Eetproblemen bij kinderen

dossier Om te groeien en gezond te blijven, moeten kinderen goed eten. Een kind dat slecht eet, wekt bij zijn ouders dan ook al gauw ongerustheid en zelfs ergernis op. Maar wanneer kan men echt spreken van een eetprobleem? En hoe wordt dit dan best aangepakt, of beter nog, voorkomen?

"Opvoeden betekent ervoor zorgen dat een zuigeling, die alleen maar melk drinkt, uitgroeit tot een volwassene die goed en gevarieerd eet," zo zegt dr. Van Winckel, pediater in het UZ te Gent en gespecialiseerd in het begeleiden van kinderen met eetproblemen. "Dit betekent ook er voor zorgen dat het kind een gezond eetgedrag ontwikkelt, waardoor het ook als volwassene op een normale en vanzelfsprekende manier met eten zal omgaan."

Problematisch eetgedrag komt steeds vaker voor, ook bij kinderen. Ouders klagen erover dat hun kind niet voldoende of niet gevarieerd eet, zelfs heel jonge tieners beginnen al te lijnen en eetstoornissen zoals anorexia nervosa en obesitas komen steeds frequenter voor. Het voorkomen van problematisch eetgedrag bij heel jonge kinderen is dan ook een aspect van de opvoeding dat de nodige aandacht verdient, ondermeer om afwijkend eetgedrag op latere leeftijd te voorkomen.

"Uit onderzoek en zeker ook uit mijn persoonlijke ervaring blijkt dat ouders het evenwicht in het voedingspatroon van hun kind kunnen ondersteunen maar ook kunnen verstoren", zegt Dr.Van Winckel. "Een ondersteunende houding betekent dat ouders vertrouwen op het honger- en verzadigingsgevoel van hun kind, en er van jongs af aan leren naar luisteren. Een verstoring van het eetgedrag daarentegen vindt vaak zijn oorsprong in de (over)bezorgdheid van de ouders en/of in de slechte raad die soms via allerlei kanalen wordt aangereikt (een kind moet bepaald voedsel of bepaalde hoeveelheden opnemen, desnoods onder dwang). Verder is ook gebleken dat vrouwen die zelf overdreven bezorgd zijn om hun uiterlijk en eetstoornissen ontwikkelen, de voedingsgewoonten van hun kinderen in negatieve zin beïnvloeden met een verhoogd risico op anorexia of extreme obesitas tot gevolg."

Eetlustschommelingen

De eetlust van baby's en kinderen maakt klassiek nogal wat bokkensprongen. Toch blijken deze schommelingen zelden uit te monden in een groeivertraging of ontwikkelingsachterstand. Van kleinsaf kunnen kinderen hun voedselopname heel precies regelen. Wanneer een kind slecht eet, moet men dus niet onmiddellijk in paniek slaan. Alleen in zeer ernstige gevallen kan het het kind een lichamelijke achterstand oplopen ("nutritional dwarfing"). "Het belangrijkste dat we hieruit moeten afleiden is: ouders bepalen wàt er gegeten wordt (gevarieerd en evenwichtig) en op welke manier het wordt voorgeschoteld. Kinderen bepalen hoeveel er gegeten wordt," aldus Van Winckel.

Praktische richtlijnen

Voor een pasgeborene is eten één van de belangrijkste zaken in het leven. Afhankelijk van de attentheid van de ouders (snel t.o.v. traag, onregelmatig of niet reageren wanneer kind huilt van honger), zal het kind honger en eten al dan niet met iets prettigs associëren.

Voor baby's die borst of flesvoeding krijgen geldt het principe "voeding op vraag". De baby bepaalt zelf wanneer en hoeveel hij drinkt. Dit kan van baby tot baby sterk variëren maar ook bij eenzelfde baby kan die hoeveelheid sterk schommelen. "Dit soort schommelingen is perfect normaal en de beste manier om te weten of een zuigeling voldoende eet, is het volgen van zijn gewichtstoename. Een baby die wekelijks 100 of 200 g bijkomt, komt beslist niets tekort," zo verzekert dr. Van Winckel.

• Tussen 4 en 6 maanden wordt het best gestart met vaste voeding . Dit betekent wennen aan andere smaken en leren van het lepeltje eten. Vaak wordt gestart met fruitpap of groentebrij. Baby's die het erg moeilijk hebben met nieuwe smaken kan men best eerst ingedikte melk van de lepel leren eten. Neem de baby best op de schoot om verslikken te voorkomen. Als het eten van de lepel niet goed lukt, kunt u beter even wachten en het na 1 of 2 weken nog eens proberen. Als het kind wenst te stoppen met eten (lepel wegslaan, mond dichthouden, voedsel uitspuwen) moet er gestopt worden met voeden. Dwingen heeft geen zin en lokt alleen maar afkeer uit.

Lees ook: Nieuwe richtlijnen over borstvoeding en kunstvoeding voor zuigelingen

Lees ook: 11 vragen rond flesvoeding

• In het tweede levenshalfjaar loopt dit alles al veel vlotter. Zorg ervoor dat vanaf 8 à 9 maanden het voedsel ook zachte brokjes bevat als voorbereiding op de vaste voeding.

• Vanaf de leeftijd van 1 jaar ontwikkelt het kind duidelijke voor- of afkeuren voor bepaalde gerechten. Verder staan vele kinderen afwijzend tegenover nieuw, onbekend voedsel (neofobie). Vanaf ongeveer 1,5 jaar neemt het groeitempo van de peuter sterk af en daarmee gepaard gaand ook de eetlust. Dit is dan ook de periode waarin eten problematisch kan worden en maaltijden uitdraaien op een machtsstrijd tussen ouders en kind. De peuter komt immers in zijn koppigheidsfase en heeft snel door hoe hij "macht" kan uitoefenen op volwassenen. Duidelijkheid en begrenzing is in deze levensfase zeer belangrijk. Het komt erop aan de gulden middenweg te vinden tussen té rigide regels en helemaal geen regels, die beide tot een verstoord eetgedrag kunnen leiden. Ook hier blijft de regel: ouders bepalen wat er gegeten wordt, het kind hoeveel."

Lees ook: Peutervoeding

Duidelijke regels

Volgens dr. Van Winckel zijn de ouders verantwoordelijk voor:

1. de timing van de maaltijden en tussendoortjes
Zorg voor 3 hoofdmaaltijden per dag en plan verschillende tussendoortjes zodanig dat er nooit meer dan 2 à 3 uur verloopt tussen twee voedingsmomenten. Buiten deze tijdstippen wordt er niet gegeten.

2. de keuze en de bereiding van de voeding
Zorg voor gevarieerde voeding zonder vetbeperking. Snijd alles op hapjesgrootte en het vlees nog fijner. Zorg ervoor dat het eten niet te droog is en op kamertemperatuur.

3. de aangename sfeer aan tafel
Leer de kinderen goede tafelmanieren en respecteer ze ook. Laat het kind aangepaste kleine bestekken gebruiken. Gebruik onbreekbare borden met opstaande randen. Geef geen te grote porties. Het is voor het kind prettiger om te kunnen bijvragen. Boeken lezen of TV-kijken gaan niet samen met eten.

4. het leren wennen aan nieuw voedsel
Om de 'neofobie' van het kind tegen te gaan blijkt de veelbeproefde regel "één hapje om te proeven" meer succes te hebben wanneer het kind het hapje weer uit de mond mag nemen wanneer hij het niet lust. Kinderen belonen omdat ze iets wilden proeven blijkt niet zo’n goed idee. Deze beloning geeft immers onrechtstreeks aan dat het geproefde eigenlijk toch zo lekker niet is. Anderzijds stijgt de "waarde" van bepaalde voedingsmiddelen (snoep) wanneer deze steeds als beloning gebruikt worden.

5. De peuter of kleuter blijft verantwoordelijk voor hoeveel hij/zij eet en of hij/zij al dan niet eet. Oefen geen rechtstreekse of onrechtstreekse dwang uit om het kind te doen eten. Ruim gewoon af, zonder commentaar (afprijzend of goedkeurend). De volgende eetgelegenheid is het volgende tussendoortje of hoofdmaaltijd.

Wanneer deze afspraken voor iedereen duidelijk zijn en gerespecteerd worden, kan samen eten heel gezellig en prettig worden, en het moment bij uitstek worden waarop ouders en kinderen ervaringen uitwisselen.

Eetproblemen

Waar vroeger eetproblemen enkel als opvoedingsmoeilijkheden werden afgedaan, denkt men daar nu steeds genuanceerder over. Eetproblemen kunnen zich niet alleen bij koppige kleuters of adolescenten voordoen, maar ook bij zuigelingen komt deze problematiek steeds vaker voor. De oorzaak van deze problematiek ligt waarschijnlijk in de veranderende socio-culturele omgeving en de succesvolle behandeling van vroeggeboren baby’s en zwaarzieke zuigelingen die ernstige aandoeningen overleven.

Een voedingsprobleem bestaat vanuit strikt somatisch standpunt wanneer een kind onvoldoende voeding inneemt om in gewicht bij te komen en te groeien. Een groeiproblematiek vergt steeds een multidisciplinaire aanpak. Zo’n aanpak bestaat aan de K.U.Leuven waar een team bestaande uit een kinderpsycholoog, een kindergastro-enteroloog, een logopedist zuigelingen en kinderen en waarbij de klassieke opvang en goede raadgevingen niet helpen, en die doorverwezen worden door huisarts of pediater, opvangt. De verschillende factoren die aan de basis van een gestoord eetgedrag kunnen liggen zijn veelvuldig. Zuig- of slikproblemen (met soms moeilijk op te sporen oorzaken), storingen in de doorstroming van voedsel door de slokdarm naar de maag, gastro-oesophagale reflux, slechte coördinatie van normale bewegingen, gedragsproblemen... zijn slechts enkele oorzaken die aan de basis kunnen liggen van een slecht eetgedrag. Enkel een multidisciplinaire aanpak van het probleem kan tot een snelle identificatie en gerichte behandeling van elk individueel geval leiden.

Ook naar risicofactoren voor het ontwikkelen van eetstoornissen wordt gezocht. Zo stelt een studie uitgevoerd in het Great Ormond Street Hospital in London dat volgende risicofactoren geassocieerd zijn met chronische eetproblemen: laag geboortegewicht, ontwikkelingsachterstand (motorisch en taal), snel optreden voedingsprobleem (0-3 maand), vaak en langdurig braken. Kinderen die deze risicofactoren vertonen, dienen dan ook met extra aandacht gevolgd te worden om zo de ontwikkeling van eetstoornissen te voorkomen.

Zo zal dank zij het werk van verschillende multidisciplinaire teams niet alleen de diagnostiek en therapie van eetstoornissen verbeterd worden, maar zal ook meer en meer aan preventie kunnen gebeuren.

Lees ook: Moeilijke eters

Lees ook: Tien praktische eettips voor ouders


Laatst bijgewerkt: januari 2024

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram