt om met de stress rond uw ziekte om te gaan. Lotgenotencontact kan ook helpen, want lotgenoten begrijpen wat u doormaakt en vertellen hoe zij met de gevoelens omgaan.

Lotgenotencontact
Voor adressen kan u terecht bij de Kankertelefoon 078/150.151 of op www.tegenkanker.be/zelfhulpgroepen
www.tegenkanker.be/forum
op www.tegenkanker.be/inloophuizen.

Huishoudelijk werk kan u weer aanvatten, maar doe het in het begin rustig aan. De herstelperiode is voor iedere vrouw verschillend.Het is niet omdat een vriendin van u al na een maand weer aan de slag ging, dat u dat ook zal kunnen.Vergelijk niet te veel met een ander. Luister naar uw lichaam.
Als u buitenshuis gaat werken, kan het deugd doen om de draad weer op te pakken. Bespreek ook hier met uw arts wat kan en niet kan.

Een van de belangrijkste nevenwerkingen van kanker en de behandeling ervan is vermoeidheid.
Als u een sport beoefende, kan u daar opnieuw mee starten. Vroeger dacht men dat alleen rust kon helpen tegen vermoeidheid. Maar door te rusten, verslechtert de conditie en neemt de vermoeidheid enkel toe. In dat kader werd het vernieuwende Project ‘Revalidatie voor kankerpatiënten’ opgestart, waarbij beweging, sport en psychosociale ondersteuning de vermoeidheid tegengaan en zo de levenskwaliteit verbeteren. Bewegen is dus zeker goed, maar doe het in overleg met uw arts. Vertel hem ook over eventuele ongemakken die u ondervindt bij het sporten.

Kinderwens en contraceptie
Of u nog vruchtbaar bent, hangt af van de behandelingen die u hebtgekregen. Kreeg u chemotherapie? Werden de eierstokken bestraald? Kreeg u een hormoonbehandeling? Het kan zijn dat u onvruchtbaar bent geworden, het is ook mogelijk dat de onvruchtbaarheid tijdelijk is. Stel de vraag aan uw oncoloog. Indien u nog vruchtbaar bent en een kinderwens hebt, overleg dan met hem hoe lang u het best wacht vooraleer zwanger te worden, want dat is individueel verschillend.
In principe leidt een zwangerschap niet tot een verhoogd risico op herval van borstkanker.
Als u voordien de pil als voorbehoedmiddel gebruikte, zal u moeten uitkijken naar een andere vorm, want het toedienen van hormonen is niet aangewezen na borstkanker. Uw arts kan samen met u zoeken naar een contraceptiemethode waar u zich goed bij voelt.
Als de borstoperatie gevolgd werd door chemotherapie, kan de menopauze intreden en stopt ook eventueel de vruchtbaarheid. Dat is geen specifiek probleem voor borstkanker, maar een gevolg van de chemobehandeling. Een bijkomend nadeel is dat de menopauze voor een aantal ongemakjes kan zorgen zoals warmteopwellingen, nachtelijk zweten, slapeloosheid, een droge huid, vaginale droogte, urinaire klachten en gewichtstoename.
Hormonenbehandeling voor vrouwen die borstkanker gehad hebben, is uitgesloten vanwege de verhoogde kans om opnieuw borstkanker te krijgen.
Maar ook hier zijn andere, niet-hormonale behandelingen voor de klachten mogelijk. Praat erover met uw arts.

Relaties en seksualiteit
Eens u hersteld bent en de eventuele nabehandeling achter de rug is, komen de vragen. Zal mijn partner mij nog aantrekkelijk vinden? En als u geen partner hebt, vraagt u zich misschien af of een nieuwe partner dit wel zal willen aanvaarden.
Het is niet vanzelfsprekend om na een borstoperatie de draad van de seksualiteit weer op te pakken. Daarom: Neem uw tijd!
U hebt het moeilijk om de verminking te aanvaarden, maar ook uw partner weet niet hoe hij met de situatie moet omgaan. Dat vergt tijd. De ene vrouw zal samen met haar partner naar het litteken kijken. De andere zal liever eerst alleen kijken en pas als ze het aanvaard heeft, zal ze het tonen. Er is geen ‘juiste’manier om te reageren, iedereen reageert op zijn manier.
Laat gevoelens toe, probeer ze te aanvaarden en praat erover. Want anders dreigt het gevaar dat uw partner uw gedrag verkeerd zal interpreteren. Als vrouw kunt u zich afzijdig houden omdat u zich schaamt, uw partner kan zich afzijdig houden omdat hij zich ongemakkelijk voelt bij de situatie en geen initiatief durft te nemen. Beide gedragingen getuigen van onmacht en hulpeloosheid, maar kunnen ten onrechte door de partner geïnterpreteerd worden als ‘niet meer graag zien’. En dan komt u terechtin een vicieuze cirkel. Praten is dus de boodschap.
Een extra duwtje in de rug is zeker geen overbodige luxe om de intimiteit terug te vinden. Het gezellig maken, een etentje, een glaasje wijn... kunnen wonderen doen. Wees niet ontgoocheld als het toch afknapt, een volgende keer beter! En het is zeker niet flauw van u als u het licht liever uitdoet bij het vrijen. Of misschien beschermt u uw litteken liever met een kledingstuk? Als u zich daar voorlopig comfortabeler bij voelt, is dat goed zo.
De meeste paren slagen erin om stilaan samen weer een bevredigend seksueel leven te hebben. Bij anderen lukt dat niet. Vaak zijn al bestaande relatieproblemen daarvan de oorzaak.
Een bijkomende moeilijkheid is het feit dat de vrouw na een chemobehandeling of ook soms na radiotherapie van de eierstokken in de menopauze belandt. Een hormonale behandeling kan bij de vrouw ook tijdelijke klachten geven die eigen zijn aan de menopauze.Een droge vagina, een verminderd libido, ... kunnen gevolgen hebben voor de seksuele relatie. Bespreek deze problemen metuw arts die u hierbij advies kan geven.
Als de seksuele relatie toch vastloopt en u wilt er samen iets aan doen, dan kunt u aankloppen bij een therapeut. Die kan samen met u de struikelblokken opzoeken en opruimen. Het doel van de therapie is dan de negatieve gevoelens te aanvaarden en daarna te leren omgaan met de nieuwe situatie. De slaagkans van deze therapie hangt natuurlijk ook af van de kwaliteiten de hechtheid van de relatie tussen de partners.

Zenuwpijn (neuropathie) na borstoperatie
Zenuwpijn in oksel, arm en/of schoudergebied, kan zich voordoen als gevolg van een borstoperatie (borstamputatie of borstsparend) waarbij de lymfklieren uit de oksel volledig of gedeeltelijk worden verwijderd.
Dergelijke pijn zou bij ong. 20% van de patiënten die een borstoperatie hebben ondergaan, optreden.

Klachten
Kenmerkend voor zenuwpijn zijn ongewone pijnsensaties zoals: brandend, schrijnend, zeurend, "speldenprikken", stekend, en/of een strakke band om de borstkas en/of bovenarm.
De pijn wordt gevoeld in de huid van het verzorgingsgebied van de beschadigde zenuw, namelijk: oksel, achterzijde bovenarm, borstkaswand en schouder van de geopereerde zijde.
De zenuwpijn kan op elk willekeurig moment ontstaan, maar in de meeste gevallen kort na of binnen enkele maanden na de borstoperatie.
De intensiteit van deze zenuwpijn kan van "storend aanwezig" tot zeer hevig, zelfs invaliderend zijn.
De frequentie van de pijn kan constant zijn of variërend.
Veel patiënten melden dat de hevigheid van de pijn toeneemt bij inspanningen zoals tillen, bewegen, schrijven, huishoudelijk werk, wandelen, fietsen, maar ook bij vermoeidheid, koud weer of wrijvende kleding.

Lees ook: Test jezelf: Wat weet je over borstkanker?

Lees ook: Neuropathische pijn of zenuwpijn

Laatst bijgewerkt: augustus 2019

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram