Sportschoeisel en blessures

dossier

Sportschoeisel en blessures

Je kan hier lezen welke vereisten er aan sportschoenen gesteld moeten worden.

Lees ook: Sportschoenen (soorten en vereisten)

Sportblessures met een voet-schoenrelatie

De omstandigheden voor herstel van sportblessures kunnen met de juiste schoenen verbeterd worden. Verder kan een mogelijke oorzaak van het ontstaan van blessures weggenomen worden door het gebruik van functioneel geschikte schoenen, een aanpassing of steun in de schoenen. Een aantal in de sportpraktijk bekende blessures wordt hieronder besproken zonder onderscheid te maken naar sporttak. Een en ander kan uitstekend gecombineerd worden met een medisch of paramedisch beleid.

Achillespees- en kuitklachten

De kuitspier en de achillespees worden in dit kader als functionele eenheid beschouwd. Biomechanisch benaderd kunnen er twee factoren een rol spelen bij het ontstaan of onderhouden van achillespeesproblematiek. De eerste is een overmatige trekspanning. De tweede factor is een ongunstige werklijn of belastinglijn, waarin overpronatie een belangrijke rol speelt. Een combinatie van beide behoort uiteraard ook tot de mogelijkheden. Een hakverhoging in of onder de schoen zal de trekspanning reduceren, omdat het de aanhechtingspunten van de spier dichter bij elkaar brengt. Een antipronatieschoen kan de werklijn verbeteren, zo nodig aangevuld met een sportsupplement met nadruk op de mediale steun.
Welk type antipronatieschoen het meest geschikt is, dient goed bekeken te worden. Er bestaan er namelijk honderden. De revalidatie na een achillespeesruptuur kan vergemakkelijkt worden middels een hakverhoging, die tijdens het verloop van de revalidatie geleidelijk wordt verlaagd.

Lees ook: Achillespeesblessures: peesontsteking en peesscheur

Hallux valgus

De bekende naar mediaal uitwijkende knokkel van het grote-teengewricht. Een biomechanische oorzaak voor het ontstaan van een hallux valgus is de valgusstand van de voet of, dynamisch gezien, de pronatie. Door de binnenwaarts gekantelde voet, maakt het bot van de grote teen eveneens een pronatiekanteling door. Hierdoor verandert de ligging van de pees van de lange teenbuiger. Daarnaast verandert de ligging van de sesam beentjes waar de buigpezen tussendoor lopen. Deze verschuiven naar lateraal, richting de tweede teen. Deze anatomische veranderingen hebben een functieverandering van deze spier tot gevolg. De buiging van de grote teen wordt door de veranderde ligging gecombineerd met een zijwaartse beweging naar de tweede teen. Dit uit zich in een valgisatie van het grote-teengewricht. Wanneer men operatieve mogelijkheden buiten beschouwing laat, is dit een irreversibel proces. Verergering kan mogelijk vertraagd worden door de binnenwaartse kanteling van de voet op te vangen. Dit kan door mediale steun en indien nodig door een antipronatieschoen. Pijnverergering door druk van het bovenwerk van de schoen voorkomt men door de schoen plaatselijk te verruimen. Als gevolg van het doorzakken van het mediale lengtegewelf verschuift de voorvoet in de schoen naar voren. Dit veroorzaakt een pijnprovocerende wrijving van de hallux valgus tegen de binnenkant van de schoen. De mediale steun zal dit verlichten.

Hallux rigidus

Een verstijfd grote-teengewricht kan vóórkomen in combinatie met een hallux valgus. Tijdens de afzet wordt de grote teen in overstrekking gedrukt. Wanneer deze beweging beperkt is door een verminderde mobiliteit van het gewricht, zal het teengewricht bij elke afzet tegen die beperkte eindstand worden gedrukt. Herhaald geforceerde strek-eindstand kan voorkomen worden door meer teensprong te creëren. Dit is mogelijk door een aanpassing in de schoen. De gehele zool wordt verhoogd behalve onder de grote teen. Hierdoor kan deze naar plantair wegvallen bij de afwikkeling. Daardoor wordt de grote teen niet of minder naar de beperkte eindstand geforceerd.
Of men maakt een afwikkelbalk onder de schoen. Een nadeel hiervan is dat de voorvoet ten opzichte van de hak omhoogkomt, waardoor er andere blessures kunnen ontstaan. Daarom is het belangrijk de schoen geheel te verhogen. Diverse hardloop- en wandelschoenen bezitten een dermate gunstige afwikkeling dat deze direct klachtenvermindering kunnen realiseren. Een mediale steun kan pijnprovocatie ten gevolge van overmatige druk vanaf de bodem van de schoen op het gewricht verminderen.

Haglund exostose

Haglund exostose is knobbelvorming achter op het hielbeen. Dit wordt veel gezien bij sporters met een holvoet. In dit geval staat het hielbeen meer achterover gekanteld. Hierdoor drukt het achter-bovenste deel van het hielbeen tegen de hielkap. Bij inspectie van de gebruikte schoen vindt men een slijtageplek in de schoen door wrijving van de exostose. Een nieuwe hielvoering zal meer druk op de exostose uitoefenen, dit kan een irritatie van de huid veroorzaken. Hetzelfde is het geval bij een te harde hielkap, zoals vele soorten voetbalschoenen die hebben. In dat geval kan men plaatselijk de hielkap verwarmen en uitduwen om meer ruimte te creëren, of men snijdt een gedeelte van de hielkap weg en vervangt dat door zachter materiaal.
Wanneer de kuitspier een hoge trekspanning uitoefent op het hielbeen, kan het hielbeen reageren met extra botvorming om de aanhechting te versterken. Dit is eveneens een vorm van exostose. Een hakverhoging kan de trekspanning reduceren. Daarnaast kan een kleine hakverhoging in de schoen de ligging van de exostose ten opzichte van de hielkap verbeteren.

Fasciitis plantaris

Ontstekingsbeeld van de fascia plantaris (spier-peesplaat aan de voetzool), meestal ter hoogte van de aanhechting aan het hielbeen, ontstaat doorgaans als gevolg van overbelasting in de vorm van herhaalde overrekking van de spier-peesplaat. Deze overrekking vindt plaats wanneer voorvoet en achtervoet uit elkaar worden getrokken als gevolg van doorbuigen van de mediale lengteboog onder invloed van belasting. Dit wordt versterkt in het geval van overpronatie en kan worden opgevangen door goede ondersteuning van de voet. Van belang is natuurlijk een stabiele schoen, waarin deze ondersteuning wordt gebruikt. Doordat het een slecht doorbloede structuur betreft, die in het dagelijks leven moeilijk te ontlasten is, kan het herstel moeizaam verlopen. Botvorming aan het hielbeen kan röntgenologisch worden vastgesteld. Men spreekt in dat geval van een hielspoor.

Lees ook: Hielpijn of Fasciitis plantaris

Metatarsalgie

Een verzamelnaam voor diverse pijnklachten ter plaatse van de metatarsalia (middenvoetsbeentjes). Deze ontstaan als gevolg van een overbelasting van de middenvoetsbeentjes . De overbelasting zal eerder bereikt worden in het geval van een doorgezakte voorvoet. Hetzelfde geldt voor een harde tussenzool, een voorvoetlanding bij hardlopen of een holvoet waarvan de middenvoet niet draagt. De voorvoet is te ontlasten door het draagvlak van de voet te optimaliseren met behulp van een sportsupplement. Een voorvoetsteun zal de metatarsalia extra opdrukken met als doel de kopjes van de middenvoetbeentjes te ontlasten. Tevens kan hiermee de ruimte tussen de metatarsalia worden vergroot, waardoor bijvoorbeeld zenuwstructuren kunnen worden ontlast. Een duidelijke indicatie voor voorvoetsteun is de Mortonse neuralgie, een zenuwknoopje (neurinoom) dat in de knel komt tussen twee middenvoetsbeentjes. Het kan in bepaalde gevallen nodig zijn de voorvoetsteun te combineren met mediale steun omdat doorzakken van de mediale boog een drukverhogend effect heeft op de voorvoet. Op het moment van afzet heeft steun in de schoen weinig tot geen effect, omdat de steun op dat moment niet draagt. Vanuit de schoen benaderd zal een schoen met een afwikkeling minder druk op de voorvoet uitoefenen dan een schoen zonder afwikkeling.
Let wel dat een sporter die veel op de voorvoet beweegt, zoals een tennisser of een zaalvoetballer, op een vlakke schoen stabieler staat. Zinvol is om van verschillende gebruikte schoenen na te gaan welke schoen de minste klachten geeft en van die schoen de hardheid van de tussenzool en de mate van afwikkeling te bepalen.

Shin splints, beenvliesontsteking

Hier worden deze aandoeningen gezamenlijk benaderd omdat het voet- en schoentechnisch beleid met elkaar overeenkomt. Het zijn klachten gerelateerd aan een ontstekingsreactie van de aanhechting van spierfascie (bindweefselvlies) aan het scheenbeen. Deze overbelasting kan ontstaan wanneer de betrokken spiergroepen te veel arbeid moeten leveren om de voet te stabiliseren. Daarnaast uiteraard ook door een te snelle opbouw van de trainingsintensiteit of een te harde ondergrond. Door de overbelasting ontstaat er een zwelling van een spiergroep welke omgeven wordt door een spierfascie. Als gevolg van deze zwelling komt de spierfascie op spanning. De aanhechting van de spierfascie aan het scheenbeen raakt hierdoor geïrriteerd en reageert met een ontstekingsreactie. Het stabiliseren van de voet zal de belasting van de betreffende spiergroep reduceren. In de meeste gevallen gaan deze klachten gepaard met een overpronatie en een doorgezakt mediaallengtegewelf. Een antipronatieschoen aangevuld met een mediale steun kan dat opvangen. Door voorzichtig de belasting weer op te bouwen, eventueel op een zachte ondergrond, optimaliseert men de omstandigheden voor herstel.

Lees ook: Scheenbeenirritatie / beenvliesontsteking / Shin-splints /Tibiaal Stress Syndroom (T.S.S)

Diverse knieklachten

Ten aanzien van de sportschoen als medeoorzakelijke factor in het ontstaan van knieklachten blijkt in de meeste gevallen een overpronatie of een te snelle onderpronatie aanwezig te zijn. Het gevolg hiervan is een ongunstige stand van de belasting- en werklijnen van het kniegewricht. Verder zal de endorotatie van het onderbeen ten gevolge van de pronatie, een torsiemoment in het kniegewricht veroorzaken. Daarnaast zal de knieschijf minder gunstig sporen, waardoor het contactoppervlak van de knieschijf en het dijbeen negatief verandert. Hierdoor kunnen diverse structuren overbelast raken. Welke structuren dat zijn, is zeer afhankelijk van de stand van de knie, het lichaamsgewicht, het niveau van de musculaire stabiliteit, sporttak en dergelijke. Het gaat te ver om elke knieaandoening apart te beschrijven. Het lateraal frictiesyndroom hierop uitgezonderd.

Lateraal frictiesyndroom of ilio-tibiaal syndroom

De iliotibiale band verloopt aan de buitenzijde van het dijbeen, vertrekkend van boven de heup om aan te hechten aan de buitenzijde van de knie.
Wanneer die spierpees te veel op spanning komt te staan dan wrijft die bij elke beweging over de buitenzijde van de knie. Hierdoor ontstaat er een ontsteking en dit verklaart dan de pijn aan de buitenzijde van de knie. Deze pijn is zeer vervelend en kan zeer scherp zijn. Men noemt dit ook een lopersknie. Het komt ook veel bij wielrenners en wandelaars voor.
Een gunstigere dorsolaterale haklanding kan gerealiseerd worden met behulp van een kleine hakverhoging , of het veranderen van de looptechniek. Het laatste is helaas niet voor iedereen mogelijk. Naar proximaal gaat een deel van de tractus ilio-tibialis over in de laterale bilmusculatuur.
Deze spiergroep kan in het geval van een lateraal frictiesyndroom eveneens gevoelig zijn voor overbelastingsklachten.

Enkeldistorsies

Als de stabiliteit na een enkeldistorsie is verminderd, is het verstandig het enkelgewricht te ondersteunen. Dit kan op verschillende manieren. De enkel brace is bekend en wordt veel toegepast.
Wanneer een brace (nog) niet nodig is, kan een schoen die de gehele enkel omvat, bijvoorbeeld een basketbalschoen, stabiliteit bieden. Er zijn echter sportsituaties waarbij het gebruik van een hoge schoen niet te realiseren is. Veel voetballers willen geen hoge voetbalschoen gebruiken vanwege het verstoorde balgevoel. Hoge hardloopschoenen bestaan niet. In dergelijke gevallen kan een schoen met een breder steunvlak, met name lateraal, anti-supinerend werken. Verder kan een steunzool het draagvlak van de voet vergroten. Door het grotere contactoppervlak van de voetzool worden standveranderingen direct waargenomen, zodat er snel gereageerd kan worden. Naarmate de revalidatie vordert en de actieve stabiliteit van de voet en de enkel toeneemt, kan het gebruik van deze middelen worden afgebouwd.

Blauwe nagels

In het geval van blauwe nagels wordt al gauw aan te kleine schoenen gedacht.
Grotere schoenen aanschaffen lijkt dan de oplossing. Dat is echter niet altijd het geval. Blauwe nagels ontstaan in veel gevallen door het 'klauwen' van de tenen.
Door verhoogde activiteit van de teenbuigers drukken de eind kootjes overmatig op de bodem van de schoen. Men kan in dat geval een verkleuring onder de nagels waarnemen. Als dat veelvuldig gebeurt, kan het blauwe nagels veroorzaken. Aan de binnenzool van de schoen is dan te zien dat de tenen erin gedrukt staan. Het klauwen van de tenen is een reactie op een overbelaste voorvoet of een neiging om stabiliteit te zoeken. Als men de voet ondersteunt of stabiliseert, zullen de teenbuigers zich makkelijker ontspannen.

Blaarvorming

Blaren ontstaan door wrijving in combinatie met druk. In een te ruime schoen heeft de voet mogelijkheden tot schuiven, de pasvorm is dus belangrijk. De druk op een blaargevoelige plek aan de voet kan ontlast worden door de schoen plaatselijk op te rekken of uit te knobbelen. Onder de voet kan dit door een uitsparing in de zool te creëren. Onder invloed van een doorzakkende voet schuift de voorvoet iets naar voren. Hierdoor kunnen blaren onder of aan de zijkant van de voorvoet ontstaan. Steun kan dit voorkomen. De wrijving van de huid kan verder voorkomen worden door sokken met een dubbele laag. De binnenlaag volgt de voet, de buitenlaag volgt de schoen. De twee lagen schuiven ten opzichte van elkaar waardoor wrijving op de huid niet meer plaatsvindt. Blaren ontstaan eerder wanneer de voet vochtig is. Het is daarom belangrijk om geen materialen te dragen waardoor transpiratie toeneemt. Er zijn sokken die gemaakt zijn van een vezelmateriaal dat lichaamsvocht van de voet af transporteert.

Men dient zich te realiseren dat schoenen, supplementen en aanpassingen niet zaligmakend zijn. In bepaalde situaties zal de combinatie met een paramedisch beleid, een (sport)geneeskundig beleid en/of aanpassen van primaire sportomstandigheden het meest waardevol zijn.

Orthesen en schoenaanpassingen

Een orthese is een orthopedisch hulpmiddel om de insufficiënte voet steun te geven en de voetfunctie te verbeteren. Hieronder vallen sportsupplementen of sportsteunzolen.
Orthesen en schoenaanpassingen kunnen bij sportschoen gerelateerde problematiek aangewend worden om mogelijke (mede)factoren in het ontstaan of onderhouden van klachten te beïnvloeden.
Sportsupplementen, individueel aangemeten sportsteunzolen, kunnen uitstekend voor sportactiviteiten worden gebruikt. Wanneer de voet bepaalde bewegingen te veel toelaat, dan kan een sportsupplement uitkomst bieden. Steunzolen die gebruikt worden voor sport dienen aan een aantal eisen te voldoen. Ze moeten licht zijn en stevig genoeg om de enorme krachten te kunnen verwerken. De natuurlijke bewegingen van de voet moeten kunnen plaatsvinden, zodat spieren en banden voldoende geprikkeld worden en sterk blijven. Het supplement mag dus niet te rigide zijn en de steun niet te hoog. De exacte hoogte van een steun is niet te bepalen. De voet maakt tijdens sportbeoefening talloze standveranderingen door. De hoogte van een te vervaardigen steun moet worden ingeschat. Wanneer echter in de praktijk blijkt dat de steun niet de juiste hoogte heeft, moet de zool aan te passen zijn.
Sportbelasting stelt dus hoge eisen aan de supplementen. De materiaalkeuze is hierdoor zeer beperkt. Een geschikte materiaalsoort is Ethyleen Vinyl Acetaat (EVA), dat bijvoorbeeld ook wordt gebruikt als tussenzool voor sportschoenen.
De steun, zoals deze verwerkt is in het sportsupplement, is gebaseerd op een biomechanische beredenering. Met andere woorden, daar waar nodig zal de steun een beweging opvangen. Zolen met een neuroreflectoire werking zijn minder geschikt voor sport, omdat de fysiologische reactietijd van musculatuur langer is dan de tijdsduur van een standverandering.
Op het moment dat de voet na de landing op dit type zool staat, zal een drukpunt geactiveerd worden en een neurologische prikkel veroorzaken. Deze poogt een spiercontractie te stimuleren om de afwikkeling te beïnvloeden. De kanteling van de voet is echter sneller dan de spiercontractie. De spiercontractie is dan te laat waardoor het gebruik van de zool zinloos is.
Met spieractiviteit kunnen bewegingen beïnvloed worden, maar spieractiviteit alleen is niet altijd voldoende. Na het landingscontact bij hardlopen vindt de pronatiekanteling plaats met een kracht van drie tot vijf keer het lichaamsgewicht. Dit gebeurt 300 tot 500 keer per kilometer hardlopen. Spieren met een supinatiefunctie zullen deze pronatiekanteling proberen tegen te werken.
Maar zij kunnen niet voldoende kracht ontwikkelen om drie tot vijf keer het lichaamsgewicht te verwerken. Een combinatie van spiertraining, een sportsupplement en de juiste schoen is in dat geval effectiever. Dit kan uiteraard aangevuld worden met looptechniektraining.
Losse hakstukken of hakverhogingen kunnen, misschien slechts tijdelijk, worden gebruikt om de hiel te liften en zodoende de trekspanning op de kuitmusculatuur reduceren. Een hakverhoging van vijf millimeter kan al zeer effectief zijn. Ter illustratie: om bij rekoefeningen van een pijnlijk rekgevoel naar een licht rekgevoel te gaan, hoeft men de uiteinden van de betrokken spiergroep maar iets naar elkaar toe te bewegen. Verkorting van de kuitmusculatuur door gebruik van een hakverhoging is niet snel te verwachten. Net voor de hiellift komt de kuit nog op spanning te staan. Het gebruik van de hakverhoging zal zich in de meeste gevallen beperken tot sportactiviteiten. Daarnaast kan men een mogelijk verkortend effect tegengaan middels rekoefeningen. Hakverhogingen zijn eenvoudig in de schoen te plaatsen en eventueel vast te lijmen. Het materiaal heeft tevens een dempende functie, maar bedenk dat te zacht materiaal sterk inveert en dus weinig effectieve hoogte bevat bij belasting. Materiaal dat zonder veel moeite te vervormen is, zoals dat het geval is bij de Viscoheel, kan een negatieve invloed uitoefenen op de stabiliteit van het hielbeen. Door gebruik van hakstukken komt men hoger in de schoen te staan. Wanneer men daardoor het gevoel heeft uit de schoen te glippen, kan men de hakverhoging beter onder de schoen tussen bovenwerk en slijtzool aan laten brengen. Dit is met de huidige technieken bij bijna alle typen schoenen mogelijk. Uiteraard geeft een hogere hak minder stabiliteit, men staat immers hoger boven de sportondergrond. Het is daarom aan te raden om ter gewenning wat loopoefeningen te doen.
Wanneer de hakverhoging niet wordt gebruikt om een beenlengteverschil te compenseren, dient men deze beiderzijds toe te passen om de statiek voor de rest van het lichaam zoveel mogelijk gelijk te houden.

bron: J.S. van de Veen, Sportfysiotherapeut, VSO-Papendal

Laatst bijgewerkt: juli 2022

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram