Huilbaby’s: als troosten niet helpt

dossier

Alle baby’s huilen van tijd tot tijd. De mate waarin ze huilen, de tijdsduur en de intensiteit kunnen echter wel verschillen. Bij de meeste kinderen daalt het aantal uren huilen vanzelf na de leeftijd van 3 maanden. Bij kinderen die na de leeftijd van 3 maanden nog extreem veel huilen, zijn er wel gevolgen te benoemen.


Huilen is voor de baby een manier om contact te maken met de ouders: het kan een signaal van onlust zijn en wekt zorggedrag op. De baby huilt en de verzorger reageert op het gehuil. In die zin ontstaat er door het huilen altijd wel enige vorm van interactie en is het huilen een ondersteuning van de ouder-kindrelatie.
Huilen is niet de enige manier van communiceren. Ook brabbelen, lachen, vastpakken en kijken zijn vormen van communicatie. Al dit gedrag is hechtingsgedrag, bedoeld om aandacht en nabijheid van de ander te vragen.

Normaal huilen

123_baby_huilen_wenen.jpg
De normale huilduur verschilt per leeftijd: vlak na de geboorte huilt een kind 1-1,5 uur per dag; rond de zesde week bereikt het huilen een piek van 2-2,5 uur; daarna is de huilduur gemiddeld 1,5 uur. Bij 3 maanden neemt het huilen bij veel baby’s af.
Het gewone huilen van een baby kan variëren van zachtjes huilen of jengelen tot intens huilen of zelfs krijsen, en kan soms heel abrupt beginnen en ook opeens weer acuut stoppen. Er kunnen wel of geen tranen zijn. Een baby die huilt kan rood aanlopen, zijn beentjes optrekken, windjes en/of boertjes laten.
De gemiddelde huil-, slaap- en wakkere tijden van een baby:
De ‘wakkere tijd’ is inclusief de voedingstijd.

0-2 weken duur van de ‘wakkere tijd’ per keer 30-45 minuten
duur van de slaapjes per keer 2 tot 3 uur
het aantal voedingen per dag 8 à 6
2-6 weken duur van de ‘wakkere tijd’ per keer 45-60 minuten
duur van de slaapjes per keer 2 tot 3 uur
het aantal voedingen per dag 8 à 6
7-12 weken duur van de ‘wakkere tijd’ per keer 60-75 minuten
duur van de slaapjes per keer 2 tot 3 uur
het aantal voedingen per dag 6 à 5
3-5 maand duur van de ‘wakkere tijd’ per keer 1,5 uur
duur van de slaapjes per keer 2 uur
het aantal voedingen per dag 5 uur

Lees ook de getuigenis van mama Nathalie: "Ik kon niet meer..."

De betekenis van huilen verandert in de tijd

  • Tijdens de eerste drie levensmaanden laat de baby onlustgevoelens blijken door te huilen: het gaat hierbij om honger, kou of andere ongemakken en de behoefte aan aandacht en lichaamscontact van de verzorger. De baby zoekt bevrediging van zijn behoeften. Op de duur wordt de verzorger geassocieerd met het wegnemen van onlustgevoelens en het bevredigen van de behoeften. Dit speelt een belangrijk rol in het hechtingsproces.
  • Tussen de 3de en de 6de levensmaand kan een kind ook huilen omdat het iets wil en niet alleen meer omdat het onlust ervaart. Een baby die huilt zonder aanwijsbare fysieke oorzaak en niet vanzelf stil wordt, krijgt vaak aandacht als beloning, waardoor hij leert dat aanhoudend huilen leidt tot aandacht krijgen. Het gaat hier niet om verwennen, maar wel om gewennen. In deze periode ontstaat door het samenspel tussen ouder en kind voorspelbaarheid, die leidt tot gevoelens van veiligheid en geborgenheid. Verder leert de baby op deze leeftijd zichzelf te troosten door op zijn handjes te zuigen.
  • In de fase van 6 tot 9 maanden is het huilen gerichter. Bovendien kan de baby zijn huilen nu ondersteunen met andere communicatieve handelingen zoals het richten van zijn blik op de verzorger, het uitsteken van zijn handjes. Het komt vaak voor dat de baby in deze periode gaan huilen als de ouder de kamer verlaat of uit zijn gezichtsveld verdwijnt. Dit heeft te maken met scheidingsangst.
  • Rond 9 maanden huilen veel baby’s ’s nachts: wanneer ze wakker worden, denken ze alleen en verlaten te zijn. Ook angst voor 'het vreemde' wordt een reden tot huilen: de baby wordt bang van onbekenden.
  • Tussen 9 en 12 maanden huilen kinderen vaak heftig wanneer een ouder uit het zicht verdwijnt. Het kind is er nog niet aan gewend dat ‘weggaan’ gevolgd wordt door ‘terugkomen’.
  • Vanaf de leeftijd van 12 maanden tot de leeftijd van 24 maanden ervaart een kind dat het met zijn gedrag de omgeving kan beïnvloeden. Huilen wordt een manier om aandacht te vragen en om zo de omgeving te beïnvloeden.
  • Tussen 24 en 36 maanden staat het proberen om door middel van huilen geruststelling en veiligheid van de ouders of van anderen te krijgen op de voorgrond. Peuters huilen ook vaak uit frustratie, boosheid, verdriet of ontreddering.
  • Vanaf de leeftijd van 3 jaar is het kind in staat om zich voorstellingen en ideeën te vormen. Deze ideeën kunnen het kind angstig maken. Door ‘magisch denken’ - het idee dat gedachten de werkelijkheid kunnen beïnvloeden, dat dingen gebeuren omdat het kind dat wil - en verkeerd begrepen boodschappen kan een kind zich afgewezen, angstig of boos voelen. Een kind vraagt dan om begripsvolle, instemmende aandacht, maar ook om duidelijk en positief geformuleerde regels. Bijvoorbeeld: een kind wil dat zijn knuffel altijd rechtsonder in bed ligt. Zo beschermt de knuffel het kind tegen alle mogelijke gevaren. Mocht de knuffel ergens anders liggen, dan komen de monsters vannacht zeker op bezoek!

Verloop van huilen in de dag en in de tijd

Overdag
Elke baby huilt, maar niet elke baby huilt evenveel. Huilen vindt meestal geconcentreerd plaats, tijdens de zogenoemde ‘huiluurtjes’. Een groot deel van de huilepisodes vindt plaats tijdens de late namiddag en de avonduren (tussen 16 uur en 22 uur).

In de tijd: de rijpingscurve
De gemiddelde huilduur verschilt per leeftijd. Rond 6 weken is er een huilpiek: dan huilt een baby gemiddeld tweeënhalf uur per dag. Na de derde maand vermindert bij de meeste baby’s het huilen tot gemiddeld anderhalf uur per dag. Dat blijft dan zo gedurende de rest van het eerste jaar.
Dit verloop in de tijd noemt men de rijpingscurve. De capaciteit om het huilen zelf te stoppen heeft te maken met de rijping van de hersenen. Tijdens de zwangerschap wordt het zenuwstelsel (centraal en perifeer) aangelegd, en na de geboorte gebeurt een verdere uitrijping zoals de myelinisatie van de zenuwbundels, waardoor boodschappen of signalen uitgaande van het lichaam en/of van de omgeving doorgegeven en verwerkt worden op een andere manier dan onmiddellijk na de geboorte.
Zoals in andere patronen (voeding, slapen en dus ook huilen) is er daardoor een evolutie in het gedrag en krijgen de gedragspatronen een dag-en-nachtritme, een eigen persoonlijke tint en een andere betekenis.

• Vlak na de geboorte huilen de meeste baby’s een tot anderhalf uur per dag. Rond de leeftijd van zes weken is er een piek in het huilgedrag. Baby’s kunnen dan 2 tot 2,5 uur per dag huilen.
• Na de derde maand vermindert het huilen spontaan tot gemiddeld anderhalf uur per dag. Vanaf de leeftijd van drie maanden huilen baby’s minder, en ook de huilepisodes komen minder frequent voor. Vooral ’s nachts huilt een baby dan minder. Deze daling heeft te maken met de grotere capaciteit van het kind om met huilen te stoppen en het beter kunnen omgaan met de omgeving, het feit dat er minder frequent ’s nachts gevoed wordt en dat de baby leert doorslapen. Het huilpatroon blijft dan stabiel gedurende het verdere eerste levensjaar.

Plotselinge wijzigingen in het huilgedrag
Wanneer een baby plots op een andere manier begint te huilen, bijvoorbeeld begint te krijsen, of te kreunen of hoog en schril te huilen (‘centrale schrei’), dan is dit een indicatie dat er iets acuut aan de hand is.
Is de baby ontroostbaar, en krijst hij nog harder wanneer hij aangeraakt wordt, dan kan dat een aanwijzing zijn van hevige pijn, wat meestal wijst op een organische oorzaak. In dat geval is dringend onderzoek door een arts noodzakelijk.

Excessief huilen
Meestal kan u uw baby vlug troosten en weet u wat er aan de hand is. Maar bij sommige baby’s helpt voeden, verschonen of koesteren niet. Ze blijven maar doorhuilen zonder aanwijsbare reden. Als een baby elke dag urenlang huilt zonder aanwijsbare reden, noemen we dit een huilbaby.
• Ongeveer 10 tot 30% van de zuigelingen onder de 4 maanden huilen overmatig.
• Het krachtiger huilen is een uitzonderlijke situatie in het normale huilpatroon dat elke baby kent tijdens de eerste 3 à 4 maanden, met een piek rond 6 weken.
• Meestal beginnen deze doordringende huilbuien enkele weken na de geboorte en kunnen de hele dag en de hele nacht duren.
• Meestal verdwijnt het overmatig huilgedrag spontaan op 4 à 5 maanden. Sommige baby’s blijven nog enkele maanden langer doorhuilen.

• 3-3-3-regel
Een baby die langer huilt dan 3 uur per dag, en dit minstens 3 dagen per week, gedurende 3 opeenvolgende weken, volgt de normale rijpingscurve niet. In dat geval kan men spreken van excessief huilen of een ‘huilbaby’.

• Subjectief gevoel
Ook bij baby’s waarbij die 3-3-3-regel niet kan worden vastgesteld, kan er sprake zijn van excessief huilen. Uit onderzoek met een huildagboek blijkt bijvoorbeeld dat slechts bij ong. 40% van de ouders die zeiden dat hun baby excessief huilt, de baby ook meer dan 3 uur per etmaal huilt.
Daarom wordt vaak een subjectiever omschrijving gebruikt, waarbij wordt rekening gehouden met de manier waarop ouders het huilgedrag van hun baby percipiëren: een toestand waarin een op het oog gezonde baby periodes van veel huilen, jengelen en prikkelbaarheid laat zien, gedurende een aantal uren per dag en meerdere dagen per week, waarbij de ouders zich vragen stellen en niet weten om te gaan met het huilgedrag.

Oorzaken en beïnvloedende factoren

Eerst en vooral is het van belang te beseffen dat huilen op zich geen stoornis of ziekte is. Het huilen zelf is enkel een vorm van communicatie met de buitenwereld. Een huilpatroon kan echter een signaal zijn dat er iets meer aan de hand is.

Tot nog toe is er weinig bekend over één mogelijke oorzaak van het excessief huilen. Verschillende hypothesen werden al uitgebreid onderzocht, maar er is geen gemeenschappelijke beïnvloedende factor te vinden. Verschillende factoren kunnen een invloed hebben op het huilgedrag van een baby. Het aanwezig zijn van een factor wil niet zeggen dat de baby excessief zal gaan huilen, en het afwezig zijn van een factor niet wil zeggen dat de baby niet excessief kan huilen.

Kindfactoren

Organische oorzaken
Allereerst moet nagegaan worden of er sprake kan zijn van een medische oorzaak. Bij naar schatting 5 à 10% van de baby’s die excessief huilen en die op het eerste gezicht gezond lijken, wordt toch een organische oorzaak gevonden. Meestal gaat het om infecties, problemen van het cenrale zenuwstelsel, maag-darmproblemen en voedingsproblemen.

Mogelijk organische oorzaken zijn:
• infecties: urinewegen, middenoor
• gastro-oesofagale refluxziekte (terugstromen van voeding uit de maag naar de slokdarm, waardoor slokdarmirritatie)
• centraal zenuwstelsel:
• infecties: meningitis, encefalitis
• overdruk: bloeding, tumor
• problemen bij de bevalling (vacuümextractie, forceps, keizersnede)
• aangeboren glaucoom
• corneabeschadiging of -irritatie

Invloed van de voeding
• Er is geen verschil in het huilpatroon van borstgevoede baby’s in vergelijking met het huilen van baby’s die kunstvoeding krijgen.
Er blijkt wel een verschil te bestaan in de perceptie door de ouders: excessief huilen wordt minder vaak als een probleem ervaren door ouders van baby’s die borstvoeding krijgen.
• Er wordt wel een verschil gevonden tussen baby’s die op verzoek gevoed worden en baby’s die strikt op schema gevoed worden: baby’s die op verzoek gevoed worden, huilen minder. Dit houdt verband met het feit dat het ritme van de baby gevolgd wordt.
• Een baby die last heeft van darmkrampen kan daarop reageren met fel huilen. De oorzaak ligt soms in het grote volume voedsel dat baby’s innemen tijdens de eerste levensmaanden, zeker wanneer men het aantal voedingen te snel vermindert, waardoor het volume per voeding te groot wordt. Enkele weken na de geboorte neemt een baby dagelijks ongeveer een vijfde van zijn eigen volume aan voeding in. Deze kinderen kunnen meestal geholpen worden door de voedingen in een kleiner volume en frequenter te geven. Een andere mogelijke oorzaak is on(aan)gepaste voeding.
• Voedselintolerantie:
• koemelk-intolerantie of –allergie
• enzymdeficiënties (lactose, fructose)

Temperament van de baby
Elke baby heeft zijn eigen temperament. Sommige baby’s zijn makkelijk tevreden te stellen, hebben weinig moeite met veranderingen en zijn over het algemeen welgemutst. Een klein deel van de kinderen is moeilijker tevreden te stellen, heeft een grotere behoefte aan het volgen van het eigen ritme en de eigen regelmaat en raakt van slag als dat ritme doorbroken wordt. Een klein deel van de kinderen accepteert een opgelegd ritme niet en reageert erop met bijvoorbeeld excessief huilgedrag.
Voor alle kinderen is het belangrijk dat de ouders een omgeving kunnen bieden die past bij het temperament van het kind. Een kind dat behoefte heeft aan een strakke regelmaat (een eigen ritme), krijgt het best die regelmaat waar het zo’n behoefte aan heeft.
Voorts hebben sommige kinderen behoefte aan veel prikkels (zeer actieve kinderen) en hebben andere kinderen weinig prikkels nodig (overprikkelbare kinderen). Deze kinderen zijn prikkelgevoelig, dat wil zeggen heel actief, beweeglijk en snel afgeleid. Wat andere kinderen plezierig vinden, lijken zij niet altijd als aangenaam te ervaren. Wanneer ze gewiegd worden, schrikken ze vaak. Wanneer je ze aankijkt of probeert met hen te praten, kijken ze angstig en wenden ze zich soms af.
Het aantal prikkels dat aan het kind wordt geboden, kan dus het best worden afgestemd op zijn eigen voorkeur.
Alle kinderen zijn gebaat met het respecteren van hun eigen ritme in slapen, eten, enz.

Oververmoeidheid
Kinderen die excessief huilen, slapen (te) weinig. Omdat ze moe zijn, kunnen ze weinig eten per voeding, waardoor ze sneller wakker worden door een hongergevoel. Ouders en kinderen komen daardoor terecht in een negatieve spiraal van weinig slapen, weinig eten en veel huilen. De slaapduur neemt steeds verder af, waardoor het kind door de vele wakkere uren overprikkeld raakt. De oververmoeidheid neemt toe, met allerlei negatieve gevolgen op het gebied van slapen, communicatie, vermogen tot alleen spelen, voedingsinname en vertering.
Baby’s kunnen op darmkramp gelijkend gedrag vertonen en de indruk wekken honger te hebben. Hun kramp-gedrag uit zich in hypertonie, overstrekken, een opgezette buik met lucht en het laten van veel windjes, gebalde vuisten, maaiende armen en benen. Een ogenschijnlijke honger kan zich uiten in verwoed zuigen aan elke aangeboden speen, borst of fles. In het ergste geval kunnen groei en ontwikkeling stagneren.

Het normale slaap-waakpatroon
Slapen bestaat uit verschillende periodes: diepe slaap, lichte slaap, droomslaap, wakker worden en weer inslapen. Iedere periode duurt ongeveer 45 – 50 minuten. Het na elke periode even wakker zijn, is een normaal onderdeel van het slaappatroon. Dit betekent dat elke baby ’s nachts een paar keer wakker wordt. Baby’s in een lichte slaap kunnen bewegen, geluid maken, zich uitstrekken, misschien hun ogen open doen en zelfs even huilen voordat ze helemaal wakker zijn of weer in slaap vallen.

De eerste drie maanden slaapt de baby nog niet zo diep. Op elke slaapperiode volgt een voeding. De hersenen van een zuigeling blijven actief als ze slapen, hun slaap lijkt onrustig en ze huilen soms tijdens de slaap. Wanneer even wordt afgewacht slapen ze meestal gewoon weer door. Ze maken onwillekeurige spierbewegingen tijdens hun slaap, veranderen van gezichtsuitdrukking en hebben soms hun ogen even open tijdens de slaap.
In de periode van drie tot zes maanden wordt de slaap steeds dieper, er zijn minder onwillekeurige spierbewegingen en de ademhaling is rustiger. Door de diepe slaap wordt de baby minder snel wakker van geluid.
Rond de leeftijd van zes maanden kunnen baby’s beginnen met het overslaan van een slaapperiode in de namiddag. Overdag slapen ze gemiddeld twee maal twee uur en de hele nacht, soms nog onderbroken door een nachtvoeding.
Wanneer rond de negen maanden baby’s nieuwe dingen ervaren zoals gaan zitten, kruipen, zich optrekken, staan of lopen, kan de opwinding over deze mijlpalen en de daarmee gepaard gaande frustraties effect hebben op het slaapritme.

Andere kindfactoren
• Baby’s die geboren worden uit een moeder met een verslavingsproblematiek.
• Geboortegewicht lager dan 2500 g
• Het krijgen van tanden.
• Mentale sprongen: wanneer een baby op het punt staat een nieuwe ontwikkelingstaak te verwerven, kan het zijn dat hij onrustig is, meer huilt en minder vlot te troosten is. Deze onrust valt weg zodra de baby de ontwikkelingssprong genomen heeft.

Ouderfactoren
De risicofactor bij de ouder kan het excessieve huilen beïnvloeden in intensiteit, ernst en duur.

Moeilijke zwangerschap
Een moeilijke zwangerschap wordt vaak genoemd als mogelijke beïnvloedende factor bij huilgedrag, bijvoorbeeld gezondheidsproblemen van de moeder, veel stress tijdens de zwangerschap, een negatieve kijk op het zwanger zijn en op de komst van een kind. Hierdoor kan de kijk op het kind al vóór de geboorte negatief gekleurd zijn en wordt de baby zeer snel als ‘moeilijk’ bestempeld.

Sociaal-economische status
Huilbaby’s komen voor in alle lagen van de bevolking, maar het blijkt dat in de groep van excessieve huilers 40% van de moeders problemen had in de sociaal-economische sfeer. Het hebben van een lage sociaal-economische status op zich heeft geen invloed, maar men vermoedt dat deze ouders meer last hebben van stress door problemen op verschillende gebieden (zoals bijvoorbeeld de financiële situatie, de huisvesting, enz.).

Stress
Stress is een factor die van grote invloed kan zijn op het al dan niet excessief huilen. Deze stress kan het gevolg zijn van problemen waarmee de ouders te kampen hebben, zoals bijvoorbeeld financiële problemen, problemen in de partnerrelatie, enz.

Postnatale-depressie
Bijna de helft van de moeders met een excessief huilende baby heeft een milde tot ernstige postnatale- of persoonlijkheidsproblematiek. Ook blijkt dat baby's meer huilen en minder troostbaar zijn naarmate de moeder meer depressieve symptomen heeft.

Factoren in de ouder-kindrelatie

Kinderen hebben een aantal behoeften die moeten worden bevredigd. Het gaat niet alleen om de behoefte aan verzorging en voeding, maar ook om de behoefte aan affectie, aan structuur, aan ondersteuning en aan sociaal contact.
Niet elk kind heeft deze behoeften in dezelfde mate, en kinderen hebben ook nog verschillende manieren om deze behoeften kenbaar te maken. Elke ouder moet zijn kind dus leren kennen en proberen te ontdekken welke aanpak het best werkt bij zijn kind.

Anderzijds hebben ook de ouders hun eigen behoeften, hun eigen persoonlijkheid, hun eigen opvoedingsgeschiedenis, hun eigen verwachtingen, enz. Dit verklaart waarom ouders niet alleen moeten weten welke aanpak het best werkt bij hun kind, maar ook in staat moeten zijn deze aanpak aan te bieden.

Het aanbieden van de beste aanpak aan het kind kan worden bemoeilijkt door omgevingsfactoren (zoals financiële problemen, huisvestingsproblemen, weinig sociale steun), maar ook door factoren binnen de ouder zelf (zoals slaapgebrek, spanning, stress).

Een paar voorbeelden:
• Overmatig huilen kan spanningen veroorzaken in het gezin. Ouders raken uitgeput, zijn onzeker over hun aanpak, worden krampachtig in de omgang met hun kind. De ouders reageren vaker op dezelfde manier op de baby: Het contact wordt beperkt tot verzorging en troosten. Het troosten gebeurt vooral door sussen en door negatieve taal: “Nee, nee, niet huilen”. Ouders raken gespannen en hebben weinig positieve ervaringen in het omgaan met de baby. Deze spanningen worden ook overgebracht op de baby, waarop de baby reageert met overmatig huilen. Zo kan de situatie in stand gehouden worden.

• Bij de factor ‘temperament van het kind’ hadden we het al over het belang van het aanpassen van de reacties van de omgeving aan de behoefte van de baby. Bijvoorbeeld: een baby die er niet van houdt al te veel geknuffeld te worden, zal niet minder gaan huilen als de manier van troosten enkel uit knuffelen bestaat.

• Om een kind succesvol te laten ophouden met huilen, of om op zijn minst het huilen positief te kunnen sturen, moeten ouders beschikken over een aantal vaardigheden: het huilen kunnen interpreteren (wat is de oorzaak?), de oorzaak adequaat kunnen wegnemen (te slapen leggen, vasthouden, knuffelen, voeden, …). Wanneer ouders deze vaardigheden onvoldoende onder de knie hebben, kunnen kinderen nog harder gaan huilen.
Hierbij aansluitend is het mogelijk dat ouders zich in de omgang met hun kind baseren op foutieve informatie. Zo zijn bijvoorbeeld heel wat ouders bang om hun jonge baby te verwennen, en zien ze troosten als het begin van verwennen.

Gevolgen van excessief huilen

Bij de meeste kinderen daalt het aantal uren huilen vanzelf na de leeftijd van drie maanden en er zijn op lange termijn geen gevolgen voor de baby, voor de ouders of voor de relatie tussen ouders en kind. Met andere woorden: de meeste excessief huilende baby’s groeien uit tot gezonde, normale kinderen.

Bij kinderen die na de leeftijd van 3 maanden extreem veel huilen, kunnen problemen ontstaan. Het is niet altijd duidelijk of deze problemen het gevolg zijn van excessief huilen dan wel of ze eerder ten grondslag liggen aan het excessieve huilen.

Bij de baby

Slaapproblemen
Op korte termijn (tot de leeftijd van 3 jaar) hebben kinderen die als baby excessief huilden meer slaapproblemen dan baby’s die een normaal huilpatroon toonden. Deze slaapproblemen hebben vooral te maken met het niet alleen kunnen inslapen, het alleen in bed slapen en doorslapen. Dit kan verband houden met het feit dat de ouders, om het huilen te verminderen, met de baby rondliepen tot hij in slaap viel, zodat de baby nooit heeft geleerd om alleen (en in zijn eigen bed) in slaap te vallen.

Ontwikkelingsachterstand
Op korte termijn kan er eventueel een lichte achterstand zijn op verschillende ontwikkelingsdomeinen, maar op langere termijn is er geen verschil in gedrag en temperament, evenmin als er een verschil is op andere ontwikkelingsdomeinen zoals motorische ontwikkeling en spraak.

Driftbuien
Sommige kinderen die als baby extreem veel huilden, hebben meer en langere driftbuien dan andere kinderen.

Algemene gedragsmoeilijkheden
Huilbaby’s hebben niet meer gedragsmoeilijkheden dan andere kinderen, maar ze worden door hun ouders wel vaker als lastig gepercipieerd.

Bij de ouders

Vermoeidheid en stress
Ouders met een huilbaby hebben op korte termijn verschillende klachten: ze zijn oververmoeid, kunnen onvoldoende slapen. Ze zijn voorts ook vaker onzeker, omdat ze nog geen goede manier gevonden hebben om het huilen te verminderen. Bij de groep ouders met een huilbaby is er ook vaker sprake van meer spanningen met de partner en met de sociale omgeving dan vóór de geboorte van het kind.

Psychische problemen
Bijna de helft van de moeders met een excessief huilende baby heeft een milde tot ernstige postpartum- of persoonlijkheidsproblematiek. Anderzijds blijkt dat baby’s meer huilen en minder troostbaar zijn wanneer hun moeder te kampen heeft met postpartum- of depressieve stoornissen. Hier is dus niet duidelijk wat de oorzaak is en wat het gevolg.

Grenzen stellen
Bij ouders met een huilbaby zie je soms dat ze uren met hun baby rondlopen om hem te troosten. Het kind huilt dan minder omdat er een continu een ‘vermaakprogramma’ wordt aangeboden. Het niet kunnen hanteren van overmatig huilen en het ontwikkelen van schuldgevoelens of gevoelens van tekortschieten kunnen zo hun invloed doen gelden op andere pedagogische terreinen, waar het stellen van grenzen belangrijk is. Huilen is in feite de eerste test voor ouders, de eerste eis van het kind, de eerste keer dat nee zeggen of grenzen stellen in het geding is, de eerste keer dat een ouder boos kan zijn om wat een kind doet, en de eerste uitdaging van de opvoeding.
Sommige ouders met een huilbaby hebben op latere leeftijd meer moeite met het stellen van grenzen en met het consequent omgaan met verschillende aspecten van de opvoeding (bijvoorbeeld driftbuien).

In de ouder-kindrelatie

Problemen in de interactie ouder – kind
Excessief huilen kan een blijvend negatief effect hebben op de interactie tussen ouder en kind. Ouders met kinderen tussen 9 en 14 maanden met een geschiedenis van extreem huilen, blijken minder interacties te hebben met hun kind en minder in te gaan op de communicatiepogingen van hun kind dan andere ouders. Ze blijken met andere woorden minder responsief te reageren.
Ouders met een huilbaby zullen de baby soms vermijden, en dit vermijdingsgedrag kan zich voortzetten gedurende een langere periode en kan aldus het hechtingsproces negatief beïnvloeden.

Kindermishandeling
Ouders met een huilbaby kunnen soms zo wanhopig worden dat de druk te groot wordt en dat ze dingen doen die gevaarlijk zijn voor het kind. Het gevaar bestaat dat ze de baby gaan vermijden of agressief gaan behandelen: schudden of op een andere manier gaan mishandelen.
Uit onderzoek bij ouders die een kind jonger dan 1 jaar mishandeld hebben, blijkt dat bij 80% deze mishandeling werd voorafgegaan door ontroostbaar huilen. Aanvankelijk is het huilen de trigger of de oorzaak van de agressie, maar later kan het kind zelf, los van het gedrag dat het stelt, de aversieve stimulus worden. De negatieve perceptie ten opzichte van het kind is dan zo groot geworden dat het niets goeds kan doen.

Als je zenuwen op springen staan...
Een baby stelt de ouder of begeleider soms echt op de proef. Het kan gebeuren dat iemand op een moment van frustratie, vermoeidheid of woede de baby door elkaar wil schudden.
Schud de baby nooit. Velen realiseren zich niet hoeveel schade dit kan berokkenen.

Lees ook: Shaken Baby Syndroom

TIPS

• Adem diep in en langzaam weer uit.
• Leg de baby op een veilige plek. Ga even in een andere kamer zitten. Zet misschien een kopje koffie of thee, kijk wat tv of luister naar de radio om je gedachten te verzetten. Ga terug naar de baby wanneer u zich rustiger voelt.
• Wacht niet tot u er hopeloos van wordt en vraag een familielid of vriend(in) om even op de baby te passen terwijl u gaat wandelen, winkelen, …
• Spreek met uw partner of een familielid af om bij beurten in te springen.
• Word niet kwaad op de baby. Dit maakt het huilen alleen maar erger.
• Vertel aan een vertrouwenspersoon hoe u zich voelt of zoek steun bij mensen die hetzelfde meegemaakt hebben. Praat met een arts of regioverpleegkundige van Kind & Gezin over de spanningen rond de ‘huilbaby’. Met behulp van een huildagboek of huilkaart kan het huilpatroon van de baby in beeld gebracht worden.

Lees ook: HUILKAART

Wat kan je eraan doen?

Ouders zijn vaak onzeker over de manieren waarop ze het huilen kunnen doen verminderen en vele ouders voelen zich schuldig omdat ze er schijnbaar niet in slagen de baby rustig te krijgen. Vooral ouders van een eerste kindje hebben het gevoel dat ze onvoldoende kennis hebben over kinderen en dat ze ervaring missen.

• Het huilen gaat meestal vanzelf over na de leeftijd van vier maanden. Een moeilijke baby wordt zeker niet noodzakelijk een lastige peuter.

• Breng het huilen in kaart met een huilkaart.

• Elke ouder, en zeker elke ouder van een eerste kind, heeft wat tijd nodig om de signalen te leren kennen die het kind geeft door te huilen.

• Ouders maken zich soms ook zorgen en vrezen dat er iets ernstigs aan de hand is met hun kind. Deze ouders kunnen gerustgesteld worden: Een huilbaby is meestal gezond. Wanneer hun kind voldoende eetlust heeft, genoeg bijkomt en een normale lichaamstemperatuur heeft, ligt er waarschijnlijk niets ernstigs (medisch) aan de basis van het huilgedrag.

• Het omgaan met een excessieve huiler vergt veel van ouders, waardoor zowel op korte als op lange termijn problemen kunnen ontstaan, vooral op het vlak van de ouder-kindrelatie.

• Durf tijdig hulp te vragen. Door tijdig de situatie te bespreken kan voorkomen worden dat jij de zorg voor je kind niet meer aankan en dat de relatie tussen jou en jouw kind of tussen de ouders onder druk komt te staan. Het tijdig signaleren van moeilijkheden kan ook preventief werken bij eventuele depressieve gevoelens van een ouder.

• Lijkt het huilen, om welke reden ook, abnormaal, raadpleeg dan een arts of de regioverpleegkundige van Kind & Gezin.

• Elk kind en elke ouder is anders. Er bestaan dus geen type-oplossingen die altijd en voor iedereen gelden.

1. Uitsluiten medische oorzaak
Bij 5 à 10% van de excessief huilende baby’s kan een medische oorzaak gevonden worden.
Een grondige medisch onderzoek en ontwikkelingsonderzoek met opvolging van de groeiparameters en een analyse van het huilgedrag zijn noodzakelijk om een medische oorzaak van het excessieve huilen uit te sluiten.

Alarmsignalen en symptomen van een medische oorzaak
• De baby huilt doordringend met een hoge stem (‘centrale schrei’).
• De baby huilt de hele dag continu door, zonder dat er sprake is van een avondpiek.
• Braken, diarree of gewichtsverlies en er zijn tekenen van dehydratatie.
• Het huilen is begonnen na 4 à 6 weken en vermindert niet na de vierde of vijfde levensmaand.
• Het huilgedrag is plots gewijzigd.

Als een van deze tekenen aanwezig is, moet je zo snel mogelijk een arts raadplegen. In afwachting hiervan is het absoluut afgeraden om kalmerende geneesmiddelen in welke vorm ook te geven: slaapmiddelen, hoestsiroop, kalmeermiddel…
Indien de arts vermoedt dat er iets fout loopt met je baby kan hij overwegen de baby voor observatie te laten opnemen in het ziekenhuis. Is er toch iets aan de hand (bv. allergie of een gevoelige spijsvertering), dan kan gestart worden met een behandeling.

2. Leer signalen herkennen

Een baby huilt omdat hij zich niet prettig voelt. Misschien heeft hij honger, is hij moe, verveelt hij zich, zit zijn luier te strak, ... Het is niet altijd makkelijk om de verschillende soorten huilen te herkennen. Meestal gaat het huilen gepaard met andere signalen.

• Is het huilen een lichamelijk signaal, dan moet je hierop inspelen:
- Heeft je baby honger, dan moet je hem voeden. Een baby die honger heeft, geeft vaak de volgende subtiele tekens:
- Alert en zoekend rondkijken
- Armpjes plooien en vuistjes ballen
- Vuistjes naar de mond brengen
- Hevig op de tong zuigen
- Snuffelen rond de borst.

• Wil je baby extra zuigen tussen de voedingsmomenten, geef hem dan een (ongezoete) fopspeen of laat hem zuigen op zijn vinger of duim.

• Is je baby moe, leg hem dan te slapen. Zorg wel dat de omgeving rustig is, zonder fel licht of storend geluid.

Vermoeidheidssignalen zijn:
- Geeuwen
- Bleek worden
- In de ogen wrijven
- Jengelen
- Drukker worden
- Oogcontact afbreken of wegkijken.

• Eenkennigheid
Tot 6 maanden hebben baby’s nog geen duidelijk idee van aan- en afwezigheid. Iedereen kan voor hen zorgen. Tussen 6 en 12 maanden komt de periode van eenkennigheid: ze willen alleen jou, hun allerliefste verzorger. Ze zijn bang dat je nooit meer terug komt als je verdwijnt.
Waarschuw de oma of oppas aan wie je je kind even wil geven, maar geef je kind de ruimte om te wennen aan die persoon. Ga dan even weg, en verzeker je kindje dat je gauw weer terug komt. Doe dat ook, zo leert je kind dat je altijd weer terug komt.

• Scheidingsangst
Ook scheidingsangst kan een rol spelen. Tussen 6 en 8 maanden gaan baby’s schrik krijgen om je te verliezen, vooral als ze alleen achterblijven in hun kamertje. Het helpt jezelf wat te laten horen: laat de deur op een kier, rommel nog wat in de andere kamer. Zorg dat je kindje je nog hoort, terwijl je wat zingt of praat met je partner op de gang. Ook een slaapritueeltje kan je kindje helpen over haar scheidingsangst te groeien. Het ritueel helpt om afscheid van jou te nemen.

Ook peuters huilen om verschillende redenen:
• Een peuter kan plots hevige huilbuien hebben aan het eind van de dag of voor een dutje, waarbij alles wat ze die dag beleefd hebben hun net iets te veel is geworden.
• Sommige peuters gaan huilen als ze plots geconfronteerd worden met veranderingen: een nieuwe persoon die binnenkomt, een nieuwe omgeving.
• Een peuter kan huilen uit frustratie: hij wil meer dan wat hij al kan of hij mag iets niet, bv. Hij wil een doosje open krijgen, maar het lukt hem nog niet.
• Sommige peuters huilen omdat ze zich vervelen en vragen daarom aandacht. De peuter heeft het immers moeilijk om langere tijd alleen te spelen.

3. Voeding
Eén van de oorzaken van het huilen kan de voeding of de voedingstechniek zijn.

Intolerantie of allergie voor koemelkeiwitten
Minder dan 3% van de kinderen heeft een koemelkeiwitallergie. Er is een verhoogd risico wanneer minstens één verwante van de eerste graad (ouders of broers of zussen) effectief tekenen van allergie heeft.
Koemelkeiwitallergie kan duidelijk worden vanaf de eerste levensweken, maar kan zich ook op iets latere leeftijd manifesteren.

Is het waarschijnlijk dat de baby een koemelkeiwitallergie heeft en geeft de moeder borstvoeding, dan kan (na overleg met de arts) aan de moeder gevraagd worden om gedurende 1 à 2 weken geen koemelk of koemelkproducten te gebruiken.
Krijgt de baby flesvoeding, dan kan er na overleg met de behandelend arts op een gehydrolyseerde melk worden overgeschakeld.
Extensief hydrolysaat kan enkel helpen als er effectief koemelkeiwitallergie bestaat.
Sojamelk is een mogelijk alternatief voor extensieve hydrolysaten (bij koemelkeiwitallergie), op voorwaarde dat er geen darmaantasting bestaat, maar enkel als tweede keuze bij jonge zuigelingen.

Lactosevrije of -arme voeding
Er bestaan geen argumenten om huilen of kolieken toe te schrijven aan lactose-intolerantie (dit is overgevoeligheid voor melksuiker). Lactosebeperking of -uitsluiting met de zogenoemde comfortvoedingen heeft dan ook geen zin. Om die reden is het zeker niet aangewezen om te stoppen met borstvoeding wegens huilen of kolieken.

Beperkingen in de voeding van de moeder (bij borstvoeding)
Soms wordt er een verband gelegd met de inname van ei, prei, kolen, uien, rabarber, citrusvruchten, druiven, peulvruchten, koffie, noten en kruiden door de moeder de dag of dagen voordien.
Er bestaat geen enkel voedingsmiddel waarvan is aangetoond dat het verboden moet worden aan lacterende vrouwen omdat het ‘krampen’ bij de baby zou veroorzaken.
Dit neemt niet weg dat moeders kunnen ontdekken dat er bepaalde voedingsmiddelen zijn waar de baby anders op reageert. Als moeder alles noteren wat u eet en dit vergelijken met de huilkaart kan u helpen om de boosdoener te ontdekken.

Wijziging in de voeding
• Een wijziging in de melkformule kan tijdelijk beterschap brengen, maar de klachten komen vaak vlug terug, wat de ongerustheid van de ouders nog kan vergroten. Onderzoek wijst uit dat het frequent veranderen van voeding niet raadzaam is.

• Het vlugger introduceren van vaste voeding, een indikkingsmiddel, toevoeging van meel of vezels bij de kunstvoeding lijkt bij sommige baby’s het huilen (tijdelijk) te verminderen, maar bij evenveel baby’s heeft dit helemaal geen effect.
• Het is raadzaam om niet te snel over te schakelen op minder maaltijden, want dan worden de hoeveelheden per fles te groot, wat ongemakken kan veroorzaken.

Kruidenthee
• Thee op basis van kamille, verbena (ijzerkruid), venkel, zoethout, munt is tegenaangewezen.
Tussen de maaltijden heeft een jong kind geen extra vocht nodig. De inname ervan kan de inname van voeding bemoeilijken. Bovendien zijn de positieve effecten van dergelijke thees nooit aangetoond.
• Venkelextracten in de vorm van olie of capsules: het effect hiervan kon nooit worden aangetoond. Bovendien bestaat het gevaar op een overdosis.

De voedingstechniek :

Borstvoeding
- Correct aanleggen is belangrijk om luchthappen te voorkomen, bijvoorbeeld: neemt de baby de tepelhof goed in de mond?
- Leg zo veel mogelijk aan op verzoek van de baby.
- Drinkt de baby voldoende?
- Geef borstvoeding in een rustige omgeving. Zo zijn zowel u als uw baby meer ontspannen.
- Het is belangrijk om het kind voldoende lang van één borst te laten drinken alvorens de andere borst aan te bieden.
- Geef uw kind geen borstvoeding als troost.

Flesvoeding
- Drinkt de baby de melk niet te snel of te traag?
-Wordt de flesvoeding correct klaargemaakt? (rollen of schudden, afhankelijk van de soort poeder)
- Is de speenopening aangepast aan de melkformule?
- Wordt de speen niet te strak aangeschroefd?
- Krijgt de baby te volumineuze maaltijden? Het is beter om meer kleinere maaltijden te geven dan minder grotere maaltijden.

Algemene adviezen
- Laat de baby boeren als dat nodig is.
- Laat het kind na de voeding rechtop zitten.
- Span de luier niet te strak aan.

4. Rust en regelmaat

Een baby heeft tijd nodig om een bepaalde regelmaat te leren kennen en er zich goed bij te voelen. Wanneer ouders te snel van troosttechniek veranderen, en zowat alles gaan uitproberen, is het leven voor de baby niet voorspelbaar, en dat kan de baby onzeker maken, waarop hij dan weer reageert met huilen. Een vaste dagindeling, een vaste manier van baden, van te slapen leggen (het inbouwen van rituelen dus) enz. kunnen de baby heel wat rustiger maken.
Onderzoek in Nederland heeft aangetoond dat het verminderen van prikkels en het aanbrengen van voorspelbaarheid en regelmaat leidt tot een spectaculaire afname van het huilen. Na één week was het huilen al bijna met de helft afgenomen. Na 2 weken met de helft en na 8 weken met 75%. Erg belangrijk daarbij is géén regelmaat op de klok na te streven, maar een regelmaat vanuit de behoeften en het tempo van de baby.

• Zorg voor regelmaat in het dagritme
Dezelfde opeenvolging van gebeurtenissen: wakker worden – voeding krijgen – bij de ouder even op de schoot zitten / knuffelen – vanaf 6 tot 8 weken alleen ‘spelen’ in de box – bij vermoeidheidssignalen wakker naar bed – ontwaken – voeding - …

• Zorg voor eenduidigheid in de activiteiten
Slapen doet een baby in zijn eigen wieg of bedje op een rustige plek. ’s Nachts heeft de baby een vaste slaapplaats. Spelen doet een baby in de box (en daar slaapt hij niet).

• Zorg voor prikkelreductie
Met prikkelreductie bedoelt men het vermijden van een teveel aan prikkels door: radio en televisie, het gebruik van een zitschelp (Maxi-Cosi of draagbaar autostoeltje) of wipstoel buiten de voedingsmomenten, het voortdurend vermaken van de baby, slapen in de box, veel bezoek en uitstapjes die het slaapritme van het kind doorkruisen, …

• Zorg voor rust
Een gezonde afwisseling van slapen en waken, een rustige omgeving en niet meer dan één uitstapje per dag.

• Wanneer de baby slaapt met laken en deken, kan u het bedje strak opmaken. Een strak en goed ingestopte deken, die reikt tot de kin terwijl de voeten bij het voeteneind liggen, kan het uitschieten van armen en benen beperken, wat de kwaliteit van het slapen ten goede komt.

• Leg de baby wakker in bed te slapen. Een kind dat gewend is uit zichzelf in slaap te vallen voldoet in zijn eigen slaapbehoefte en wordt uitgerust wakker. Een kind dat in slaap geholpen wordt, wordt vaak bij het geringste geluid of door elke onwillekeurige eigen beweging wakker. Leg daarom een baby vóórdat hij in slaap valt wakker in bed, zodat hij vervolgens uit zichzelf in slaap kan vallen. Dit betekent uiteraard niet dat je de pasgeborene moet wekken wanneer deze de eerste dagen door de inspanning van het drinken al tijdens het drinken in slaap valt. Om in slaap te vallen hebben kinderen het soms nodig 5-20 minuten te huilen/jengelen om vervolgens van het ene op het andere moment in slaap te vallen.

• De meeste baby’s – en ouders – genieten van lichamelijke aanrakingen. Een zachte massage met warme handen en wat babyolie maakt veel baby’s rustiger. Ze voelen zich lekkerder in hun vel. Een warm badje kan ook helpen.

5. Buiklig: af te raden
Wanneer een jonge baby onrustig is bij het in- of doorslapen, wordt het kind soms op de buik gelegd omdat (ervaren wordt dat) het kind dan rustiger slaapt. Onderzoek bevestigt inderdaad een gewijzigd slaappatroon bij kinderen in buikligging, waarbij een langere diepe slaap en minder motorische onrust wordtvastgesteld.
Vooral bij jonge zuigelingen verhoogt die slaaphouding echter de kans op wiegendood. Om die reden wordt buikligging als aanpak van onrustig (in- en door-)slapen absoluut afgeraden.

6. Samen slapen met ouders: af te raden
Samen in hetzelfde bed als de ouder(s) slapen is af te raden wegens de té warme omgeving en het gevaar dat de ouder onbewust op de baby gaat liggen.

7. Fixeren: af te raden
Het beperken van de bewegingen van een kind door middel van fixeren met riemen of katoenen materiaal, of stevig toedekken met laken en deken enz. wordt afgeraden wegens het gevaar voor inklemming en verstikking.

8. Inbakeren: kan soms helpen
Inbakeren kan bij sommige kinderen zorgen dat zij rustiger doorslapen. Het inbakeren is niet dé oplossing, maar een tijdelijk hulpmiddel. Begin er best niet mee op eigen houtje, maar vraag vooraf raad aan een deskundige (consultatiebureau van Kind&Gezin, een arts…).
Vanaf de leeftijd van vier maanden en uiterlijk op de leeftijd van 6 maanden mag niet meer worden ingebakerd.

9. Manuele therapie: niet aan te raden
Er bestaat momenteel geen enkel wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat manuele therapie, osteopathie of chiropraxie enig effect heeft als behandelingsvorm van excessief wenen. Verder zijn er op dit moment geen gegevens voorhanden die garanderen dat een osteopathische aanpak veilig is.
Ostheopathie wordt daarom niet aangeraden.

10. Geneesmiddelen en/of kruiden: te mijden
Medicatie zoals antiallergische middelen, hoestsiropen, kalmerende middelen en slaapmiddelen kunnen de slaap bevorderen en het huilen doen verminderen. Toch worden deze middelen zeer sterk afgeraden wegens de mogelijke gevaren (zoals onderdrukken van de ademhaling).
Sommige kruiden die vaak in de vorm van thee, extracten, tinctuur, … toegediend worden, zijn te mijden wegens het niet bewezen effect en wegens het gevaar voor bijwerkingen.
Daarbij komt dat kinderen die voldoende fles- of borstvoeding krijgen, geen behoefte hebben aan extra vochtinname.

bron: Kind & Gezin

Laatst bijgewerkt: maart 2022

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram