Is dementie erfelijk?

123-tek-pop-hersenen-idee-psych-170_09.jpg

nieuws Veel mensen die een vader, moeder, broer, zus, oom of tante met dementie of de ziekte van Alzheimer hebben, stellen zich de vraag of dementie in de genen zit en erfelijk is, en hoe groot de kans is dat ook zij het zullen krijgen of doorgeven aan hun kinderen.
Genetische factoren spelen vaak een belangrijke rol bij het ontstaan van dementie. Maar de grootste risicofactor is en blijft de leeftijd: het aantal mensen met dementie in België bedraagt 9,3% bij 65-plussers, bij 85-plussers bedraagt dit 26,4% en bij de 90-plussers 34,8%. Als in uw familie veel mensen oud worden, is de kans dus groot dat er veel dementie voorkomt.

• Er bestaan enkele vormen van dementie die erfelijk zijn, maar die zijn zeldzaam. Meestal begint de dementie dan op jongere leeftijd (voor de leeftijd van 65 jaar). Wanneer de ziekte op vroege leeftijd begint is het erfelijke component groter naarmate de aanvangsleeftijd vroeger is. Dragers van de genen die verantwoordelijk zijn voor deze vormen van dementie, kunnen die genen doorgeven aan hun kinderen. Deze vormen zijn echter vrij zeldzaam.

• Daarnaast zijn er – zeker voor de ziekte van Alzheimer - tientallen genvarianten of allelen bekend die het risico op dementie op latere leeftijd vergroten. Dat verklaart waarom de kans op de ziekte van Alzheimer licht verhoogt als de ziekte in de familie voorkomt, meer dan wat kan verwacht worden op basis van het leeftijdsrisico. Ongeveer de helft van de dementiepatiënten heeft een ander familielid met dementie. En bij identieke tweelingen komt dementie in beiden voor in 8 op 10 tweelingen.
Dat u drager bent van een of meerdere van deze risicogenen, betekent echter niet dat u de ziekte zult krijgen, alleen dat er een groter risico bestaat, bovenop het normale verouderingsrisico. Dat risico kan u verminderen door een gezonde leefstijl (gezonde voeding, meer bewegen, enzovoorts).

We overlopen hier de erfelijke risicofactoren bij de belangrijkste vormen van dementie.

1. De ziekte van Alzheimer
De ziekte van Alzheimer is de belangrijkste oorzaak van dementie. De helft tot drie kwart van de mensen met dementie lijden aan de ziekte van Alzheimer. De eerste tekenen doen zich meestal voor na de leeftijd van 65 jaar, maar soms (in ongeveer 5 à 10 % van alle gevallen) ontstaat de ziekte veel vroeger, uitzonderlijk zelfs op de leeftijd van dertig-veertig jaar (jeugddementie).

Erfelijke vorm van de ziekte van Alzheimer
In zeldzame gevallen wordt de ziekte van Alzheimer veroorzaakt door een specifieke genmutatie. Het gaat dan (bijna) altijd om Alzheimer die op jonge leeftijd begint (jeugddementie), soms al vanaf de leeftijd van 30 of 40 jaar. Bij de ziekte van Alzheimer die op jonge leeftijd begint, zou ongeveer 20 % van de gevallen erfelijk zijn (dominant overerfbaar). Bij ongeveer 5 % van de de mensen met Alzheimer op jonge leeftijd worden erfelijke fouten (genmutaties) gevonden.

Er zijn tot nu toe drie genen bekend die deze erfelijke vorm van Alzheimer kunnen veroorzaken: het gen dat codeert voor het amyloïd-voorlopereiwit (APP) en de genen preseniline 1 en 2 (PSEN1 en PSEN2). Bij een mutatie in deze genen worden abnormale eiwitten geproduceerd die een rol te spelen in de vorming en het opslaan van het amyloïde ß eiwit, een sleuteleiwit aanwezig in de hersenen van Alzheimer patiënten. Hoe meer er van het amyloïd eiwit wordt aangemaakt, hoe jonger de dementiepatiënt is.

Deze genmutaties zijn uiterst zeldzaam: wereldwijd zijn er slechts een 600-tal families bekend met een van deze genmutaties. Men schat dat van de mensen met Alzheimer op jonge leeftijd ongeveer 1 op 10 een van deze genmutaties heeft. Bij dementie die op zeer jonge leeftijd begint (tussen 30 en 40 jaar) is de kans echter hoger. Van alle patiënten met de ziekte van Alzheimer heeft slechts 0,08% een mutatie in een van deze 3 genen.
Wanneer een van deze genmutaties in een familie voorkomt, is de kans dat ze worden doorgegeven aan de volgende generatie 50 %: er bestaat dus één kans op twee dat het kind het fout gen erft (een autosomaal dominant overervingspatroon). Indien u een broer of zus hebt met deze mutatie, hebt u dus een kans op twee dat u het defecte gen ook hebt geërfd. Mensen die het defecte gen niet hebben geërfd, kunnen het niet doorgeven aan hun kinderen.

Erfelijke risicofactoren voor Alzheimer
In ongeveer een vierde (25%) van de gevallen komt Alzheimer in de familie voor. Iemand met een ouder, broer of zus die na de leeftijd van 65 jaar Alzheimer heeft gekregen, heeft een iets hogere kans om later ook Alzheimer te krijgen. Het risico verhoogt als meer dan één familielid de ziekte heeft. Hoe groter het risico hoe vroeger dementie verschijnt.

Meestal gaat het om een zeer complex fenomeen met meerdere genvarianten (of allelen) die de kans op dementie licht verhogen: omdat die genen iets minder goed in staat zijn om hersenschade te repareren, omdat ze te veel schadelijke stoffen aanmaken, schadelijke stoffen minder goed afbreken of afvoeren, enzovoorts.
Deze 'risicogenen' beïnvloeden elkaar, en worden op hun beurt beïnvloed door externe factoren zoals leeftijd en (on)gezonde leefgewoonten zoals roken, bewegen, gezond eten, hoge bloeddruk, mentaal actief zijn... Al die factoren samen zorgen er dan voor dat iemand al dan niet dementie krijgt en wanneer dat precies is.
Er zijn tot nu toe een twintigtal genvarianten of allelen bekend die op een of andere manier de kans op Alzheimer verhogen of verlagen.

Het gen met het voor zover nu bekend grootste effect op Alzheimer is het zogenaamde apolipoproteine E (APOE) op chromosoom 19. Dat gen speelt een belangrijke rol in de manier waarop ons lichaam vetten verwerkt. Er bestaan drie varianten of allelen van dit gen: APOE e2, APOE e3 en APOE e4. We hebben allemaal twee kopies van dit gen (afkomstig van elk van onze ouders). Die kunnen gelijk zijn aan elkaar (twee keer APOE e2, e3 of e4), maar ook van elkaar verschillen (e2/e3, e2/e4 of e3/e4). De combinatie bepaalt het risico op Alheimer.

• De APOE e4 genvariant of allel verhoogt het risico op Alzheimer.
- Ongeveer een kwart van de bevolking heeft één kopie van de APOE e4 variant. Hun risico op Alzheimer ligt ongeveer 5 keer hoger, en meestal krijgen ze de ziekte ook op iets jongere leeftijd.
- Ongeveer 2 % van de bevolking heeft twee kopies van het APOE e4 gen. Hun kans op Alzheimer ligt ongeveer 10 keer hoger dan de algemene bevolking.
• Ongeveer 60 % van de bevolking heeft twee APOE e3 allelen, en heeft geen verhoogd risico: een kwart van deze groep zal pas na de leeftijd van 80 jaar Alzheimer krijgen.
• Mensen met de APOE e2 variant hebben een lager risico op Alzheimer. Ongeveer 10 % van de bevolking heeft één kopie van APOE e2 en één kopie van het APOE e3 gen. Ongeveer 0,5 % heeft twee kopies van het APOE e2-gen.
Het APOE e4 gen zou bij ongeveer een kwart van alle gevallen van Alzheimer betrokken zijn. Ongeveer 16% van de bevolking, 60% van de jonge Alzheimerpatiënten en 17% van de oudere patiënten is drager van dit allel.
Het feit dat u deze genvariant of allel hebt, betekent dus dat u vatbaarder bent en iets meer kans hebt om vroeg of laat de ziekte van Alzheimer te krijgen. Dat risico kan u verminderen door een gezonde leefstijl (gezonde voeding, meer bewegen, enzovoorts).
Hoe dan ook zal niet iedereen met APOE e4 effectief Alzheimer krijgen. Omgekeerd heeft niet iedereen met Alzheimer het OPOE e4 allel.

2. Vasculaire dementie
Vasculaire dementie is de tweede meest voorkomende oorzaak van dementie. Bij vasculaire dementie is er sprake van een slechte doorbloeding van de hersenen. Dat komt bijvoorbeeld voor bij mensen na een hartinfarct of een beroerte (CVA), met een hoge bloeddruk...
Vasculaire dementie heeft meestal geen erfelijke oorzaak. Bij vasculaire dementie kunnen erfelijke factoren wel een indirecte rol spelen, omdat sommige hart- en vaatziekten nu eenmaal vaak erfelijk zijn. Mogelijk verhoogt het OPOE e4 gen (een belangrijke risicofactor voor de ziekte van Alzheimer) ook licht de kans op vasculaire dementie.

Er bestaat een zeer zeldzame erfelijke vorm van vasculaire dementie: CADASIL (Cerebraal Autosomaal Dominante Arteriopathie met Subcorticale Infarcten en Leukoencephalopathie), een aandoening van de kleine hersenbloedvaten. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een mutatie in het NOTCH3-gen op chromosoom 19.

3. Lewy Body Dementie (LBD)
Lewy Body dementie - een soort mengvorm van de ziekte van Parkinson en de ziekte van Alzheimer - is voor zover bekend niet erfelijk. Mogelijk bestaan er wel enkele genvarianten die de kans op LBD licht verhogen, zoals de APOE e4 genvariant die ook meespeelt bij de ziekte van Alzheimer.

Lees ook: Lewy body dementie (LBD): tweede oorzaak van dementie

4. Fronto-temporale dementie (FTD)
Fronto-temporale dementie is een verzamelnaam voor verschillende vormen van dementie waarbij het voorste deel van de hersenen (de frontaalkwab) en/of de temporaalkwab beschadigd is. FTD begint meestal met geleidelijke veranderingen in de persoonlijkheid en het gedrag, later ontstaan spraak- en geheugenproblemen.
Frontotemporale dementie komt vaak op jongere leeftijd voor (tussen 40 en 60 jaar). FTD komt na de ziekte van Alzheimer het meeste voor bij patiënten jonger dan 65 jaar.
Ongeveer 4 op 10 mensen met FTD hebben minstens een eerstegraadsfamilielid (ouders, broers of zussen) dat ook aan FTD lijdt of heeft geleden.

Erfelijke vorm van FTD
Bij ongeveer 20 à 40 % van de mensen met FTD gaat het om een erfelijke vorm die veroorzaakt wordt door een specifieke genmutatie. Er zijn momenteel acht genmutaties gekend die FTD kunnen veroorzaken, maar waarschijnlijk zijn er nog meer.
De meeste erfelijke vormen van FTD worden veroorzaakt door een mutatie in drie genen: C9ORF72, het TAU proteïne gen (MAPT) en het progranulin gen (GRN). Deze genen spelen ook een rol in andere hersenaandoeningen zoals ALS.
Iemand met de erfelijke vorm van FTD heeft 1 kans op 2 (50%) om het defecte gen aan een kind door te geven (autosomaal dominante overerving).

Erfelijke risicofactoren
Naast specifieke genmutaties die FTD kunnen veroorzaken, bestaan er, net zoals bij de ziekte van Alzheimer ook genvariaties die de kans op FTD verhogen.
Tot nu toe is één zo'n genvariatie bekend, namelijk varianten of allelen van het TMEM106B gen.

5. Erfelijke aandoeningen die de kans op dementie verhogen
Daarnaast bestaan er enkele erfelijke aandoeningen die de kans op dementie sterk verhogen, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down en de ziekte van Huntington.
Mensen met het syndroom van Down hebben een sterk verhoogd risico op dementie: ± 9 % bij 45- tot 49-jarigen, ± 18 % bij 50- tot 54-jarigen, ± 32 % bij 55-plussers).


Hoe groot is uw kans op dementie als u een familielid met dementie hebt?

1. Een familielid met jongdementie (voor de leeftijd van 60-65 jaar)
• Eén ouder is drager van een erfelijke fout (genmutatie): 50 % kans op overerving
• U bent geen drager van de genmutatie: geen verhoogd risico
• U bent drager van de genmutatie: 95 % kans dat u de ziekte krijgt.

2. Een familielid met ouderdomsdementie (na de leeftijd van 60-65 jaar)
Sommige genetische varianten verhogen, andere verminderen het risico op dementie.
Hoe groot het risico is, hangt niet alleen af van die genetische factoren, maar ook van levensstijl en uiteraard van uw leeftijd.
Mogelijk is uw risico op dementie 0,5 tot 2 maal verhoogd.

Bronnen

http://www.alzh.org
http://www.breinwijzer.be/sites/default/files/2011-12-08-Alzheimer-Dementie-een-genetisch-inzicht.pdf
http://www.molgen.vib-ua.be
www.jongdementie.info
www.alzheimerliga.be
http://www.alzheimer-nederland.nl
http://www.erasmusmc.nl/alzheimercentrum/Dementie/erfelijkheid/
http://erfelijkheid.nl/special/veelgestelde-vragen/dementie-en-erfelijkheid
www.alzheimers.org.uk
www.alz.org
https://www.nia.nih.gov/alzheimers


Laatst bijgewerkt: oktober 2016

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram