Moeten bisfosfonaten in de behandeling van osteoporose na 5 jaar worden gestopt?
nieuws
Osteoporose is een aandoening die het skelet verzwakt en het risico op breuken verhoogt. Aan de basis ligt een leeftijdsgebonden versnelling van de botafbraak. Voor de behandeling van de ziekte wordt bij de meeste patiënten beroep gedaan op bisfosfonaten, geneesmiddelen die de botafbraak remmen en zo botbreuken vermijden. De voorbije jaren groeide echter de onzekerheid over de veiligheid van deze medicatie op langere termijn, omwille van publicaties over patiënten met atypische breuken van het dijbeen na jarenlange blootstelling aan bisfosfonaten. Die onzekerheid lag aan de basis van de aanbeveling om bisfosfonaattherapie na 3 tot 5 jaar in vraag te stellen.
Daarin komt nu verandering met een grootschalige analyse in het gezaghebbende vakblad New England Journal of Medicine, waaraan ook onderzoekers van UZ Leuven meewerkten. Volgens het onderzoek komen de atypische dijbeenschaftbreuken onder bisfosfonaten uiterst zelden voor, zelfs na 10 jaar behandeling. Men vond geen aanwijzing dat bisfosfonaten de kans op dergelijke breuken verhogen. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat bisfosfonaatbehandeling beschermt tegen de, veel frequentere, typische breuken door osteoporose.
Vooral die bescherming tegen heupbreuken is klinisch belangrijk. Heupfracturen treffen het dijbeen in de nabijheid van de heupkom en vormen de meest gevreesde verwikkeling van osteoporose. Ongeveer 20 procent van de getroffenen moet, als gevolg van de breuk, definitief worden opgenomen in een verzorgingsinstelling. Bovendien overlijdt 15 tot 20 procent van de patiënten binnen het jaar, door medische verwikkelingen maar ook door nieuwe breuken. Heupfractuurpreventie vormt dan ook een prioriteit in de behandeling met bisfosfonaten.