RIZIV wil proefproject chronisch vermoeidheidssyndroom

nieuws De Rijksdienst voor Ziekteverzekering (RIZIV) wil dit jaar een proefproject lanceren rond de diagnose en behandeling van het chronische vermoeidheidssyndroom (CVS). Het gaat om een nieuw model van multidisciplinaire behandeling door de eerste (huisartsen, psychologen en kinesisten) en tweede lijn (medische specialisten voor te stellen. Bedoeling van het project, dat vijf jaar zou lopen, is om richtlijnen op te stellen voor de diagnose en behandeling van CVS-patiënten op de eerste lijn en over de doorverwijzing naar de tweede en derde lijn, om de behandelingsmethoden uit te testen en de verbetering van de levenskwaliteit van de patiënten te evalueren.

Volgens een studie van de wetenschappelijke huisartsenverenigingen SSMG en Domus Medica lijdt ongeveer 1% van de patiënten die klagen over vermoeidheid aan het chronische vermoeidheidssyndroom. Heel wat verwante stoornissen (fibromyalgie, prikkelbare-darmsyndroom, angst- en depressiesyndromen en andere aspecifieke klachten) worden vaak als “chronische vermoeidheid” bestempeld.

Op het vlak van de behandeling van CVS bestaat er thans geen enkele erkende behandeling met geneesmiddelen. De enige behandelingsmethoden waarvan de efficiëntie duidelijk is aangetoond zijn de cognitieve gedragstherapie en de graduele oefentherapie.
In elke regio (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) zal er één multidisciplinair netwerk worden opgericht met zorgverleners van de eerste lijn: huisarts(en), kinesitherapeut(en), psychotherapeut(en) en andere paramedische zorgverleners die bij het project zijn betrokken. Idealiter is een of meerdere huisartsenkringen, of een lokaal multidisciplinair netwerk actief bij het project betrokken. De wetenschappelijke huisartsenverenigingen (SSMG, DOMUS MEDICA, universitaire centra voor huisartsgeneeskunde) moeten daarbij eveneens worden betrokken.

De patiënten moeten multidisciplinair worden behandeld: daarbij moet minstens een beroep worden gedaan op een geneesheer, een kinesitherapeut en een psycholoog. De huisarts krijgt een centrale rol in het model. Hij/zij stelt de diagnose en start de behandeling, coördineert de noodzakelijke verzorgingsstructuren voor de CVS-patiënt, volgt de patiënt op, en is ook verantwoordelijk voor de doorverwijzing van de patiënt naar de structuren van de tweede lijn (dienst voor fysische geneeskunde en revalidatie of andere) en op de derde lijn (een referentiecentrum bestaande uit een team van geneesheren-specialisten en van paramedici die speciaal zijn opgeleid en getraind voor de behandeling van dergelijke patiënten).
Op basis van duidelijke criteria moet bepaald worden welke patiënten door de eerste lijn moeten worden behandeld en welke naar de tweede lijn of naar de derde lijn moeten worden doorverwezen. Afhankelijk van de ernst van de aandoeningen moet een “zorgtraject” voor die patiënten worden bepaald.
Elke cognitieve gedragstherapie moet worden verstrekt door een psycholoog die een opleiding op het vlak van dit soort behandelingen en de bijzondere kenmerken van die patiënten heeft gevolgd. Die psycholoog kan zijn activiteit zelfstandig uitoefenen (privépraktijk) of verbonden zijn aan een centrum voor geestelijke gezondheidszorg dan wel aan een centrum voor fysische geneeskunde en revalidatie. Er moet een minimum aantal zittingen (vermeld in het therapeutisch handboek) worden verricht waarbij de evolutie van de patiënt regelmatig wordt geëvalueerd.

De behandelend geneesheer moet halverwege en op het einde van de behandeling een verslag met betrekking tot de uitgevoerde behandeling, de evolutie en de “respons” van de patiënt op de behandeling opstellen.

Elke graduele oefentherapie moet worden verricht door een kinesitherapeut die een opleiding op het vlak van dergelijke tenlasteneming heeft gevolgd en in een privépraktijk of in een centrum voor fysische geneeskunde en revalidatie praktiseert. Er moet een minimumaantal zittingen (vermeld in het therapeutisch handboek) worden verricht waarbij de evolutie van de patiënt regelmatig wordt geëvalueerd. Ten behoeve van de behandelend geneesheer moet halverwege en op het einde van de behandeling een verslag met betrekking tot de uitgevoerde behandeling, de evolutie en de “respons” van de patiënt op de behandeling worden opgesteld.
Dit geldt ook voor alle andere soorten voorgestelde behandelingen: gekwalificeerde zorgverleners die zijn opgeleid voor dergelijke behandelingen, de plaats van behandeling, het initiële aantal zittingen en het aantal follow-upzittingen, regelmatige evaluatie en een verslag halverwege en op het einde van de behandeling.

De zorgverleners van de tweede lijn worden betrokken bij de bevestiging van de diagnose en de uitwerking van een behandelingsplan in overleg met de behandelende huisarts: het gaat voornamelijk om geneesheren-specialisten in de inwendige geneeskunde, de fysische geneeskunde en revalidatie, de reumatologie, de neurologie, de psychiatrie of in de pediatrie.
De behandeling moet multidisicplinair zijn. De diensten voor fysische geneeskunde en revalidatie beschikken over een aangepast multidisciplinair team voor dergelijke behandelingen: geneesheer-specialist in de fysische geneeskunde, geneesheer-specialist in de psychiatrie, geneesheer-specialist in de neurologie, geneesheer-specialist in de inwendige geneeskunde (eventueel in het kader van een raadpleging), kinesitherapeuten en psychotherapeuten. Die diensten worden voor dit project dan ook voorgesteld als ideale kandidaten voor doorverwijzing naar de tweede lijn. Die teams moeten als lid van een netwerk samenwerken met de referentiecentra van de derde lijn.
De revalidatiebehandelingen kunnen worden opgezet door de multidisciplinaire teams van de tweede lijn. In dat geval moeten de verschillende partners een consensus bereiken over het profiel van de patiënten en met de behandelende huisarts overleg voeren over de voorgestelde behandeling.

De referentiecentra (van de derde lijn) zijn ermee belast de zorgverleners van de eerste en de tweede lijn te ondersteunen en hun expertise aan hen ter beschikking te stellen: opleiding, deelname aan het opstellen van de guidelines en de therapeutische handboeken. Zij moeten ook de ernstigste gevallen behandelen.
De efficiëntie van de voorgestelde behandelingen moet extern worden geëvalueerd. Met het oog op de evaluatie zullen in het kader van het project gegevens met betrekking tot de klachten, de evolutieduur van de klachten, de functionele toestand van de patiënt, de termijn vóór de start van de behandeling, de voorgestelde behandeling en de evolutie van de patiënt, meer bepaald op functioneel vlak, en indien mogelijk ook gegevens over de levenskwaliteit van de patiënt worden geregistreerd.


Laatst bijgewerkt: augustus 2019

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram