Verhoogde bloeddruk (hypertensie)

dossier Naar schatting heeft ruim 30 procent van de volwassenen of zowat 1 op 3 à 4 volwassenen, een hoge bloeddruk of arteriële hypertensie. Dit percentage stijgt voortdurend. In België zouden meer dan 2 miljoen mensen aan een verhoogde bloeddruk lijden. Een kwart tot de helft daarvan zou niet weten dat hun bloeddruk te hoog is. In de meeste gevallen heeft verhoogde bloeddruk te maken met een combinatie van erfelijke factoren en leefwijze. Hoe ouder men wordt, hoe hoger ook de kans op een hoge bloeddruk. Arteriële hypertensie is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten, vooral een beroerte (CVA) en een hartinfarct. Zeker als je ook andere risicofactoren heeft, zoals een hoog cholesterolgehalte, overgewicht of als je rookt. Ook andere organen kunnen aangetast worden, zoals de nieren. Die complicaties ontwikkelen zich meestal over een periode van meerdere jaren. Hoge bloeddruk geeft zelden klachten. Het is dus belangrijk dat je de bloeddruk bij elk doktersbezoek laat meten. Het gebeurt maar al te dikwijls dat hypertensie wordt ontdekt als een complicatie tot symptomen gaat leiden, maar dan is het al te laat om die complicaties te voorkomen. Daarom wordt hypertensie soms de “stille doder” genoemd.

Wat is de bloeddruk?

123-toest-rr-bloeddruk-05-16-250.jpg

Bij iedere hartslag trekt het hart samen en wordt er vanuit de linkerhartkamer bloed in de slagaders van de grote bloedsomloop (systemische circulatie) gepompt. Dit bloed oefent druk uit op de slagaderwand: dit is de arteriële druk of de bloeddruk.

  • De systolische bloeddruk of bovendruk: het eerste cijfer, het hoogste, wanneer het hart samentrekt en het bloed er uitstroomt
  • De diastolische bloeddruk of onderdruk: het tweede cijfer, het laagste, wanneer het hart zich ontspant en met bloed gevuld wordt. De arteriële bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeter kwik, bijvoorbeeld 120/80 mm Hg (of 12/8).

De arteriële bloeddruk kan verschillen naargelang van het moment van de dag, van de ene dag op de andere en onder invloed van emoties, stress, lichamelijke activiteit, enzovoort. De druk is bijvoorbeeld hoger wanneer we overdag wakker zijn en lager wanneer we slapen. Hij is ook hoger tijdens fysieke inspanning dan wanneer je rustig zit.

Lees ook: Hoge bloeddruk (hypertensie): hoe voorkomen en behandelen

Wanneer is je bloeddruk te hoog (hypertensie) ?

  • Men spreekt van een hoge bloeddruk of arteriële hypertensie wanneer de bloeddrukwaarden gemiddeld hoger liggen dan 140 mmHg systolisch en/of 90 mmHg diastolisch (140/90 of 14/9).
  • Voor personen van 60 jaar en ouder zonder diabetes, familiaire hypercholesterolemie of manifeste hart- en vaatziekte geldt een systolische bloeddruk =160 mmHg als verhoogd.
  • Bij een systolische bloeddruk van meer dan 180 mmHg en/of een diastolische bloeddruk van meer dan 110 mmHG spreekt men van een ernstige hypertensie.
  • Bij sommige mensen, vooral 60-plussers, komt een geïsoleerde systolische hypertensie voor. Dit is het geval wanneer de systolische bloeddruk hoger ligt dan 140 mmHg en de diastolische druk lager dan 90 mmHg. Ook dit is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten.

Lees ook: Hoe meet je zelf je bloeddruk en wat betekent het resultaat?

 

Systolische bloeddruk (mmHg)

 

Diastolische bloeddruk (mmHg)

Optimaal

< 120

en

< 80

Normaal

120 – 129

en/of

80 – 84

Normaal hoog

130 – 139

en/of

85 – 89

Hypertensie graad 1

140 – 159

en/of

90 – 99

Hypertensie  graad 2

160 – 179

en/of

100 – 109

Hypertensie graad 3

≥ 180

en/of

≥ 110

Geïsoleerde systolische hypertensie

≥ 140

en

< 90

Hoe wordt de bloeddruk gemeten?

De enige manier om een hoge bloeddruk tijdig te ontdekken is je bloeddruk regelmatig te (laten) meten.
Omdat de bloeddruk in de loop van de dag en van dag tot dag (licht) kan schommelen, en ook geïnvloed wordt door externe factoren (hevige emoties, lichaamsbeweging, temperatuur, alcoholgebruik, maaltijden...) moet de bloeddruk meerdere keren gemeten worden om te kunnen vaststellen of je al dan niet een verhoogde bloeddruk hebt.

Klassieke meting van de bloeddruk door de arts

De klassieke bloeddrukmeting gebeurt door een arts tijdens een consultatie of een huisbezoek. De diagnose van hypertensie berust op verschillende metingen, tijdens eenzelfde consultatie en tijdens meerdere consultaties.

  • Om de diagnose van hoge bloeddruk te kunnen stellen, zijn minstens twee metingen nodig, gespreid over de tijd.
  • De meting gebeurt in zittende houding in een kalme en rustige omgeving, na enkele minuten rust en met een tussenpoos van 1 tot 2 minuten. De bloeddruk kan eventueel ook in liggende houding worden gemeten. Bij oudere patiënten, diabetici en mensen die aan duizeligheid lijden wanneer ze plots rechtop gaan staan of die dreigen te vallen wanneer ze opstaan (wat kan gebeuren wanneer ze bepaalde geneesmiddelen nemen), wordt aanbevolen de bloeddruk nog eens opnieuw te meten na 1 en 5 minuten in staande positie.
  • Bij het eerste onderzoek wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten; indien de waarden van elkaar verschillen, wordt als referentie die van de arm genomen met de hoogste waarde. De hartslag wordt gemeten na de tweede meting van de bloeddruk, in zittende houding en gedurende minstens 30 seconden.
  • Bij sommige mensen is de door de arts gemeten bloeddruk hoger dan de normale bloeddruk ('wittejashypertensie'). Daarom kan het nuttig zijn om de bloeddruk thuis te meten zonder dat de arts aanwezig is. Ook het omgekeerde komt voor: wanneer je huisarts je bloeddruk meet, is die normaal, maar eens terug thuis stijgt hij weer. Dat fenomeen heet gemaskeerde hypertensie. Ook daarvoor kan het nuttig zijn om de bloeddruk thuis te meten. 

Lees ook: Moet u zich ongerust maken over wittejashypertensie of gemaskeerde hypertensie?

24-uurs ambulante bloeddrukmeting (AMAD)?


Bij dit onderzoek krijg je in het ziekenhuis een armmanchet die is aangesloten op een apparaatje dat zowel registreert als pompt (om de manchet op te pompen), en dat aan een band rond de buik gedragen wordt. De bloeddruk wordt met intervallen gedurende 24 uur gemeten, bijvoorbeeld steeds om de 20 minuten. Na 24 uur moet het apparaatje naar het ziekenhuis worden teruggebracht.


Deze techniek heeft het grote voordeel dat de arts beschikt over veel metingswaarden en dat de metingen zijn uitgevoerd in de natuurlijke omgeving tijdens de gewone dagelijkse bezigheden.


Momenteel is de 24-uurs ambulante meting het meest betrouwbare onderzoek om zekerheid te verkrijgen of iemands bloeddruk te hoog is, en om te checken of de geneesmiddelen tegen hoge bloeddruk voldoende werken. 


Ambulante bloeddrukmeting heeft vooral zin in volgende situaties:

  • Ongewone schommelingen van de bloeddruk bij verschillende metingen door de arts.
  • Een belangrijk verschil tussen de meting door de arts en de thuisbloeddrukmeting.
  • Hoge bloeddruk bij mensen met een laag risico voor hart- en vaatziekten.
  • Hoge bloeddruk die niet gecontroleerd raakt met geneesmiddelen ('resistende hypertensie').
  • Symptomen die wijzen op periodes van bloeddrukval, vooral bij ouderen en bij mensen met diabetes.

De bloeddrukwaarde bij thuismeting of 24-uurs ambulante meting zijn meestal iets lager dan een bloeddrukmeting die een arts uitvoert. Dit is de reden waarom de drempelwaarden voor een hoge bloeddruk verschillen naargelang de methode van meting:

Meting door de arts: =140 en/of = 90

Thuisbloeddrukmeting: = 135 en/of = 85

Ambulante 24-uurs bloeddrukmeting: = 130 en/of = 80

Oorzaken van hoge bloeddruk

Een verhoogde bloeddruk is te wijten aan het verlies van elasticiteit van de grote slagaders.

Primaire of essentiële hypertensie

Meestal is er geen preciese oorzaak voor de hoge bloeddruk te vinden. Men spreekt dan van primaire of essentiële hypertensie.

De oorsprong van hypertensie is de onderlinge wisselwerking tussen genetische factoren (het risico hypertensie te ontwikkelen is groter bij iemand die ouders heeft met hypertensie) en omgevingsfactoren (levensstijl) zoals zwaarlijvigheid, een zittend leven, overmatig gebruik van zout, en overmatig alcoholgebruik.

Chronische stress speelt mogelijk een rol, maar dit is niet echt aangetoond. Stress is wél een risicofactor voor hart- en vaatziekten.

Secundaire hypertensie

In ongeveer 1 op 10 gevallen is hypertensie een gevolg van een andere aandoening. Men noemt dit secundaire hypertensie. Hoe hoger de bloeddruk, en hoe jonger je bent als je een hoge bloeddruk krijgt, hoe hoger de kans dat het om secundaire hypertensie gaat.

  • Nieraandoeningen: praktisch alle nieraandoeningen kunnen arteriële hypertensie veroorzaken, zoals een vernauwde nierslagader (renovasculaire hypertensie).
  • Overmatige productie van bepaalde hormonen door de bijnieren: aldosteron (primair hyperaldosteronisme of ziekte van Conn), catecholaminen zoals noradrenaline en adrenaline (feochromocytoom), corticosteroïden (ziekte van Cushing).
  • Hypothyreoïdie: wanneer de schildklier te weinig schildklierhormonen aanmaakt.
  • Obstructieve slaapapneu: herhaalde en meer of minder lange episoden van ademstilstand tijdens de slaap, dikwijls gecombineerd met snurken en slaperigheid overdag.
    Het (langdurig) gebruik van bepaalde geneesmiddelen, onder meer:
    - sommige ontstekingsremmers inclusief aspirine of acetylsalicylzuur),
    - corticosteroïden,
    - sympathicomimetica (decongestiva, sibutramine, cocaïne),
    - stimulerende middelen zoals amfetamine
    - erytropoëtine (EPO),
    - vermageringspillen...
  • De anticonceptiepil veroorzaakt doorgaans nauwelijks een stijging van de bloeddruk en het komt heel weinig voor dat een jonge vrouw vanwege de pil hypertensie krijgt. Het is nochtans nuttig om de bloeddruk te laten meten alvorens met de anticonceptiepil te beginnen.
  • Bij kinderen of adolescenten kunnen andere oorzaken aan de basis van een hoge bloeddruk liggen, zoals een vernauwing van de aorta.
    Bij zwangere vrouwen kan zwangerschapshypertensie en pre-eclampsie optreden.


Lees ook: Zwangerschapshypertensie: hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap

Wie loopt een verhoogd risico op een hoge bloeddruk ?

In de meeste gevallen heeft verhoogde bloeddruk te maken met een combinatie van erfelijke factoren en omgevingsfactoren.

Erfelijkheid
Als een van je ouders aan hypertensie lijdt, hebt je een verhoogd risico om ook een hoge bloeddruk te krijgen.
Maar het moment waarop hypertensie ontstaat, kan worden uitgesteld en zelfs worden vermeden door een gezonde levensstijl en verstandige eetgewoonten.

Leeftijd
De kans op hypertensie neemt toe met de leeftijd. Tot 30 jaar heeft slechts 1 tot 2 % van de bevolking een hoge bloeddruk, bij 60-plussers loopt dat cijfer op tot ongeveer 60 %. Vooral de systolische bloeddruk blijft stijgen, terwijl de diastolische bloeddruk vanaf 60 jaar de neiging vertoont om opnieuw te dalen. Aangenomen wordt dat er ongeveer een 5 %-toename is van verhoogde bloeddruk per tien jaar bij 65-plussers. Vanaf de leeftijd van 80 jaar, neemt de bloeddruk opnieuw af.
Ook het voorkomen van geïsoleerde systolische hypertensie stijgt met de leeftijd, van circa 5 % op zestigjarige tot 30 % op tachtigjarige leeftijd.

Geslacht
Hypertensie komt iets meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Vrouwen worden vaak na de menopauze door hypertensie getroffen. Boven 60 jaar zijn er meer vrouwen dan mannen met hypertensie.

De levenswijze
- Obesitas: Overgewicht (BMI >25) en in het bijzonder een verhoogde lenden/heupenratio (102 centimeter of meer voor mannen, 88 centimeter of meer voor vrouwen) is een belangrijke risicofactor.
- Een zittend leven;
- Overmatig zout- en alcoholgebruik;
- Stress: verhoogde bloeddruk komt meer voor bij mensen met chronische stress, maar het preciese mechanisme is niet duidelijk. Dat geldt ook voor het verband tussen hoge bloeddruk en blootstelling aan geluid. Stress is alleszins een risicofactor voor hart- en vaatziekten.
- Roken: heeft waarschijnlijk geen invloed op de bloeddruk zelf, maar verhoogt wel de kans op hart- en vaatziekten.

Lees ook: BMI-index - Ben ik te dik of te dun?

Kan je een hoge bloeddruk vermijden?

Het ontstaan van verhoogde bloeddruk kan worden uitgesteld en zelfs grotendeels worden voorkomen door een gezonde levenswijze.

Vermijd overgewicht
Overgewicht (een BMI boven 25 kg) is een belangrijke risicofactor voor de ontwikkeling van verhoogde bloeddruk. Bij risicogroepen met een normale bloeddruk werd aangetoond dat zij door enkele kilo’s te verliezen aanzienlijk minder te maken kregen met verhoogde bloeddruk. Of in ieder geval vertraagt dit de ontwikkeling ervan. Het doel is een normaal gewicht te behouden, dat wil zeggen een Body Mass Index (BMI) van minder dan 25. Bij ouderen is de relatie tussen BMI en gezondheid niet zo eenduidig en is een BMI = 30 aanvaardbaar. Een gewichtsafname van 3 tot 9 % van het totale lichaamsgewicht geeft zowel een systolische als diastolische bloeddrukvermindering van ongeveer 3 mmHg.

Rookstop
 Door een sigaret te roken, stijgt de bloeddruk gedurende ongeveer 15 minuten. Op lange termijn is niet bewezen dat roken verhoogde bloeddruk veroorzaakt. Maar roken is een zeer belangrijke risicofactor voor hart- en vaataandoeningen. Rookstop is daarom essentieel. Indien je blijft roken, dan zal het gunstig effect van een eventuele medicamenteuze behandeling ook nooit optimaal zijn.

Lees ook: De Harvard-steptest

Gebruik minder zout
Alhoewel over de relatie tussen zout en hoge bloeddruk nog heel wat discussies bestaan, wordt aangeraden om maximaal 5 à 6 g zout per dag te consumeren. Het gemiddelde zoutgebruik schommelt nu rond 9 à 10 g per dag. Houd er rekening mee dat in veel voedingswaren al zout zit. Zo bevat een gewoon groot brood bijvoorbeeld al 4 g zout. Ook bouillonblokjes en bereide vleeswaren kunnen veel zout bevatten.
Minder zout gebruiken kan onder meer door geen zout toe te voegen aan het eten en spaarzaam gebruik te maken van bereide gerechten (soepen, sauzen...)

Lees ook: Zout en hoge bloeddruk

Drink minder alcohol
Alcoholgebruik is een belangrijke risicofactor voor hoge bloeddruk. Het drinken van alcohol verhoogt de bloeddruk, of het nu gaat om matig en regelmatig alcoholgebruik of om aanzienlijk en hoog alcoholgebruik (“binge drinking”). Anderzijds zou een matig dagelijks gebruik van maximum twee à drie ‘standaarddrinks’ voor mannen en één à twee voor vrouwen het risico mogelijk kunnen verminderen, maar hierover bestaat nog veel discussie. Het is alleszins geen reden om dagelijks enkele glaasjes te drinken.

Eet gezond
 Uit onderzoek is gebleken dat het zogenaamde “DASH”-diëet (Dietary Approaches to Stop Hypertension) zowel de bloeddruk verlaagt bij mensen met een normale bloeddruk als bij mensen met een verhoogde bloeddruk. Dit diëet is gebaseerd op het eten van veel fruit, groenten, graanproducten en noten, weinig verzadigde vetstoffen (zoals boter, volle melk, vet vlees en vette kaas) en meer onverzadigde vetten (plantaardige vetten en vis). De combinatie met een zoutarm diëet heeft een bijkomend bloeddrukverlagend effect.

Lees ook: Het DASH-dieet tegen hoge bloeddruk

Beweeg meer
Regelmatige lichaamsbeweging doet de bloeddruk dalen: minstens 30 minuten per dag wandelen, lopen, fietsen...
Ben je ouder dan 40 jaar en/of leid je een zittend leven, raadpleeg dan je arts of je fit genoeg bent om te gaan sporten en welke sporten het meest geschikt zijn. Overdrijf in het begin niet, maar bouw de duur en intensiteit van de beweegactiviteiten geleidelijk aan op.

Lees ook: Is het gezond om te wandelen vlak na het eten?

Wat zijn de klachten van een hoge bloeddruk?

Hoge bloeddruk geeft zelden klachten. Soms gaat hoge bloeddruk gepaard met hoofdpijn, oorsuizingen, duizeligheid, vermoeidheid, vlekjes of vliegjes voor de ogen, bloedneuzen, kortademigheid... Maar meestal wordt het bij toeval ontdekt, bijvoorbeeld bij een bezoek aan de huisarts voor iets anders. Het is dus belangrijk dat je de bloeddruk bij elk doktersbezoek laat meten. Het gebeurt maar al te dikwijls dat hypertensie wordt ontdekt als er al orgaanschade is opgetreden, maar dan is het al te laat om die complicaties te voorkomen. Daarom wordt hypertensie soms de “stille doder” genoemd.

Lees ook: Mogelijke fysieke oorzaken van vermoeidheid

Hoe vaak moet je je bloeddruk (laten) meten?

123-dr-RR-bloeddr-oudere-vrouw-senior-05-16.jpg
1. Je hebt geen bekende risicofactoren voor hart- en vaatziekten
• Laat om de vijf jaar je bloeddruk (en ook andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten zoals te hoog cholesterol) meten.
• Ben je tussen 40 en 80 jaar oud, dan wordt een bloeddrukmeting aangeraden elke keer dat je voor een andere reden je (huis)arts raadpleegt.
• Laat je bloeddruk ook meten:
- wanneer je voor de eerste keer hormonale anticonceptie gebruikt
- bij een vermoeden van migraine
- wanneer je zwanger bent.

2. In geval van risicofactoren voor hart- en vaatziekten wordt aangeraden om je bloeddruk minstens één keer per jaar te laten meten (of meer indien je arts dat nodig vindt):
• je hebt een hart- of vaatziekte
• je hebt een hoog cholesterolgehalte of dit komt in je directe familie voor
• je wordt of werd in het verleden voor een hoge bloeddruk behandeld.
• je hebt diabetes
• je hebt een nierziekte
• je hebt reumatoïde artritis
• je bent ouder dan 50 en rookt.


Waarom is een hoge bloeddruk gevaarlijk?

Hoge bloeddruk is geen ziekte, maar langdurig hoge bloeddruk is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten, vooral een beroerte (CVA) en een hartinfarct. Ook andere organen zoals de nieren en de ogen kunnen aangetast worden. Die complicaties ontwikkelen zich meestal over een periode van meerdere jaren.

• Hypertensie wordt beschouwd als de tweede oorzaak van voortijdig overlijden in het Westen, na roken, en als de voornaamste oorzaak van sterfte door een hart- en vaatziekte. Cardiovasculaire aandoeningen zijn verantwoordelijk voor 45 % van de sterfgevallen in België.
Hypertensie speelt mee bij de helft van alle hart- en vaatziekten.
• Het risico op complicaties is nagenoeg evenredig aan de bloeddruk: hoe hoger de bloeddruk, hoe groter het risico. Uit onderzoek blijkt dat het risico op complicaties al begint bij een bloeddruk van 115/75 mmHg en dat dit verdubbelt bij iedere stijging met 20/10 mmHg.
• Het risico op een hart- of vaataandoening hangt niet alleen af van de bloeddruk, maar ook van het feit of er andere risicofactoren meespelen, zoals diabetes, roken en een hoog cholesterol.
Bijvoorbeeld, een niet-roker van 58 jaar met een systolische druk van 155 mmHg en een cholesterolgehalte van 170 mg/dl, loopt 4 % risico binnen de tien jaar te overlijden aan een hart- of vaataandoening. Bij dezelfde bloeddruk (155 mmHg) neemt bij deze man van 58 het risico nog eens toe met 17 % als hij rookt en als zijn cholesterolgehalte 280 mg/dl is.
• Behandeling van hoge bloeddruk verlaagt de kans op sterfte met ongeveer 10 %, op een hartziekte met ongeveer 15 %, op CVA met ongeveer 30 %.


Het hart
Door de hoge bloeddruk kunnen beschadigingen aan de wanden van uw slagaders ontstaan. Hierdoor kunnen de slagaders verstopt raken. Hierdoor moet je hart steeds harder werken om het bloed rond te pompen, waardoor de hartwand kan verdikken. Dit veroorzaakt allerlei complicaties zoals pijn in de borst bij inspanning en hartbeklemming (angina pectoris), een hartaanval en hartfalen.
De kans op hartschade is ook afhankelijk van andere risicofactoren zoals roken, overgewicht, te hoog cholesterol, diabetes enzovoorts.

De hersenen
Een slagader die de hersenen voedt kan verstopt raken door een bloedklonter (hersentrombose) of hij kan barsten en een hersenbloeding veroorzaken. In beide gevallen spreekt men van een beroerte of CVA, wat een verlamming, een coma of het overlijden van de patiënt tot gevolg kan hebben.

De nieren
Als de slagaders die de nieren voeden verstopt raken, ontstaat nierinsufficiëntie waarvoor soms een behandeling met een kunstnier (dialyse) of een niertransplantatie noodzakelijk zal zijn. Daarom is het belangrijk dat de nieren regelmatig onderzocht worden als u een hoge bloeddruk hebt.

De grote bloedvaten
De grote bloedvaten kunnen verstoppen waardoor men pijn krijgt bij het stappen (claudicatio intermittens of etalagebenen). Volledige afsluiting van een beenslagader kan leiden tot gangreen indien het niet tijdig behandeld wordt. Ze kunnen ook uitzetten, wat aanleiding kan geven tot levensgevaarlijke bloedingen.


Lees ook: Beroerte (Cerebro Vasculair Accident)

Lees ook: Perifeer arterieel vaatlijden (PAV) of 'etalagebenen'

Lees ook: Hartinfarct en hartstilstand (Acuut coronair lijden)

Ogen
Een hoge bloeddruk kan na verloop van tijd de bloedvaten in het oog beschadigen waardoor afwijkingen van het netvles kunnen ontstaan (netvliesretinopathie).

Wat is een hypertensieve crisis (maligne hypertensie)
Een hypertensieve crisis of een maligne hypertensie is een sterke verhoging van de bloeddruk (meestal > 120 tot 130 mmHg diastolisch en > 200 tot 220 mmHg systolisch). Dit kan gepaard gaan met acute schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen.
• Bij een hypertensieve crisis met orgaanschade of neurologische symptomen moet je zo snel mogelijk worden opgenomen in een ziekenhuis en krijg je via een infuus antihypertensiva.
• In geval van hypertensieve crisis zonder orgaanschade wordt een orale behandeling ingesteld of opgedreven.

Bijkomende onderzoeken bij hoge bloeddruk

Wanneer een hoge bloeddruk wordt vastgesteld, zijn meestal bijkomende onderzoeken nodig om na te gaan:
• of bepaalde organen (bv. nieren, hart, ogen...) al beschadigd zijn;
• of er andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten (bv. te hoog cholesterol, diabetes...) aanwezig zijn;
• of er andere oorzaken aan de basis liggen van de hoge bloeddruk (secundaire hypertensie), bijvoorbeeld een nierziekte, een aandoening van de bijnier, obstructief apneu-syndroom...

Afhankelijk van de ernst van de hoge bloeddruk en bijkomende risicofactoren kunnen onder meer volgende onderzoeken nodig zijn. Indien nodig zal je huisarts je daarvoor doorverwijzen naar het ziekenhuis.
• Bloed- en urineonderzoek voor het opsoren van o.m. verhoogd cholesterol, nierschade, diabetes...
• Elektrocardiogram: hiermee kan een verdikking van de hartspier worden opgespoord (hypertrofie linkerventrikel), die het gevolg is van een ernstige, al dan niet reeds langer bestaande hypertensie.
• Echografie van het hart, de halsslagaders en de nieren.
• Meting van de bloeddruk aan armen en benen, waardoor men de enkel-arm index kan berekenen om een slagadervernauwing in de onderste ledematen op te sporen.
• Oogfundusonderzoek om eventuele beschadiging van het netvlies en/of de oogzenuw op te sporen.
• Een scan van de bijnieren


Wanneer moet een hoge bloeddruk behandeld worden?

123-anat-hoge-bloeddruk-bloedv-05-16.jpg
Of en hoe een hoge bloeddruk moet worden behandeld, hangt niet alleen af van de bloeddrukwaarden, maar ook van het risico op hart- en vaatziekten en de aanwezigheid van orgaanschade (bijv. nierschade, verdikking van de hartwand...).
Meestal zal de behandeling ook niet alleen gericht zijn op de verhoogde bloeddruk, maar ook op de andere risicofactoren, zoals roken, obesitas, diabetes, gebrek aan beweging...

Een behandeling met bloeddrukverlagende geneesmiddelen wordt aangeraden:

1. Personen zonder andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten en zonder orgaanschade: 


• Zeer ernstige hypertensie graad 3 (=180 en/of =110 mmHg): onmiddellijk behandelen.
• Ernstige hypertensie graad 2 = 160 en/of = 100 mmHg): behandelen met geneesmiddelen als niet-medicamenteuze leefstijlaanpassingen na 3 maanden onvoldoende effect op de bloeddruk hebben. 


2. Personen met risico op hart- en vaatziekten of met orgaanschade


Bij personen met orgaanschade of een verhoogd risico op hart- en vaatziekten wordt een behandeling gestart bij een bloeddruk van = 140 en/of = 90 mmHg. 


Of een behandeling met bloeddrukverlagende geneesmiddelen nodig is, is vooral afhankelijk van je risico op hart- en vaatziekten. Daarom zal je arts een globaal risicoprofiel opstellen aan de hand van de Europese SCORE-tabel.


Het globaal cardiovasculair risico is het risico om de komende tien jaar een cardiovasculair accident (infarct, CVA, enz.) te ontwikkelen. Dit risico wordt beïnvloed door het geheel van risicofactoren en beschadigingen aan hart en bloedvaten, en niet alleen maar door een verhoogde bloeddruk. Volgens de SCORE-tabellen wordt een risico op overlijden binnen de tien jaar vanwege een cardiovasculaire aandoening van 5 % of meer als hoog beschouwd.


Behalve door risicofactoren wordt het globaal hart- en vaatrisico ook beïnvloed door beschadigingen aan het hart (verdikking van de hartspier of hypertrofie van de linkerventrikel), nierbeschadigingen (eiwitten in de urine, slechte werking van de nieren) of vasculaire aandoeningen (hart- of herseninfarct).


3. Personen met sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten


Altijd behandeling met bloeddrukverlagende geneesmiddelen + aanpassen levensstijl


• een SCORE-risico >10%
• patiënten met eerdere hart- of vaatproblemen, zoals een hart- of herseninfarct (CVA) of een TIA (een transiënt ischemisch attack is een voorbijgaande periode van neurologische uitval, die enkele minuten tot enkele uren kan duren. Een TIA is een belangrijke risicofactor voor het onwikkelen van een beroerte)
• personen met diabetes
• Patiënten met orgaanschade aan hart, nieren, ogen... 


4. Personen met matig risico op hart- en vaatziekten (SCORE-risico tussen 5 en 10%)


Meestal leefstijlmaatregelen + eventueel na enkele maanden bloeddrukverlagende geneesmiddelen als de leefstijlveranderingen niet volstaan.


De behandeling hangt af van het aantal bijkomende risicofactoren, zoals:
• een familiale voorgeschiedenis van hartziekten,
• obesitas,
• gebrek aan beweging
• reumatoïde artritis,
• verminderde werking van de nieren
• overmatig alcoholgebruik


5.  Personen met laag risico op hart en vaatziekten (SCORE-risico van <5%)

Vooral levensstijl aanpassen, alleen medicamenteus behandelen bij zeer hoge bloeddrukwaarden.

Doel van de behandeling

Doel van de behandeling is uiteraard om de bloeddruk omlaag te krijgen, maar ook en vooral om het risico op hart- en vaatziekten en schade aan andere organen te voorkomen of te beperken.
• Streefdoel is om de bloeddruk gemiddeld tot minder dan 140 en 90 mmHg te laten dalen.
• Bij mensen met diabetes of een nierziekte, is het streefdoel een bloeddruk van 130/85 of 125/75 mmHg, naargelang de ernst van de diabetes of nierziekte.
• Bij relatief gezonde 80-plussers: 150 / 90 mmHg.
Ook als die doelstellingen niet gehaald worden, ondanks een correcte behandeling, heb je er toch voordeel bij: elke verlaging van de bloeddruk leidt tot vermindering van het risico op hart- en vaatziekten.

Hoe wordt hoge bloeddruk behandeld?

123-rr-nemen-bloeddruk-05-16.jpg
Behandeling van een hoge bloeddruk vereist altijd een aanpassing van de levensstijl. Indien dat niet volstaat, worden ook bloeddrukverlagende geneesmiddelen voorgeschreven.

Niet-medicamenteus: Aanpassing van de levensstijl

Aanpassing van de levensstijl is een eerste en essentiële stap bij de behandeling van hoge bloeddruk. Alle hypertensiepatiënten moeten zonder uitstel hun levensstijl verbeteren.

Afhankelijk van je bloeddrukcijfers en van het risico op hart- en vaatziekten kan dit, de enige behandeling zijn, of zal dadelijk of later een behandeling met geneesmiddelen gestart worden.
De leefstijladviezen komen grotendeels overeen met de maatregelen om hypertensie te voorkomen (zie hoger):
• gewichtsverlies ingeval van overgewicht;
• evenwichtige voedingsgewoonten met bijzondere aandacht voor de hoge consumptie van groenten en fruit, lager zoutverbruik, minder verzadigde vetten, ... ;
• meer lichaamsbeweging (minstens 30 minuten per dag);
• het matigen van alcoholgebruik;
• niet roken of stoppen met roken;
• het verminderen van stress.

Als deze adviezen correct worden opgevolgd, kan dit voor een aanzienlijke verlaging van de bloeddruk zorgen, soms evengoed als een verlaging met behulp van een geneesmiddel. De impact van deze maatregelen is als een optelsom. Dat wil zeggen dat het toepassen van verschillende maatregelen een bijkomend bloeddrukverlagend effect heeft.
Als er toch geneesmiddelen nodig zijn, lukt het met deze maatregelen beter om de bloeddruk goed te beheersen en zijn meestal ook minder geneesmiddelen nodig.


Bloeddrukverlagende geneesmiddelen (antihypertensiva)
Een gezonde levensstijl volstaat vaak niet om de bloeddruk (voldoende) te doen dalen. Dan zijn ook bloeddrukverlagende geneesmiddelen nodig.

Bij de keuze van bloeddrukverlagende geneesmiddel(en) wordt onder meer rekening gehouden met:

• andere aandoeningen (diabetes, hart- en vaatziekten, nierziekte, astma of COPD...);
• een eerder doorgemaakt hart- of herseninfarct (CVA);
• specifieke kenmerken van de patiënt (zoals leeftijd, ras...);
• eerdere ervaringen van de patiënt met bloeddrukverlagende middelen;
• mogelijke bijwerkingen, interacties en tegenindicaties;
• zwangerschap;
• kostprijs. 

Stappenplan

Men start meestal met één type bloeddrukverlager, bijvoorbeeld een plaspil (diureticum) of een calciumantagonist. Daalt de bloeddruk hiermee onvoldoende, dan kan men een andere bloeddrukverlager toevoegen, bijvoorbeeld een ACE-remmer, eerder dan de dosis van een middel te verhogen. Verhoging van de dosis heeft namelijk meestal weinig effect op de bloeddruk, terwijl het risico op bijwerkingen wel wordt vergroot. Via het combineren van verschillende types antihypertensiva in lage dosering kunnen de bijwerkingen beperkt worden gehouden.

Bij een sterk verhoogde bloeddruk kan worden overwogen direct te starten met combinatietherapie.

Het kan enkele weken tot maanden duren vooraleer de ideale combinatie van geneesmiddelen wordt gevonden.

Maandelijkse controle van de bloeddruk is aanbevolen tot de waarden opnieuw normaal zijn en stabiel blijven. Daarna volstaat een driemaandelijkse of halfjaarlijkse controle. 

Meer dan één geneesmiddel

Bij de meeste patiënten zijn twee, soms drie of meer verschillende geneesmiddelen nodig om de bloeddruk voldoende omlaag te brengen.

Indien mogelijk zal je arts een combinatiepil voorschrijven waarin meerdere types antihypertensiva worden gecombineerd, omdat dit gemakkelijker is en de kans dat je een pil vergeet kleiner is. 

Levenslang

Deze geneesmiddelen moeten meestal levenslang ingenomen worden. Medicijnen hebben het beste resultaat als je ze volgens voorschrift inneemt. Langdurig gebruiken van medicijnen is gemakkelijker vol te houden als je weet wat je van he medicijn kunt verwachten. Vraag daarom aan je arts hoe de medicijnen werken en welke bijwerkingen het medicijn heeft. Vraag ook bij welke bijwerkingen je contact moet opnemen met je arts. Verander de voorgeschreven dosis nooit op eigen initiatief en stop niet zelf met de behandeling.

Indien de behandeling wordt onderbroken, stijgt de bloeddruk en kunnen er complicaties optreden. Het kan zelfs gevaarlijk zijn om plots met de bloeddrukverlagende behandeling te stoppen: de bloeddruk kan dan snel stijgen en een acute complicatie veroorzaken (hartinfarct, hartinsufficiëntie, stoornissen in de hersenbloedvaten).

Uit onderzoek blijkt dat ongeveer twee op drie patiënten na verloop van tijd met hun geneesmiddelen stopt of ze onregelmatig inneemt. Daardoor zakt de bloeddruk niet of onvoldoende, met alle risico's vandien.

Lees ook: Hoge bloeddruk: 1 op 10 patiënten stopt met behandeling

Soorten bloeddrukverlagende geneesmiddelen

1. Plaspillen of Diuretica (vooral thiaziden en aanverwanten)
Deze zorgen ervoor dat er meer zout en water via de urine worden uitgescheiden. Daardoor daalt de bloeddruk. Ze hebben waarschijnlijk ook een gunstig effect op de verhoogde bloeddruk door andere, nog niet opgehelderde mechanismen.

Plaspillen hebben relatief weinig bijwerkingen.
Ze worden afgeraden tijdens de zwangerschap en in geval van jicht.

2. Bètablokkers
Bètablokkers verlagen uw hartslag. Hierdoor moet uw hart minder hard werken en neemt de druk op de wanden van de bloedvaten af.
Mogelijke bijwerkingen van bètablokkers zijn o.m. vermoeidheid, koude handen en voeten, en soms erectiestoornissen. Ze mogen niet gebruikt worden bij astma en COPD.

3. Calciumblokkers of -antagonisten
Deze zorgen ervoor dat de spiertjes in de vaatwand minder samentrekken waardoor de bloedvaten verwijden en er zich minder calcium vasthecht aan de binnenwand van de slagaders.
Mogelijke bijwerkingen zijn o.m. hoofdpijn, maagdarmklachten en dikke enkels.

4. Inhibitoren van het angiotensine-conversie-enzym (ACE-inhibitoren)
Deze remmen de omzetting van het hormoon angiotensine I in het slagadervernauwende angiotensine II. Hierdoor verwijden de slagaders.
Het zijn middelen met relatief weinig bijwerkingen. Je kan er kriebelhoest van krijgen. Ze mogen niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap.

5. Angiotensine-II-antagonisten (‘sartanen’)
Blokkeren de werking van het slagadervernauwende angiotensine II, terwijl ook wordt verhinderd dat dit zich vasthecht op zijn receptoren. Hierdoor verwijden de slagaders.
Ze hebben relatief weinig bijwerkingen. Ze mogen niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap.

 6. Andere bloeddrukverlagende geneesmiddelen
Er bestaan nog andere bloeddrukverlagende geneesmiddelen die veel minder gebruikt worden, omdat ze minder effectief zijn, meer bijwerkingen hebben of minder goed onderzocht zijn. Ze worden meestal gebruikt wanneer de andere middelen onvoldoende werken, of soms bij een hypertensieve crisis. 

• Directe renine-remmers (Aliskiren)
•  Centraal werkende antihypertensiva (clonidine, methyldopa, moxonidine
   Methyldopa wordt vooral gebruikt bij hypertensie tijdens de zwangerschap.
• Vaatverwijdende middelen (vasodilatoren) zoals hydralazine en Urapidil wordt soms gebruikt bij hypertensieve crises en peri-operatieve hypertensie.
•  Alfablokkers (Prazosine)

Bronnen:
http://belhyp.be
http://www.inami.fgov.be
https://www.hartstichting.nl
https://www.nhg.orghttps://www.thuisarts.nl
http://www.eerstelijnsprotocollen.nl


Laatst bijgewerkt: september 2022

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram